De Fabel van de illegaal 68, januari/februari 2005

Auteur: Eric Krebbers


Van Gogh was een irritant reactionair mannetje

Over de doden niets dan goeds. SP-voorman Jan Marijnissen sprak van een "topgozer" en GroenLinks-fractievoorzitter Femke Halsema noemde Theo van Gogh "een humorvolle beroepsprovocateur" die "nooit zijn betrokkenheid verloor". Hij had ten onrechte "de reputatie een racist te zijn. Dat was hij niet", meende redacteur Alex van Veen van actieblad Ravage. Maar Van Goghs uitspraken tonen aan dat hij wel degelijk een racist was, en bovendien een seksist en een antisemiet.

In zijn eerste speelfilm "Luger" (1981) liet Van Gogh al met sadistisch genoegen een gangster zijn pistool in de vagina van een vrouw duwen. In de 23 jaar daarop heeft hij zich heel vaak uiterst minachtend uitgelaten over vrouwen en het feminisme, en over homo's die hij als "kwijlende chocoladeridders" betitelde. "De meeste vrouwen vind ik babbeldoosjes. Vrouwen denken niet met hun hoofd, maar met hun kut", schreef hij. "Het moederschap is de kroon op jullie vrouw-zijn!", riep hij ook vaak. Naar feministische auteurs refereert hij bijvoorbeeld als "de fossiele schaamlipjes van Vrij Nederland en Opzij". Hij hekelt sowieso alle kritische vrouwen: "De meisjes van 50 van nu zijn geen kritiek gewend. Ze zijn het product van een tijd die in het teken stond van "Wij vrouwen eisen". Nooit weersproken, altijd het morele gelijk gekregen en nu alleen naar bed." Want de 47-jarige Van Gogh onthulde namelijk dat hij alleen nog relaties wilde met zeer jonge vrouwen, zonder - zoals hij schreef - "hangtieten".

Op losrammen

Tijdens een discussie over geweld binnen het huwelijk riep hij eens dat vrouwen niet moeten zeuren. "Misschien is een meneer die er flink op losramt wel heel aantrekkelijk voor sommige dames." Het was dan ook zeker niet de emancipatie van de vrouw die hem dreef om met VVD-Kamerlid Ayaan Hirsi Ali de korte film "Submission" te maken. Daarin worden koranteksten over de onderschikking van de vrouw geschilderd op vrouwenlichamen. De film zet Van Goghs jarenlange racistische hetze tegen de islam kracht bij. In zijn columns en andere teksten noemt hij moslims consequent "geitenneuker", of bijvoorbeeld "pooier van de profeet" of "schoenpoetser van Allah". Moslims zijn volgens Van Gogh "boodschappers van de achterlijkste duisternis" en hij beweerde "dat de islam een geloof is dat onze vrijheden bedreigt".

Dat was ook de boodschap van zijn veelgeprezen tv-serie "Najib en Julia", aldus de tekstschrijver Justus van Oel: "Voor hem was het oorlog, en hij meende het. Daarom veranderde hij ook welbewust de laatste scène van Najib en Julia. Helemaal aan het eind zouden, volgens mij, de moeders van Najib en Julia elkaar ontmoeten. Even kijken, één kus. Met als boodschap: wat er verder ook aan de hand is, de ene moeder die een kind verloor begrijpt de andere. Een vonkje van hoop, aan het slot van een totale tragedie. Zo zag ik het voor me omdat ik inderdaad geloof dat er altijd hoop is. Er is toekomst voor gemengd Nederland. Samenleven kan, trouwens, je zult wel moeten. Ondanks alles. Maar Van Gogh verdomde het uiteraard om Najib en Julia met één seconde multicultureel begrip af te sluiten. Wat hij, via Najib en Julia, er in wilde stampen was de totale onmogelijkheid om vredig samen te leven met overtuigde islamieten. De reden dat Theo graag een Najib en Julia-verhaal wilde maken, kwam dus wel degelijk uit zijn politieke columnistenbrein. Die tv-serie moést beroerd aflopen, tot in ieder detail, tot het bittere einde. Er mocht geen hoop zijn." (1) Tot zover Van Oel.

Rug recht

Van Gogh was logischerwijs fan van de racistische rechts-populist Pim Fortuyn, die hij steeds "de goddelijke kale" noemde. Voor zijn dood was Van Gogh bezig met een film over de dood van zijn held, samen met de rechtse 'samenzweringsdeskundige' Tomas Ross. Hij was overigens ook erg enthousiast over de deportatiegolf van minister Verdonk. "Rita, hou je rug recht", zei hij tegen haar naar aanleiding van het groeiende protest tegen de deportatie van de 26.000 afgewezen vluchtelingen die al jarenlang in Nederland wonen.

Van Gogh grossierde ook in antisemitische uitspraken. Zo liet hij begin jaren 80 in een stuk in het Amsterdamse universiteitsblad Folia de joodse schrijver Leon de Winter het "Treblinka-liefdesspel" bedrijven "met een stukje prikkeldraad" om zijn "snikkel". Ook fantaseerde hij over "copulerende gele sterren in de gaskamer". Zo reproduceerde hij de antisemitische mythe van de allesoverheersende perverse seksuele driften van joden. Die zouden volgens Van Gogh dus zelfs in de gaskamers de overhand hebben gehad. Ook beweerde hij dat de joodse historica Evelien Gans in haar "vochtige dromen" seks zou hebben met Mengele. Volgens de antisemitische traditie hebben joden altijd contact met de duivel gezocht, in dit geval dus met de gewetenloze concentratiekamparts.

Van Gogh verpakte zijn antisemitisme graag in 'humor'. Zo liet hij de joodse tv-presentatrice Sonja Barend bij een kampbarak zeggen: "En morgen gezond weer op". En zo stelde hij voor om een vrolijke familiefilm te maken "over een klein meisje dat de halve oorlog door de Gestapo belt: kom me halen, kom me halen, mijn dagboek is klaar!... en ze komen niet". Ook 'grapte' hij: "Wat ruikt het hier naar karamel? Vandaag verbranden ze alleen de suikerzieke joden". Van Gogh vond dat joden hun zwarte verleden misbruikten, en dat er een einde moest komen aan "dat gezeur" over de shoah. Met dit soort 'grappen' wilde hij de concentratiekampen banaliseren. Maar zo bouwde hij op zijn manier wel mee aan de ontkenning van de ellende van Auschwitz.(2)

Noten

Terug