De Fabel van de illegaal 87/88, najaar 2007

Auteur: Cihan Ugural


(Praatjesmaker)

Buren

Nederlander: “Mijn buurman is een Turk. Het is altijd zo druk bij hen in huis. Ze krijgen zo vaak bezoek. Volgens mij kennen ze de term privacy niet. Ik heb ook nog nooit een gesprek met ze gevoerd. Ik bedoel, dat kan ook niet. De vrouwen kun je sowieso niet aanspreken, dat wordt gelijk verkeerd begrepen en dan zouden ze je zelfs kunnen aanvallen. En de mannen, ja, die jongens hangen dagelijks rond op straat met al hun andere Turkse vrienden… ik ga niet zomaar naar ze toe stappen. En die man kan volgens mij geen Nederlands. Als je na drie generaties nog steeds geen Nederlands kan, dan is het luiheid. Ik hoor ze ook nooit Nederlands praten met elkaar. Het is altijd Turks. Ze doen gewoon geen moeite. Laatst kwam ik die man tegen in de Dirk. Hij was met zijn vrouw. Die kar was echt helemaal vol, ik weet niet waar ze het geld vandaan halen. Zelfs ik kan niet zo veel kopen. Ik keek hem aan en knikte heel snel en liep gewoon weer door. Later liep ik langs hun huis en het rook allemaal naar dat Turkse eten. Veel kruiden. Ik keek naar binnen en ja hoor, het klinkt cliché, maar de dochter was aan het koken. Bij hun hoort het zo, hè. De vrouwen horen in de keuken. We moeten gewoon durven om dat achterlijk te noemen. Kom op, dat is toch achterlijk. Ik kwam thuis en dacht erover na. We moeten deze mensen eigenlijk gewoon aanspreken en zeggen dat ze moeten werken en studeren. Iemand moet ze de goede weg wijzen. Ook al is dat niet toepasselijk in hun cultuur, om zomaar naar iemand toe te stappen, maar we leven in Nederland en hier gelden onze normen. Dus ik ga naar buiten en ik zie zijn zoon met andere Turkse jongens op een bankje zitten. Ze praten luidruchtig met elkaar. Ik ga naar hem toe en zeg: “Dag jongen, ik ben jouw buurman. Je moet niet elke dag hier op een bankje gaan zitten. Je moet een baan gaan zoeken.” Die jongens beginnen me opeens uit te lachen alsof ik iets heel vreemds heb gezegd. Ik draai me om en loop weer naar huis. Ik ga naar binnen en doe de deur op slot. Twee uur later gaat bij mij de bel. Ik loop naar de deur en vraag wie het is. Ik hoor dat het de vader is. Ik twijfelde of ik de deur zou openen of niet. Ik zei wat die van me wilde. Hij zei dat ie koffie wilde drinken, maar ik wist dat hij kwam omdat ik zijn zoon had aangesproken. Ik zei dus dat ik geen tijd had, en dat ie een afspraak moest maken. Hij wilde gelijk op dat moment een afspraak. Dat klopte niet. Zes maanden lang mij niet aanspreken en opeens aandringen op een afspraak. Daar moest meer achter zitten. Dus ik zei dat hij later moest komen. Maar ik voel me nu totaal niet meer veilig in mijn eigen huis. Vandaar ook dat ik u heb gebeld.”

Marokkaan: “Mijn buurman denkt dat ik Turks ben, maar wij zijn Marokkaans. Hij denkt dat wij veel bezoek krijgen, maar ik heb vijf kinderen, vier dochters en een zoon. Daarom is het altijd druk bij ons in huis. Wij vinden de buurman altijd een beetje afstandelijk. Soms als hij zijn hond uit laat, komen we elkaar op straat tegen, maar hij kijkt altijd een beetje weg waardoor ik ook niet meer het initiatief durf te nemen om “hoi” te zeggen. Ook wel mijn fout eigenlijk, in principe zou ik hem gewoon ff moeten groeten. Mijn vrouw zegt ook dat hij altijd wegkijkt. Mijn dochters en mijn zoon komen hem eigenlijk nooit tegen, omdat zij vaak laat thuis komen vanwege hun studie en werk. Laatst kwam ik mijn buurman tegen in de Dirk. Ik was boodschappen aan het doen met mijn vrouw. Hij keek me angstig aan en liep snel weer verder. Ik begreep er niets van. Toen wij die dag thuis kwamen, was mijn dochter eerder thuis van haar werk. Ze had een verrassing voor ons gemaakt. Ze had voor de hele familie gekookt. Ze zegt dat opeens de buurman naar binnen gluurde. Ze werd een beetje bang. Dat deed hij wel vaker. Ik dacht: als hij dat nog een keer doet, ga ik gewoon naar hem toe. En ja hoor, die avond belt die ene zoon van Rachid. Zij wonen twee straten verderop. Hij zegt dat mijn buurman hem heeft aangesproken en dacht dat hij mijn zoon was. Haha. Voor hem lijken natuurlijk alle Marokkanen op elkaar. Hij had gezegd dat hij werk moest gaan zoeken. Haha, ik heb gezegd dat mijn buurman gelijk had. Na het eten dacht ik, ik ga gewoon ff naar hem toe. Hij deed de deur niet open. Dus ik kon niet naar binnen. Hij vroeg waarom ik kwam. Ik zei: “Gewoon, om ff koffie te drinken”. Hij zei dat ik eerst een afspraak moest maken. Ik zei: “Is goed, zeg maar wanneer.” Maar hij wilde mij gewoon niet spreken. Hij zei dat ik later moest komen. Toen ging ik weg. Dus ik begrijp echt niet waarom hij u heeft gebeld.”

Terug