De Fabel van de illegaal 80/81, winter 2007

Auteur: Ellen de Waard


Afrekenen met Srebrenica

Het begon toen voormalig journalist Freek van Workum zich eens verdiepte in het dossier van een afgewezen Bosnische vrouw. Daarop raakte hij nauw betrokken bij de groep vluchtelingen die jaren na de massamoord op de inwoners van Srebrenica alsnog asiel zochten in Nederland. Van Workum bestudeerde 170 dossiers van deze "late vluchtelingen". Over de ongerijmdheden daarin schreef hij een rapport met de dubbelzinnige titel "Afrekenen met Srebrenica".(1)


Inspectie van een recent opengelegd massagraf nabij Srebrenica
Op 22 oktober 2006 bood hij het rapport aan de Tweede Kamer aan. Op 13 september had minister Verdonk echter al verklaard: "Nederland is op diverse manieren tegemoet gekomen aan Bosnische asielzoekers die de val van Srebrenica hebben meegemaakt. Zowel het kabinet als de Tweede Kamer zijn thans echter van mening dat het niet langer nodig is een ruimhartig toelatingsbeleid voor Bosnische asielzoekers te voeren."

Ereschuld

"Bij de val van de enclave Srebrenica in juli 1995 vonden 8.000 Bosnische mannen, vrouwen en jongens de dood. Nederlandse militairen waren niet in staat deze eerste genocide na de Tweede Wereldoorlog op Europese bodem te verhinderen. De presentatie van het NIOD-rapport was in 2002 aanleiding voor het kabinet Kok II om af te treden. Ook de premier van het daaropvolgende kabinet erkende dat Nederland medeverantwoordelijkheid droeg voor het drama", aldus Van Workum.(2) "Tegen deze achtergrond werd in de Tweede Kamer en de vaste Kamercommissie voor Justitie de afgelopen jaren met grote regelmaat gedebatteerd over de positie van 'late' vluchtelingen uit Srebrenica, die over het algemeen na februari 2000 en voor 1 april 2001 naar Nederland kwamen. De minister van Vreemdelingenzaken heeft de Kamer bij herhaling de verzekering gegeven dat de asielaanvragen van deze vluchtelingen uiterst zorgvuldig en ruimhartig zouden worden beoordeeld."

Van Workum was rond 2000 nog voorstander van het weren van grote groepen vluchtelingen. Hij stond daarom ook achter de invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet in 2001. De propaganda dat het asielbeleid "streng maar rechtvaardig" was, had zijn werk gedaan. Van Workum geloofde dan ook dat de overheid de "late Srebrenica-vluchtelingen" coulant zou behandelen als inlossing van een soort ereschuld. Het tegendeel blijkt waar. Het rapport van Van Workum staat vol voorbeelden van manieren waarop de asielprocedure volkomen wordt uitgehold. Toch is dat nauwelijks nog schokkend te noemen. De UNHCR, de Nationale Ombudsman, actiegroepen, politici, advocaten en rechters hebben allemaal al eerder laten zien dat Nederland op armetierige wijze invulling geeft aan het begrip "asiel verlenen". De "onzorgvuldigheden" daarbij zijn zo structuureel van aard dat niet volgehouden kan worden dat het gaat om bedrijfsongevalletjes van de IND. Vluchtelingen worden daarnaast doelbewust weggezet als leugenachtig en crimineel om ze zo de toegang tot Nederland te kunnen weigeren.

"Wij weten alles al"

Verdonk claimde dat de dossiers meerdere malen "zorgvuldig, welwillend en ruimhartig" zouden zijn bekeken. Maar dat is een flagrante leugen. Overigens waren ook Verdonks voorgangers Nawijn en Cohen verantwoordelijk voor de slechte behandeling van "de late Srebrenica-vluchtelingen". In zijn rapport maakt Van Workum inzichtelijk hoe het mogelijk is dat er uiteindelijk van deze "welwillend" benaderde vluchtelingen procentueel nog minder mogen blijven dan bij alle andere asielverzoeken. Hij kwam veel willekeur tegen, en ook grove onzorgvuldigheid, onjuiste en onvolledige informatie, incomplete dossiers met hiaten, gewantrouwde Servische tolken, intimidatie en slechte advocaten.

Opvallend noemt hij de verslaglegging van het nader gehoor waarbij ruimte is voor een zogenaamd "vrij asielrelaas". De samenvattingen blijken allemaal ongeveer even lang, ongeacht hoe lang de vluchtelingen aan het woord waren. Van de grote meerderheid van de vluchtelingen hoorde Van Workum dat zij niet eens de kans kregen uitvoerig over de oorlog te verhalen. "De terugkerende zin van de IND-rapporteurs was deze: "Over de val van Srebrenica hoeft u niets te vertellen, daar weten we alles van"", aldus Van Woerkum. Verbijsterd vraagt hij zich af: "Zijn dit de getuigenissen van de overlevenden van de eerste genocide na de Tweede Wereldoorlog in Europa? Toon en inhoud doen dat vaak niet vermoeden."

Belangrijke klanten

De herinneringsmedaille voor Dutchbat III
"Dat in de wondere wereld van het vreemdelingenrecht alles draait om "zorgvuldigheid" gelooft alleen de minister van Vreemdelingenzaken nog", verzucht Van Workum sarcastisch. Hij komt met een aantal fundamentele vragen en rake observaties. "Hoe redelijk en oirbaar is de staande praktijk om fouten van de advocaten of de IND altijd toe te rekenen aan de onderliggende partij, de asielzoeker? Waarom heeft de rechter niet meer ruimte om het werk van de IND inhoudelijk te toetsen en eventuele hiaten in dossiers op te vullen en fouten te repareren?" En passant geeft hij wetenschappers nog een veeg uit de pan. Een aantal "meer gezaghebbende juristen" wilde namelijk niet meewerken aan zijn onderzoek. "De IND en het ministerie van Justitie zijn voor verschillende universiteiten belangrijke klanten. Was dat de reden?", luidt zijn retorische vraag.

De regering heeft nog altijd boter op het hoofd in de kwestie Srebrenica. Op 4 december heeft minister Kamp van Defensie ongeveer 850 militairen de speciale "draaginsigne Dutchbat III" toegekend "als symbool van erkenning". De soldaten zouden onder "moeilijke omstandigheden naar eer en geweten hebben gefunctioneerd en ten onrechte gedurende langere tijd in een negatief daglicht zijn gesteld". Kamp ontkrachtte zo uitlatingen van eerdere Nederlandse regeringen die zich medeverantwoordelijk achtten voor de massamoord. Met de insigne wordt misschien recht gedaan aan militairen die getraumatiseerd zijn en worstelen met hun geweten. Maar aan toezeggingen om recht te doen aan de getraumatiseerde vluchtelingen wordt geen gehoor gegeven.

Noten

Terug