De Fabel van de illegaal 85/86, zomer 2007

Auteur: Eric Krebbers


Inburgeren voor de arbeidsmarkt

De praktische uitvoering van de inburgeringswet begint vaste vormen aan te nemen. Honderdduizenden migranten en vluchtelingen moeten cursussen gaan doen, verplicht examens afleggen en zich elk 30 keer laten beoordelen door Nederlanders. De hoge kosten kunnen veel inburgeraars in diepe financiële problemen doen belanden.


Suikerspin kopen en inburgeringsformulier laten invullen (Foto: Pauline Krebbers)
De regering gaat de komende jaren honderdduizenden mensen dwingen aan te tonen dat ze Nederlands kunnen spreken en bekend zijn met “de Nederlandse cultuur”. Ze moeten verplicht en met succes binnen 5 jaar een inburgeringsexamen afleggen. Aangepakt worden alle nieuwkomers, en alle migranten en vluchtelingen van 16 tot 65 jaar van buiten de EU die tijdens hun leerplichtige leeftijd minder dan 8 jaar in Nederland hebben gewoond en die niet via diploma’s kunnen aantonen voldoende ingeburgerd te zijn.

Lucratief

Gemeenten gaan werklozen en ouders van jonge kinderen een cursus aanbieden. De rest moet zelf uitzoeken hoe men zich op het examen voorbereidt. Per 1 april 2007 moesten alle gemeenten vastgelegd hebben hoe men de inburgeraars precies gaat aanpakken. Omdat het om zoveel mensen gaat, zal men steeds per jaar een nieuwe groep oudkomers oproepen. Nieuwkomers moeten direct beginnen. De gemeenten gaan de cursussen uitbesteden, en daarbij kunnen ze kiezen uit allerlei bedrijven. Die bevechten elkaar op leven en dood voor een plekje op deze lucratieve nieuwe markt. Het gaat daarbij om bekende grote onderwijsinstellingen, maar ook om de hypercommerciële reïntegratiebedrijven die al jaren grof geld verdienen met het disciplineren en het de arbeidsmarkt opjagen van werklozen. Veel gemeenten werken met “gecombineerde inburgerings- en reïntegratietrajecten” en gaan inburgeraars die in hun ogen niet voldoende hun best doen dezelfde boetes opleggen als werklozen die zich niet voldoende slaafs en bereidwillig opstellen richting de overheid en de bazen. Via het inburgeringsbeleid probeert de overheid zo het aantal laagopgeleiden sterk te verhogen dat onderling moet concurreren om het beperkte aantal geschikte banen. Dat houdt de lonen laag en de winsten hoog.

De inburgeraars die zelf een cursus moeten uitzoeken, moeten minstens 3.000 euro ophoesten, nog afgezien van eventuele kosten voor kinderoppas of strippenkaarten. Voor de cursuskosten mogen ze bij de IB-Groep een commerciële lening afsluiten. De andere kosten mogen ze daarvan niet betalen. Wie het examen haalt, hoeft die lening maar deels terug te betalen, wie niet slaagt moet het volle bedrag dokken. Cursussen via de gemeente kosten 270 euro. Rechtse gemeentebesturen definiëren hun doelgroep zo smal mogelijk. De wat meer progressieve proberen daarentegen zoveel mogelijk inburgeraars in aanmerking te laten komen voor de goedkopere gemeentecursussen. Wie het examen niet haalt, krijgt een boete van 500 euro, en verliest bovendien het recht op een permanente verblijfsvergunning. Volgens het ministerie zal dat verlies op zich niet mogen leiden tot uitzetting. Maar in combinatie met andere factoren kan het dus wel degelijk leiden tot deportatie. Wie voor de tweede keer niet slaagt, krijgt weer een boete, dit keer duizend euro, net zolang tot het wel lukt. De gemeente mag per persoon overigens maar één keer een cursus aanbieden. Een herhalingscursus kost een werkloze dus maar liefst 3.000 euro. De kosten kunnen zodoende enorm oplopen, zeker als meerdere gezinsleden tegelijk een inburgeringscursus moeten doen. Van minister Donner mogen gemeenten daarvoor alleen in uitzonderingsgevallen bijzondere bijstand geven. De eigen bijdrage benadrukt volgens de minister namelijk “de verantwoordelijkheid van de inburgeraar”.

Nummertje trekken

Inburgeraars moeten leren in de winkel een wagentje te gebruiken
De helft van het examen bestaat uit het aanleggen van een portfolio met voorgedrukte bewijsformulieren.(1) “Hebt u in een bepaalde situatie Nederlands gepraat? Bijvoorbeeld met een collega op uw werk? Dan vult u na het gesprek een bewijsformulier in. Dit formulier is het bewijs dat u Nederlands hebt gepraat met de collega. U vraagt ook aan de collega om het bewijsformulier in te vullen”, aldus de bijgaande gebruiksaanwijzing. Die collega moet dan vragen invullen als: “Heeft de inburgeraar Nederlands gepraat? ja / nee”, en: “Kon u de inburgeraar begrijpen? ja / nee.” De honderdduizenden inburgeraars zullen elk 30 van dit type controlegesprekken moeten doormaken. Op deze wijze zullen migranten en vluchtelingen zich de komende jaren dus samen miljoenen keren moeten laten beoordelen door andere inwoners van Nederland. Afgezien van het vernederende karakter van dit soort controlesituaties, introduceert de overheid een berg extra ongelijkheid in de samenleving door de inkomenssituatie en uiteindelijk mogelijk zelfs het verblijf van de inburgeraars afhankelijk te maken van de luimen van 30 willekeurige anderen. En dat zal allemaal plaatsvinden in de sfeer van wantrouwen naar migranten en vluchtelingen die er al jaren heerst, en die de overheid en de opiniemakers voortdurend aanwakkeren. Dat wantrouwen druipt ook van de gebruiksaanwijzing af: “U moet laten zien welke bewijzen u hebt verzameld en dat u ze op een eerlijke manier hebt verzameld.”

In het afsluitende examengesprek wordt beoordeeld of “de inburgeraar in staat is om te gaan met de Nederlandse omgangsvormen, waarden en normen”. De overheid heeft een hele lijst aangelegd van “indicatoren” aan de hand waarvan de examinatoren kunnen checken of de inburgeraar inmiddels “Nederlands” genoeg is.(2) Een voorbeeld: Weet hij “wat de gebruikelijke gedragsregels zijn in de meest voorkomende situaties (in winkels en wachtkamers, bij loketten, deelnemen aan feestje in de buurt)”? Het antwoord wordt er voor de examinator bijgeleverd: “Trekt een nummertje, pakt een karretje, staat in de rij, wacht op zijn beurt, brengt een kleine attentie mee als dat verwacht wordt of passend is.” Om te kunnen slagen dient de inburgeraar getransformeerd te zijn tot een nette kleinburger. Hij neemt volgens de indicatorenlijst namelijk “op passende wijze contact op met buren en bekenden bij belangrijke familiegebeurtenissen (een kaartje sturen, feliciteren, klein presentje, e.d.).”

NAVO

Ook de heersende politieke ideologie moet hij zich eigen gemaakt hebben, zelfs al wordt die tegengesproken door zeer voor de hand liggende feiten. Neem de indicator: Hij “weet dat Nederlanders belang hechten aan een schone omgeving en milieu”. Maar waarom consumeren de meeste Nederlanders zich dan suf, hebben ze vaak twee auto’s voor de deur en vliegen velen voortdurend de wereld rond? Ook “toont” de inburgeraar “begrip voor de band die Nederland en West-Europa hebben met de VS, Canada en het VK”, en “geeft uitleg over actuele samenwerkingsverbanden (NAVO, EU)”. Daarnaast moet hij de nodige gezagsgetrouwheid tentoonspreiden, wil hij slagen. Hij “houdt zich aan aanwijzingen van de (verkeers)politie”, zo schrijven de indicatoren voor, “roept hulp in van de politie bij overlast, (verkeers)ongevallen en geweld” en “weet dat de rechterlijke macht onafhankelijk is”. Ook moet hij zich het Nederlandse nationalisme hebben eigen gemaakt. Hij “kent de positie en rol van het koningshuis”, en “kent de geschiedenis van Nederland met betrekking tot de Gouden Eeuw/rijkdom, kolonialisme, scheepvaart en waterwerken”, aldus de indicatoren. In Sittard en Geleen kunnen de inburgeraars zelfs “kennismakingslessen in de Limburgse cultuur” krijgen waarbij aandacht is voor “regionale folklore, gebruiken en dialecten”. Dat is gelukkig vrijblijvend en de plaatselijke inburgeraars hoeven zich dus niet verplicht om te vormen tot Limburgers.

Veel van de indicatoren gaan over de inschakeling van de inburgeraar op de arbeidsmarkt. Hij moet zichzelf voortdurend aantrekkelijk maken voor de bazen en “licht het belang van inspanningen in kader van ‘een leven lang leren’ toe”. Naast aanpassing, is de verplichte inburgering er ook op gericht om voor de bazen onbruikbare migranten zoveel mogelijk te weren. En dat lijkt te werken. Het aantal aanvragen voor huwelijksmigratie en gezinshereniging is na de invoering van de Wet Inburgering Buitenland (WIB)(3) in maart 2006 met meer dan 20 procent teruggelopen, van 30 duizend in 2005 tot 23 duizend een jaar later. Eind mei 2007 onthulde minister Vogelaar dat volgens de regering teveel inburgeraars het WIB-examen haalden. Ze kondigde daarom aan dat voortaan meer examenvragen goed beantwoord moeten worden, zodat 25 procent van de inburgeraars afvalt in plaats van de huidige 10 procent.

NAVO-propagandamateriaal. Inburgeraars moeten weten wat voor 'goed werk' de NAVO doet
Kennismigranten

Daar staat tegenover dat de regels enorm zijn versoepeld voor bedrijven die “bruikbare” migranten binnen willen halen. Het IND-jaarverslag 2006 spreekt van een verdubbeling van het aantal toegelaten “kennismigranten”.(4) “Ook startende ondernemingen kunnen nu kennismigranten in dienst nemen. Verder is ook verblijf als kennismigrant mogelijk voor wetenschappelijk onderzoekers en artsen in opleiding tot specialist. In 2006 zijn 3.876 aanvragen voor een machtiging voorlopig verblijf (mvv) kennismigrant verwerkt.” Daarvan werd 90 procent toegekend. Dat was bij aanvragen voor huwelijksmigratie en gezinshereniging maar 50 procent.

Veel migranten en vluchtelingen voelen de inburgeringsverplichting als een grote bedreiging. Het verbaast dan ook niet dat het aantal aanvragen voor een Nederlands paspoort in 2006 met 30 procent is toegenomen tot 28.200. De naturalisatietest is goedkoper en makkelijker, en wie eenmaal een Nederlands paspoort heeft, is van heel die inburgershit af. De kans is trouwens groot dat veel inburgeraars hun verplichte examen straks niet zullen halen. Onlangs werd bekend gemaakt dat in 2005 maar liefst 65 procent van de inburgeraars de taaltoets niet haalde. Toen ging het er echter nog slechts om mee te doen en te laten zien dat men het serieus probeerde, maar straks moeten inburgeraars persé slagen. Zijn de taallessen niet goed, óf is het examen te moeilijk, zo vroegen Kamerleden zich af. De VVD legde de schuld liever direct bij de inburgeraars. Die zouden zich niet voldoende inzetten. De regering kondigde daarop een “deltaplan” aan om te zorgen dat de inburgeraars de taal leren tot het niveau dat nodig is voor de arbeidsmarkt. Wat dat nationalistisch klinkende plan precies gaat inhouden, is nog niet bekend gemaakt.

Noten

Terug