De Fabel van de illegaal 85/86, zomer 2007

Auteur: Sandor Schmits


Bounty hunters, papegaaien en de dood

De Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) speelt een belangrijke rol in het deportatiebeleid door “vrijwillige” terugkeer te promoten en te organiseren. Gelukkig komen er langzamerhand steeds meer kritische geluiden over de IOM-praktijken.


IOM-propagandamateriaal (Foto: Eric Krebbers)
Een paar jaar geleden begonnen steeds meer steunorganisaties een beroep te doen op de “vrijwillige terugkeer”-projecten van de IOM, vaak noodgedwongen en door een gebrekkige politieke inschatting. De reputatie van de IOM van neutrale dienstverlener bij terugkeer heeft echter het afgelopen jaar schade geleden. Er is een aantal kritische artikelen verschenen over de mislukte terugkeer van afgewezen vluchtelingen, en ook meer en meer hulpverleners uiten kritiek. Vaak is die nog slechts van technische aard. Bijvoorbeeld dat de ondersteuning van teruggekeerde vluchtelingen niet goed verloopt of zelfs niet bestaat. Door de kritiek ontstaat een heel ander beeld van de organisatie dan de IOM zelf graag zou willen. De IOM-propaganda dat terugkeer in het belang van de vluchtelingen zelf is, wordt ongeloofwaardiger. Zo bleek dat de organisatie vijf Somalische vluchtelingen had teruggekeerd zonder na te gaan of ze überhaupt wel in Somalië waren gearriveerd. Het enige dat de IOM wist, was dat de Somaliërs op Schiphol een vliegtuig hadden genomen om via Parijs en Djibouti naar Somalië te reizen. “De IOM kan niet zelf vaststellen dat mensen daadwerkelijk toegang hebben gekregen tot Somalië, omdat er geen IOM-missie ter plaatse is”, luidde de uitleg.(1) Inmiddels komt er voorzichtig ook enige inhoudelijke kritiek los, bijvoorbeeld op de voorgespiegelde “vrijwilligheid” van de terugkeer. De IOM probeert de kritieken te pareren door succesverhalen van teruggekeerde vluchtelingen en migranten te publiceren.

Tegenoffensief

Ondertussen blijft de organisatie onverminderd proberen om vluchtelingen aan te zetten tot “vrijwillige” terugkeer. Zo is het “Randstad Return Initiative”-project uitgebreid van Rotterdam naar Den Haag, Utrecht en Amsterdam.(2) Doel van het project is om samen met hulpverleners, maatschappelijke en zelforganisaties illegalen aan te zetten tot terugkeer, en om informatie over de doelgroep te verzamelen. Om die doelgroep te bereiken gebruikt de IOM “native counsellors”, medewerkers afkomstig uit de belangrijkste herkomstlanden. Die moeten illegalen “in een vriendelijke en relaxte atmosfeer” benaderen en dan een gesprek hebben over “vrijwillige” terugkeer. IOM-Nederland-directeur Joost van der Aalst benadrukt dat die gesprekken vrijblijvend zijn. Hij doet steeds zijn uiterste best om de “neutraliteit” van de IOM te benadrukken. “Als iemand niet met ons verder wil, verdwijnen diens gegevens in onze archieven. Daar heeft verder niemand toegang tot. Zeker niet de overheid of de vreemdelingenpolitie.” Dat kan best waar zijn, maar wat hij niet vermeld is dat de IOM wel een van de vijf officiële “ketenpartners” in het deportatiebeleid is.(3)

De organisaties die meewerken aan het project functioneren als premiejagers. Ze ontvangen 250 euro kopgeld voor iedere “vreemdeling” die ze weten over te halen om naar zo’n “native counsellor” te gaan en die vervolgens terugkeert. Wanneer ze hoge kosten moeten maken, en bij “moeilijke” illegalen met bijvoorbeeld medische problemen of een verslaving, krijgen ze 500 euro. Paula Rotteveel van de Rotterdamse Pauluskerk, die meewerkt aan het “Randstad Return Initiative”-project, blijft zichzelf hardnekkig als “neutraal” zien. “In het verleden was er een algemene vergoeding. Dat was misschien beter. Dit voelt nog steeds alsof je een soort bounty hunter bent. Dat ben ik niet en dat wil ik niet zijn.” Ze meent zelfs dat ze goed bezig is. Over het innen van de premie zegt ze: “Zelf declareer ik soms wel. We maken veel kosten voor mensen die terugkeren, bijvoorbeeld met de nachtopvang. En je bewijst de samenleving en de stad ook een dienst door mensen die op straat leven terug te laten keren.”

Gefaciliteerd

Branca
Kritiek uit onverwachte hoek komt uit de mond van John van Tilborg, directeur van de christelijke noodopvangorganisatie Inlia.(4) Zelf absoluut niet vies van wat medewerking aan het beleid, heeft hij toch moeite met de mate van vrijwilligheid bij terugkeer. “Ik zou het eerder gefaciliteerde terugkeer noemen”, zegt hij. “Voor vrijwillige terugkeer is vertrouwen nodig van de vreemdeling en de hulporganisaties in de IOM. Dat is er niet. Ik ken verschillende gemeenten die de IOM een papegaai-organisatie van de IND vinden.” Erg diepgaand is zijn kritiek niet, en hij gelooft nog steeds in de zogenaamde neutraliteit van de IOM. “Je mag best het beleid van de IND ondersteunen, maar wel op basis van feiten, niet om de IND een alibi te verschaffen. De IOM laat zich voor haar karretje spannen om onwaarheden te verkondigen.”

Van der Aalst is geïrriteerd over de kritiek. “Ik ben vooral verontwaardigd over het feit dat mensen zo weinig weten over wie wij zijn.” Over de terugkeer van vluchtelingen en migranten met psychische of gezondheidsproblemen zegt hij: “Wij gaan daarbij uit van het advies van de behandelaar. En ja, de gevestigde opinie schijnt te zijn dat mensen met zulke problemen in hun eigen cultuur beter gedijen dan in een vreemd land.” Hij beweert zelfs dat de IOM nazorg levert, bijvoorbeeld als bepaalde medicijnen ter plekke niet verkrijgbaar zijn. Hoe het werkelijk gaat, blijkt uit het verhaal van de twintigjarige voormalige ama Branca. Nadat ze hier illegaal gemaakt was, keerde ze “vrijwillig” naar Angola terug met haar twee jongere broertjes en haar baby. Branca leidde aan een zeer ernstige vorm van reuma en was daar in Nederland al voor behandeld. Onder begeleiding van het Nidos en de IOM ging ze naar Angola. Vier maanden later was ze dood. Haar broertjes en kind bleven achter in een voor hen onbekende stad zonder familie of vrienden. Voor haar vertrek had Branca nog een asielprocedure lopen op medische gronden, maar de IOM claimt van niets te hebben geweten.(5) Van Aalst heeft gelijk: mensen zouden meer moeten weten over de IOM. Maar dan om een halt toe te kunnen gaan roepen aan het “vrijwillig” de dood insturen van nog meer vluchtelingen.

Noten

Terug