De Fabel van de illegaal 65/66, zomer 2004

Auteur: Harry Westerink


Column: Dwarsligger

De hotemetote en de bolleboos

Vanuit de hoogte van hun spiegelglasgebouwen kijken de regenten neer
op de vreemdelingen die zijn afgewezen voor een bestaan
in het vernederland met zijn normen als wormen en zijn waarden als maden.
De bazen en bonzen zitten schoon en fris en gladgekamd en goedgebekt
achter hun glimmende bureaus die de vorige avond zijn gereinigd
door een Marokkaanse schoonmaakster die haar plaats weet
en op de werkvloer de strijd tegen stof en vuil van onderop organiseert
en dus door de knieën gaat
en het spuug en kwijl van de bewindslieden opdweilt
en de propjes opraapt
waarmee melige kantoorklerken elkaar 's middags beschieten
omdat ze 's morgens hun neus al hebben leeg gegeten.

De bestuurders strijken hun stropdas plat of vegen de pluisjes van hun rok.
Ze kuchen veelbetekenend of lachen schamper.
Ze buigen zich over een dossier
of een reorganisatieplan in een vergevorderde fase
of een beleidsstuk dat nog in de ambtelijke molens zit
die langzaam malen,
maar wel de hoop vermorzelen
van de vluchtelingen die eindeloos in de rij staan
en zich zitten te verbijten
in de wachtkamers van het vernederland
om uiteindelijk "nee" te horen te krijgen.
En in de hoogste sferen geeft een hotemetote van een minister het bevel
aan een leger ondergeschikten
om een oorlogsverklaring op te stellen
en aan te vangen met de gevechtshandelingen
tegen de naamlozen zonder papieren en zonder gezicht.

De hotemetote van een minister gaat onderhandelen
met een bolleboos van een burgemeester
over een uitzetkamp voor de buitenlanders
die uit het zicht schijnen te moeten verdwijnen van de binnenlanders.
"Ik wil op uw grondgebied een vertrekcentrum", eist de hotemetote
en de bolleboos knikt en slikt en stikt in zijn kruiperigheid.
"Met alle respect", aarzelt de bolleboos,
"maar mag ik u er toch nog op wijzen
dat dit soort mensen problemen geven en overlast veroorzaken,
want ze willen niet terug naar hun thuisland.
Ze hangen rond op straat en gaan zwerven en stelen en geweld plegen.
Alstublieft, kunt u ons 20 of 30 of 40 politie-agenten extra geven,
om zo de openbare orde beter te kunnen handhaven?"
Maar de hotemetote is er woedend over
dat dit onderdeurtje van een bolleboos voorwaarden durft te stellen,
want zij en zij alleen is het en mag het zijn
die wikt en weegt en beschikt
over de macht om te eisen en te dwingen.
En grimmig kapt de hotemetote het overleg met de bolleboos af.

Velen in de gemeente van de bolleboos van een burgemeester juichen,
want dankzij hun bloedeigen bolleboos komt er in hun stad geen uitzetkamp.
Ze vinden dat hij een rechte rug heeft getoond
en in het heetst van de strijd op de bres is blijven staan
voor de vluchtelingen zonder bed, bad en brood.
En met een gladgestreken smoel verklaart de bolleboos:
"We leven toch in een fatsoenlijk land
dat opkomt voor de zwakken en verdrukten."
Hij krijgt als dank bloemen aangeboden
en de loftuitingen laat hij zalvend en minzaam over zich heenkomen.
Zo speelt hij mooi weer,
alsof hij een goede daad heeft verricht
door meer geld en smerissen te vragen
om meer vluchtelingen het leven zuur te maken.
Maar de grensgevangenissen zijn er al
en als het aan de hotemetote ligt komen de uitzetkampen er
hoe dan ook en waar dan ook
in het fatsoenlijke vernederland van de mensenjacht.

Terug