De Fabel van de illegaal 84, mei/juni 2007

Auteur: Sandor Schmits


Remigranten afgeschilderd als profiteurs

Keer op keer worden er maatregelen voorgesteld om Turkse en Marokkaanse remigranten hun rechten te ontnemen. Velen van hen hebben zich letterlijk kapot gewerkt voor Nederlandse bedrijven, maar toch worden ze steevast neergezet als profiteurs “die maar op onze kosten leven”. Maar ook migranten die besluiten hier te blijven, liggen regelmatig onder vuur. Gaat het niet over hun huisbezit, dan wel over medische zorg op vakantie in Marokko.


(foto: Pauline Krebbers)
In de jaren 60 en begin jaren 70 ging het economisch zeer goed in West-Europa. Er ontstond een dringend tekort aan arbeiders, vooral in de zware industrie. Daarom werden er op grote schaal arbeiders geworven in Marokko en Turkije.(1) Veel van die eerste “gastarbeiders” gingen na verloop van tijd weer terug. Maar zolang het tekort aan arbeidskrachten voortduurde, kwamen er ook regelingen om het aantrekkelijker te maken om hier te blijven. De mogelijkheid werd bijvoorbeeld geboden om familie te laten overkomen. Veel Turkse arbeiders wilden sowieso liever blijven vanwege de slechte politieke situatie in Turkije. Een groot aantal migranten heeft door het zware werk dat ze gedaan hebben last van ernstige lichamelijke klachten. Velen zitten daardoor in de WAO.

Remigratiewet

In de jaren 80 en 90 heerste er grote werkloosheid, en de vraag op de arbeidsmarkt naar ongeschoolde arbeid nam snel af. Om de afvoer van overtollige en onbruikbare arbeidskrachten te organiseren zijn er in de loop der jaren diverse regelingen ingevoerd. Ter vervanging van twee regelingen uit 1985 werd in 2000 de Remigratiewet van kracht.(2) Die heeft betrekking op Turkije, Marokko, Suriname, Tunesië, Kaapverdië, de staten van het voormalig Joegoslavië, de Molukken, Griekenland, Italië, Portugal en Spanje. Afhankelijk van de leeftijd en de duur van het verblijf van de aanvrager kan er van alles geregeld worden. Remigranten hebben recht op een kleine uitkering, een ziektekostenverzekering en een meerjarig visum voor familiebezoek. Partners en kinderen die met de remigrant meegaan, houden ook bij scheiding of zijn overlijden recht op een uitkering. Deze kwesties waren voorheen minder goed geregeld. Ook werd de minimumleeftijd voor remigratie-uitkeringen verlaagd van 50 naar 45 jaar, de leeftijdsgroep waarin veel overtollige arbeiders zitten. Daar staat tegenover dat de remigrant afstand moet doen van de Nederlandse nationaliteit. Wie niet binnen een jaar met spijt terugkeert, wordt definitief gedenaturaliseerd. Veel “autochtonen” menen dat remigranten met deze regeling teveel in de watten worden gelegd. Maar in feite gaat het om een voor de staat relatief goedkope dumpregeling.

Het afnemen van hun nationaliteit verzwakt de positie van de remigranten ernstig. Ze hebben dan geen politieke rechten meer, en dus ook geen inspraak wanneer de remigratieregeling in hun nadeel zou worden aangepast, of zelfs afgeschaft.(3) Ze kunnen dan hooguit formeel bezwaar maken vanuit Marokko of Turkije, of met een toeristenvisum in Nederland. Drie jaar na de invoering van de wet was het al zover. Minister Verdonk kwam met het voorstel om de wet af te schaffen. Voor haar was het geen bezuinigingsmaatregel, maar een principiële zaak. Als migranten terug willen keren, moeten ze zelf maar voor financiële middelen zorgen, zei ze ijskoud. Migranten die al vertrokken waren, liet ze buiten schot, maar wel legde ze direct alle remigratieprocedures stil. Dat kwam haar op kritiek te staan van het Nederlands Migratie Instituut (NMI) en zelfs van de drie regeringspartijen. Ze schrapte haar voorstel uiteindelijk, maar niet voordat haar voorgerekend was dat remigratie goedkoper is dan het hier houden van die opgebruikte arbeiders. Maar het kan nog goedkoper, zo meende ze kennelijk in 2006 op bezoek bij remigranten in Marokko. Die beklaagden zich over hun rechteloze positie. Waarop Verdonk met het verhaal kwam dat hun uitkering van 600 euro best omlaag kon omdat die toch drie keer zo hoog is als het plaatselijke minimumloon.(4) Dat geen mens in Marokko daar van kan leven, interesseerde haar vanzelfsprekend niet.

Vijfsterrenrestaurant

Nederlands Steunpunt Remigranten in Berkane
Het gesol met remigranten bereikte een nieuw dieptepunt bij de invoering van het nieuwe zorgstelsel in januari 2006. Veel arbeidsmigranten hebben maar een beperkt aantal jaren in Nederland gewerkt en krijgen dus een pensioen van vaak nog geen 100 euro per maand. De premies van de nieuwe ziektekostenverzekering waren zo hoog dat veel migranten er op toe zouden moeten gaan leggen. “Laatst kwam hier een 71-jarige man uit Oujda die een paar jaar in Nederland heeft gewerkt. Hij ontvangt 86 euro pensioen per maand en leeft daarvan met zijn vrouw. Vanaf volgende maand moet hij 155 euro per maand aan premies betalen. Het tekort moet hij zelf aanvullen”, vertelde Mohammed Sayem van het Steunpunt Remigranten in Berkane in Marokko.(5) “En waarvoor, vraag je je af. Het is alsof je in een snackbar gaat eten in Marokko terwijl je de prijs betaalt voor een vijfsterrenrestaurant in Nederland.” Openbare ziekenhuizen zijn in Marokko namelijk een stuk armoediger dan in Nederland. Wie het kan betalen, gaat daarom naar een dure privé-kliniek. Ook zijn er in Marokko geen revalidatiecentra en bestaat er geen thuiszorg, terwijl remigranten daar via hun verzekering wel voor moeten betalen. Opzeggen van de ziektekostenverzekering was ook geen optie, want dat is door Nederland wettelijk verboden. Ironisch genoeg dreigden veel remigranten financieel ten onder te gaan door een van de weinige voorzieningen waar ze niet van uitgesloten mogen worden.

Veel remigranten hebben recht op zorgtoeslag, aan te vragen via bijvoorbeeld het internet. Maar omdat de meesten nauwelijks Nederlands spreken en niets van internet weten, dreigden alleen al in Marokko naar schatting 10 duizend gezinnen het slachtoffer te worden, vooral WAO-ers, AOW-ers en weduwen. Een aantal remigranten dreigde naar Nederland te komen om protest aan te tekenen, ongeacht de dure reiskosten en toeristenvisa. Ze waren ten einde raad. Uiteindelijk hadden ze het geluk dat een groep rijkere Nederlanders in hetzelfde schuitje zat: de pensionados, bejaarden die van hun pensioen genieten aan de Spaanse costa’s. Die moesten ook buitensporig veel betalen in verhouding tot de kosten die ze maakten voor de gezondheidszorg. Ze spanden een rechtszaak aan en wonnen die, waarna hun premies met terugwerkende kracht verlaagd werden tot het niveau van de lokale zorg. De remigranten betalen nu weliswaar minder, maar ze krijgen nog steeds geen zorg op Nederlands niveau.

Kadaster

In januari 2007 kwamen de Marokkaanse Nederlanders die in de zomer op vakantie gaan naar Marokko onder vuur. Sinds 2004 was zorg van de Riagg aan patiënten in het buitenland onmogelijk gemaakt, wanneer die voor het verblijf niet medisch noodzakelijk is maar slechts bedoeld is als begeleiding.(6) Maar Riagg Rijnmond bleek in 2005 en 2006 nog steeds psychische bijstand te verlenen aan Nederlanders in Marokko. Men had er zelfs twee medewerkers gestationeerd. De Tweede Kamer was in rep en roer, want daar werden publieke middelen voor gebruikt. Wie oorspronkelijk uit Marokko komt, heeft daar kennelijk geen recht op. In ieder geval niet volgens CDA-Kamerlid Cisca Joldersma: “Net als andere zieken horen deze mensen niet op vakantie te gaan, of ze financieren de zorg in het buitenland zelf, of ze gaan naar de arts in Marokko.” Gelukkig geeft Riagg Rijnmond-directeur Jos Lamé meer om zorg dan om geld en nationalistische sentimenten. “De minister heeft geen verstand van zorg”, zei hij, en gaf aan zich niet bij het verbod neer te leggen. ”Hoogervorst zit in een kabinet met minister Verdonk. De buitenlander wordt als tegenstander gezien. Maar als het nodig is, zullen we elke keer iets nieuws verzinnen. Want het werkt.”

In discussies over Marokkanen en uitkeringen, duikt vroeg of laat ook altijd het Marokkaanse kadaster weer op. In 2001 hadden Nederland en Marokko namelijk ruzie over de toegang tot het Marokkaanse kadaster. Marokkaanse en Turkse migranten, zowel de geremigreerde als degenen hier zijn gebleven, zouden op grote schaal de bijstand oplichten, omdat ze nog een huis of grond bezaten in het land van herkomst. Wie meer dan 9.000 euro bezit, moet dat volgens de wet eerst opmaken voor men een uitkering kan krijgen.(7) Dat die huizen wellicht al sinds het vertrek naar Nederland bewoond worden door familieleden, en dat een willekeurig stuk grond ergens in Turkije niet direct veel geld waard is, wilde er bij de Nederlandse beleidsmakers niet in. Deze “fraude” moest keihard aangepakt worden en daarom wilde men bij het kadaster in Marokko en Turkije controleren wie wat bezit. Het kadaster is echter in Marokko niet in te zien door burgers en dus ook niet door vertegenwoordigers van de Nederlandse staat. Toen dat bekend werd, dreigde de toenmalige minister Vermeend van Sociale Zaken alle kinderbijslag aan remigranten stop te zetten. Gelukkig werd daar op grond van internationale verdragen een stokje voor gestoken. Vanaf 2002 mochten de Nederlandse controleurs alsnog neuzen bij het kadaster. Uiteindelijk bleek het allemaal een storm in een glas water, want het ging om slechts 79 verdachte gevallen. Maar de mythe van de frauderende Marokkanen en de onbetrouwbare Marokkaanse staat blijft nog altijd rondzingen in racistische kringen. Ook tijdens het recente debat over de dubbele nationaliteit werd het verhaal er op internet weer met de haren bij gesleept.

Noten

Terug