De Fabel van de illegaal 71/72, zomer 2005

Auteur: Eric Krebbers


Het volksnationalisme van filosoof Ad Verbrugge

Sinds de publicatie van zijn boek "Tijd van onbehagen" in 2004 spreekt Ad Verbrugge steeds vaker op allerlei filosofiebijeenkomsten. Wellicht geïmponeerd door zijn zorgvuldig gecultiveerde filosofenuitstraling, noemen sommige progressieve journalisten Verbrugge een "uitdagende jonge filosoof" die diepgang brengt in actuele politieke discussies. De oerconservatieve docent wijsbegeerte blijkt echter weinig te begrijpen van historische en maatschappelijke processen. Hij promoot een simpel, maar uiterst gevaarlijk religieus volksnationalisme.

Verbrugge doceert aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Eerder werkte hij onder meer aan de Leidse universiteit en bij diverse politiekorpsen. Net als een groeiend aantal andere publicisten probeert Verbrugge het volksnationalistische ideeëngoed uit de jaren 30 weer salonfähig te maken. Zowat om de bladzijde verwijst hij instemmend naar filosofen die de bouwstenen voor het nazisme aandroegen, zoals Carl Schmitt, Oswald Spengler, Friedrich Nietzsche, Martin Heidegger en Carl Gustav Jung. En tussendoor promoot hij ook nog eens hedendaagse ultra-conservatieve cultuurcritici als Benjamin Barber, Neil Postman, Samuel Huntington, Francis Fukuyama en Alasdair MacIntyre. Andere bronnen hanteert de "uitdagende jonge filosoof" vrijwel niet.

Cultuurgemeenschap

Net als bij andere volksnationalisten, draait bij Verbrugge alles om "de volksgemeenschap" en zijn "cultuur". En om de staat, "de zelfbewuste institutionalisering" van "de bezielde cultuurgemeenschap", zoals Verbrugge beweert. Die "cultuurgemeenschap" zou volgens de volksnationalisten voortdurend bedreigd worden. Via het oproepen van zo'n sfeer van bedreigingen denken ze de geesten rijp te kunnen maken voor extreem-rechtse maatregelen en ingrepen, vooral bedoeld om "het volk" onder hun "bezielende leiding" bijeen te krijgen of te houden.

De volksnationalistische ideologie kenmerkt zich door een morbide fascinatie voor oorlog en geweld. Wanneer "een gemeenschap" oorlog voert om te overleven is volgens Verbrugge alles geoorloofd. "Slechts de absolute wil van de gemeenschap geldt hier. Daaraan is alles, maar dan ook alles ondergeschikt. En daarvoor wordt dus uiteindelijk ook met de onschuldige dood betaald - hoe wreed dat ook mag klinken." Het zou dan uitsluitend nog gaan om het "recht van de sterkste", en "het sterke is hier het goede", meent Verbrugge. "Cultuurgemeenschappen" zouden alleen kunnen voortbestaan wanneer zijn leden bereid zijn tot noodzakelijk geweld om de leden van de andere "cultuurgemeenschap" te doden. Ieder "volk" moet van hem dan ook zijn "voorgeslacht eren", dat "bloed heeft geofferd voor het eigen bestaan". Als het erop aan komt, mag niemand kiezen voor "iets anders dan zijn eigen gemeenschap", want die zou namelijk "heilig" zijn.

Vanzelfsprekend acht Verbrugge "de Nederlandse gemeenschap" met zijn vermeende "Hollandse handelsgeest, werklust, soberheid en discipline" de beste. "De aard van onze eigen cultuur" zou verbonden zijn met een "voorchristelijke oerziel". Maar door het gebrek aan aandacht voor "de culturele traditie" zou "onze cultuurgemeenschap" verzwakken. Om die nu weer te "bezielen" moeten de "eigen taal" en allerlei "gemeenschappelijke symbolen" als het koningshuis, herdenkingen en feesten meer gecultiveerd worden. Belangrijk daarbij zou ook de "volksgeschiedenis" zijn "met de grote gebeurtenissen en ondernemingen die het volk zijn eigen identiteit geven".

Bloed- en aardeband

Bij het volksnationalisme hoort een bloed-en-bodem theorie. Volgens Verbrugge moet elke "cultuurgemeenschap" per definitie gebonden zijn aan bepaalde territoriale grenzen. En om deel uit te kunnen maken van zo'n "cultuurgemeenschap" zouden individuen dus een "bloed- en aardeband" moeten hebben. Individuele rechten zouden de "uitdrukking van de algemene wil van een gemeenschap" vormen en zouden zodoende alleen door staten verleend kunnen worden. Wanneer een staat zijn burgers echter minder of helemaal geen rechten verleent, dan mag men daar niet tegen protesteren, zo vindt Verbrugge, want "het volk is recht en moraal tegelijk". Mensenrechten zouden sowieso een kosmopolitisch verzinsel zijn, en simpelweg niet kunnen bestaan omdat ze niet op "een cultuurgemeenschap" betrokken zijn.

Verbrugge keert zich om vergelijkbare redenen ook tegen de EU, alweer zo'n levensbedreiging voor "onze cultuurgemeenschap". De Unie zou namelijk niet "geworteld" zijn in een "volksgemeenschap", maar net als het communisme via een "ideologisch rationaliseringsproces" juist alle "culturen" wegvagen. De "ontwortelde" Europese bestuurlijke elite zou zo de "Europese ziel" verwoesten. Verbrugge wil af van het "verzonnen ideaal" van de EU en terug naar "de echte cultuurgemeenschappen" met hun soevereiniteit en strenge grenscontroles. Daarbij zouden "de pompeuze handgebaren van Chirac, de bouwvakkersretoriek van Schröder, de ijdelheid en arrogantie van Berlusconi" trouwens helemaal niet bij "ons" passen. Balkenende, Kok en Lubbers zouden daarentegen herkenbaar en echt van "onszelf" zijn.

Volksaard

Weer een andere bedreiging voor "onze cultuurgemeenschap" vormen de migranten. Die zouden onder meer zijn binnengehaald vanwege "de morele zelfvoldaanheid over het helpen van asielzoekers". Hun "massale toestroom" zou "de infrastructuur van ons land onder druk gezet" hebben en onder meer een "enorme stijging van de huizenprijzen" veroorzaken. Het zou volgens Verbrugge "de afkeer van de eigen (christelijke) traditie" zijn die "ervoor gezorgd heeft dat de 'ander' met open armen werd ontvangen". Hij meent dat "onze burgerrechten te gemakkelijk uitgedeeld" zijn, want "een deel van de islamitische gemeenschap wil kennelijk niet echt tot het westen behoren". Misschien is er over 50 jaar wel een moslimmeerderheid in de grote steden die zich wil gaan afscheiden van Nederland, zo filosofeert hij. In ieder geval blijft "de Nederlandse aarde en volksaard" hen nu al vreemd. Moslims zouden hun "levenskracht" slechts uit "het oude vaderland" ontvangen door alleen met leden van de eigen "cultuurgemeenschap" te willen trouwen. Deze volgens Verbrugge "bewuste cultuurpolitiek" van "de moslimgemeenschap" zou neerkomen op "etnische discriminatie". En daar moet van hem nu eens een eind aan gemaakt worden.

"De moslimgemeenschap" zal volgens Verbrugge "hoe dan ook Nederland als haar nieuwe vaderland moeten aanvaarden" en deel moeten gaan uitmaken van "de Nederlandse gemeenschap". Om "onze eigen cultuurgemeenschap" veilig te stellen mag men hen daartoe best dwingen en zelfs gerust het principe van de rechtsgelijkheid loslaten. Sowieso moet de multiculturele samenleving afgeschaft worden, want zonder "culturele eenheid" zou de democratie niet kunnen bestaan. Gedwongen integratie zou volgens Verbrugge noodzakelijk zijn, want "de cultuur" van veel migranten zou ofwel "achterlijk" zijn, waardoor ze een "culturele inhaalslag" zouden moeten maken, ofwel anders zijn, en dan zouden ze afstand moeten nemen van "hun oude cultuur en gemeenschap".

"De cultuurgemeenschap" zou overigens ook van binnenuit bedreigd worden, in de eerste plaats door het individualisme. Verbrugge zegt genoeg te hebben van "de naïeve droom van vrije en gelijkwaardige personen". Volgens hem is "de cultuurgemeenschap" veel belangrijker dan zijn leden, en kan "de gemeenschap" hen vrijheid schenken, maar hen ook via de staat dwingen om de persoonlijke vrijheid op te geven, of om afstand te doen van hun eigendom, en zelfs "om te sterven voor het eigen land". En dat zou geen onrecht zijn. Integendeel, de burger zou dat allemaal zelf moeten willen, gedreven door "een bovenindividuele bezieling". Burgers zouden bereid moeten zijn om "het heilige offer te brengen om de eigen levensbestemming te vinden, ten behoeve van de gemeenschap". Willem van Oranje zou zo bijvoorbeeld "grootse en nobele daden" hebben verricht voor "het vaderland".

Gepeupel

Een andere bedreiging zou "het gebrek aan liefde voor de eigen cultuur" zijn. De Nederlandse bevolking, en dan vooral de jeugd, zou door dat "cultuurverlies" tot "gepeupel" zijn verworden dat weinig anders doet dan "verveeld tv-kijken", spelen op de computer en luisteren naar vormen van popmuziek die niet zouden deugen, zoals death metal, gangsta rap en trance. Vol walging beschrijft Verbrugge hoe "het gepeupel" samenkomt bij danceparty's en voetbalwedstrijden van het Nederlands elftal. De "verwaarlozing van de cultuur" zou vooral veroorzaakt worden door het ontbreken van gezagsverhoudingen op school en in het gezin. Verbrugge vindt dat "onze cultuurgemeenschap" deze bedreiging moet tegengaan via inperking van de persoonlijke vrijheid. Er zouden ook zwaardere straffen moeten worden uitgedeeld en een "herstel van de verticale verhoudingen" zou noodzakelijk zijn. Volgens de "uitdagende jonge filosoof" zou het een symbool van verwendheid zijn wanneer men tegen deze maatregelen protesteert. Zo'n inperking zou namelijk onontkoombaar zijn als "we" de "samenhang van de cultuurgemeenschap" willen "afdwingen" die hard nodig zou zijn om te kunnen overleven.

"De feitelijke ongelijkheid en ongelijkwaardigheid tussen mensen zijn met het sociale en culturele milieu en de plaats van de geboorte gegeven", zo meent Verbrugge, en daar moet men geen verandering in willen brengen. Hij pleit dan ook voor "een samenleving waarin niet allen gelijk zijn, maar juist ieder een eigen plaats heeft waar hij zich thuis voelt". Juist door de acceptatie van machtsongelijkheid zouden "volksgemeenschappen" gezond blijven, beweert Verbrugge. De leden daarvan zouden "hun saamhorigheid in het verschil" moeten ervaren. Herverdeling van de rijkdom noemt hij een "totalitair onrecht". Er zouden nu eenmaal verschillen zijn in bijvoorbeeld de aanleg en luiheid van bevolkingsgroepen. Bovendien zou een "uitbundige verzorgingsstaat" de "gemeenschapsbanden" maar ondermijnen omdat mensen elkaar niet meer hoeven te helpen. De aartsconservatief Verbrugge is faliekant tegen elke vorm van communisme en socialisme. En ook van het liberalisme met zijn "ongebreideld consumentisme" moet hij vanzelfsprekend niets hebben. Maar met het kapitalisme als zodanig heeft hij geen probleem.

Nationale kerk

Verbrugge beweert dat "de Nederlandse cultuurgemeenschap" ten onder dreigt te gaan aan een gebrek aan religie, volgens hem de kern van iedere "cultuur". Er zou tegenwoordig teveel rationaliteit zijn. Maar het doet er niet toe of een geloof waar is, zegt Verbrugge. Religie is volgens hem "de bovenindividuele verheffing van een god in een volk dat van daaruit zijn levenskracht, richting en zin ontvangt". Via zijn religie zou "een volk" dus "zijn plaats in de kosmos" weten. Verbrugge pleit daarom ook voor "nationale kerken waarin god in eenheid met het eigen volk wordt ervaren". Hij wil dat de vroegere religieuze gebruiken terugkeren, zoals de kerkgang en de gebeden voor de maaltijd of het slapengaan. Hij klaagt dat het huwelijk tegenwoordig niet "heilig" meer is en zelfs open staat voor homo's. Verbrugge vindt het schandalig dat het huwelijk afhangt van "particuliere voorkeur" en gemakkelijk verbroken kan worden, want het gezin zou "de natuurlijk omgeving" zijn waar "gemeenschapszin" bijgebracht wordt. Hij vindt het ook niet goed dat veel kinderen hun ouders bij de voornaam noemen en niet langer de "heilige" begrippen vader en moeder gebruiken.

De afbraak van "het heilige" zou volgens Verbrugge leiden tot ondermijning van "de cultuur" en dus van "de volksgemeenschap". Die zou "het heilige" nodig hebben omdat het "ons ontzag inboezemt" en "ons" in zou doen zien dat God en "de gemeenschap" veel "groter en belangrijker zijn dan wijzelf". Volgens Verbrugge "ontvangt" het individu via de religie "zijn levensbestemming". En die zou natuurlijk in de eerste plaats bestaan uit het dienen en voortzetten van "de cultuurgemeenschap". Volgens Verbrugge "dooft" nu helaas "de wil tot voortplanting uit" en zou men niet langer "de geest van zijn land of volk in leven houden, een cultuur voortzetten".

Terug