De Fabel van de illegaal 64, mei/juni 2004

Auteur: Eric Krebbers


Rubriek: De politiek van De Fabel

De ideologische wortels

In 1990 richtten activisten uit diverse bewegingen in Leiden politiek informatiecentrum De Invalshoek op, dat later overging in De Fabel van de illegaal. De ideologische wortels van de nieuwe groep lagen vooral in het anti-imperialisme, de autonome beweging en het radicale feminisme. Stromingen die elkaar ideologisch slechts deels overlapten en elkaar verder onderling flink bekritiseerden. Die discussies hebben De Fabel er in de loop de jaren steeds toe aangezet om de radicaal-linkse visie aan te passen en te vernieuwen.

Het anti-imperialisme werd begin jaren 20 ontwikkeld in de Sovjet-Unie. Het was een van origine marxistisch-leninistische ideologie die de strijd van nationale bevrijdingsbewegingen "in de periferie" tegen de heersenden "in de metropolen" centraal stelde. De klassenstrijd in het rijke westen leek verloren en daarom vestigden anti-imperialisten hun revolutionaire hoop meer op de onderdrukten in "de drie continenten". Daar wist het anti-imperialisme miljoenen mensen te inspireren en te organiseren en daadwerkelijk revoluties teweeg te brengen. Anti-imperialisten in het westen probeerden die strijd te steunen, vooral door zelf "in het hart van het beest" eveneens te proberen een revolutionaire tegenmacht te organiseren. "Hun strijd, onze strijd, internationale solidariteit", was een centrale leus.

In 1990 speelde in linkse kringen de anti-apartheidsstrijd nog een belangrijke rol en de anti-imperialisten vormden daarvan de radicale linkervleugel. Ze wilden de Europese medeplichtigen aan de apartheid aanpakken, zoals Shell, en op die manier het noord-zuid conflict ook hierheen halen. In de jaren daarop kwam de anti-imperialistische ideologie echter onder vuur te liggen, vooral vanuit vrij-socialistische en radicaal-feministische hoek. De anti-imperialisten hadden te gemakkelijk allerlei nationalistische bewegingen en reactionaire regimes gesteund. Als de eigen arbeidersklasse niet wil, dan maar een ander "volk", leek men gedacht te hebben. Vooral "de Palestijnen" en hun strijd tegen Israël waren destijds populair, maar bij nader inzien bleek achter het zo prominente anti-zionisme feitelijk vooral antisemitisme schuil te gaan. Wat de kritiek overleefde was alleen de terechte nadruk op de wereldwijde racistische en neo-koloniale verhoudingen. In sommige kringen is de kritiek helaas nauwelijks doorgedrongen en leeft het ouderwetse anti-imperialisme tegenwoordig weer op.

De autonome beweging ontstond in de jaren 60 in Italië vanuit kritiek op de communistische partij. Die domineerde het linkse politieke landschap volkomen en had zich neergelegd bij het spelen van een parlementaire bijrol. Onder de vlag van "arbeidersautonomie" ageerden jonge activisten tegen de saaie burgerlijkheid van de partij en tegen de hiërarchische verhoudingen daarbinnen en in de samenleving als geheel. Ze wilden de arbeidersstrijd nieuw invullen, maar zich daartoe niet beperken. Ook uiteenlopende thema's als onderwijs en seksuele vrijheid hadden hun aandacht. De autonomen ontwikkelden zo gaandeweg een activistisch en militant communisme met sterk anarchistische trekken.

Eind jaren 70, begin jaren 80 kwamen ook in Zwitserland, Duitsland en Nederland autonome bewegingen op. Dat was een reactie op het vastlopen van de linkse beweging van begin jaren 70 in de sociaal-democratie en allerlei orthodoxe communistische partijtjes. De autonomen waren enorm energiek en werden al snel actief op allerlei politieke terreinen, zoals anti-fascisme, anti-militarisme en anti-kernenergie, maar vooral kraken. "De beweging", zoals de autonomen zich met hun typische bravoure noemden, bracht links een verfrissend activisme, een nieuw gevoel van zelfbepaald leven en een enorme militantie. Maar tegen 1990 begonnen de nadelen steeds duidelijker te worden. De autonomen wisten niet te verbreden en bleven in hun eigen subcultuur hangen. Ook was er een schrijnend gebrek aan organisatie en heldere structuren, waardoor de beweging geen macht kon opbouwen en waardoor meestal de mannen met de grootste bekken het voor het zeggen hadden. Kritiek daarop kwam vooral van radicale feministes die het in die kringen vaak niet gemakkelijk hadden. Van "de beweging" is een decennium later vooral het bewustzijn gebleven dat een werkelijk strijdbare actiebeweging altijd buiten het parlementarisme om en tegen de instituties in moet gaan.

Het moderne feminisme, tenslotte, is zo rond 1870 begonnen. De feministes van die eerste golf streden vooral voor arbeid, beter onderwijs en kiesrecht voor vrouwen. Ook vochten ze tegen de dubbele moraal op seksueel gebied. Na de invoering in 1919 van het actief kiesrecht voor vrouwen kwam de klad in de beweging. Vanaf ongeveer 1965 kwam er echter een tweede feministische golf op die aan de oude strijdpunten thema's toevoegde als seksueel geweld, huwelijk en gezin. Onder het motto "het persoonlijke is politiek" brachten radicale feministes de politieke strijd ook de slaapkamer in. Ze stelden daarbij de heteronorm ter discussie en bonden de strijd aan met seksueel geweld via onder meer de blijf-van-mijn-lijf-huizen.

Ten tijde van de oprichting van De Fabel-groep waren radicale feministes bijzonder actief in radicale linkse bewegingen. Vaak tegen de mannenmacht in moesten ze zich een positie bevechten. Ze brachten nieuwe thema's in en eisten dat traditionele thema's niet langer gender-neutraal bekeken zouden worden. Zonder anti-patriarchale analyse zal links de wereld niet kunnen begrijpen, stelden ze terecht. Rond diezelfde tijd begonnen echter ook een aantal zwakke punten van het feminisme in het oog te springen. Het bleek zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen weinig te bieden te hebben. Verder dreigden sommige radicaal-feministische verbanden tot praatgroepen te worden en hun feminisme tot emancipatie te verwateren met als doel inpassing van vrouwen in het systeem. Veel feministes vertrokken naar de universiteit. Toch is het de verdienste van het radicaal-feminisme dat bij linkse organisaties als De Fabel het patriarchaat definitief op de kaart gezet is, en dat men daar doordrongen is geraakt van het besef dat het persoonlijke ook politiek is.

Terug