De Fabel van de illegaal 89/90, winter 2008

Auteur: Taylan Devrim


Uit de legaliteit

Sluit de deuren

Het is zover. Ik vertrek voor de tweede keer uit Istanboel. Voel een brok in mijn keel, kijk naar haar. Haar broer draait zich even om, zodat wij elkaar kunnen omhelzen en een klein moment hebben voor een kus. Het moment van afscheid breekt aan. We moeten weg, zegt haar broer, de taxi wacht op ons. Ze loopt weg, kijkt een paar keer om. Ik blijf daar een tijdje staan. Met lege ogen kijk ik naar haar, totdat ze helemaal uit mijn beeld verdwijnt. Ze zeggen dat Istanboel de enige stad is die twee continenten met elkaar verbindt. Een brug tussen het oosten en het westen, een brug tussen verschillende culturen. Voor mij en voor vele anderen is Istanboel nu een brug tussen twee continenten waar je tol moet betalen om over te mogen steken.

Ik hoor achter mijn bureau een oudere man praten met mijn broer. Hij vertelt iets over zijn schoonzoon en dingen die bij de IND verkeerd zijn gegaan. Ik ga er even bij zitten. Uit zijn verhaal maak ik op dat zijn schoonzoon in één keer de integratiecursus heeft gehaald, nu al bijna een jaar geleden. Alleen heeft de IND het inkomen van zijn dochter onvoldoende bevonden om haar man hier toe te laten. Dus moet zij nu opnieuw gaan bewijzen dat ze genoeg verdient. Opnieuw loonstroken erbij halen, opnieuw alles berekenen en opnieuw alles opsturen.

Voor de invoering was al duidelijk dat de Wet inburgering buitenland nadelig zou uitpakken voor migranten. We begrepen direct dat de wet bedoeld was om bepaalde groepen mensen te weren uit Fort Europa. Via een zware selectie zou men gaan proberen zoveel mogelijk mensen die via gezinshereniging naar Nederland willen komen óf buiten de boot te laten vallen, óf aan te zetten om bij nader inzien toch maar niet te migreren.

Ik bel haar op. Ze zou vandaag de toets gaan afleggen, de beroemde inburgeringstoets. Ze zegt dat ze het niet gehaald heeft. Niets aan te doen, over een paar maanden kan je het opnieuw doen, zeg ik. Nee, het was een grap, zegt ze, ik heb het gehaald, wees blij. Ik krijg te horen dat er heel andere vragen werden gesteld dan in het lesboek. Hoe moeten mensen die helemaal van niets weten het examen dan doen? Jij hebt geluk gehad dat je nog wat Duits en Nederlands kent, zeg ik. En dan vertelt ze hoe de vragen gesteld werden. Op een gegeven moment ging het heel snel, zegt ze. Het was bijna niet te horen. Toen ik tegen de medewerker zei dat ik het niet duidelijk kon horen en dat het te snel ging, zei die dat het systeem nu eenmaal zo werkt en dat daar niets aan te doen viel. Op een gegeven moment hoorde ik zelfs een vrouwenstem op de achtergrond, zegt ze. Het kan niet anders zijn of dat doen ze expres om het mensen moeilijk te maken, zeg ik. Voor de zekerheid heeft ze andere mensen gevraagd of die hetzelfde hebben meegemaakt. Dat was inderdaad zo. In ieder geval zijn ze wel rechtvaardig, denk ik ironisch, het systeem werkt voor iedereen hetzelfde.

De oude man en zijn dochter komen weer naar het kantoor. Hoe is het gegaan, vraag ik. Een en al ellende, zegt hij. Eerst was haar inkomen onvoldoende, daarna was haar contract niet goed en nu zeggen ze dat we de werkgeversverklaring 10 dagen te laat hebben opgestuurd. Hadden ze maar gewoon gezegd dat ze ons niet willen, zegt hij. Een tijd later zie ik hen weer. Ze hebben uiteindelijk maar een advocaat ingeschakeld.

Ik heb nu al heel wat procedures achter de rug. Ik word zo nu en dan angstig van de verhalen die de ronde doen. Als ik haar bel, zeg ik voor de zekerheid dat het nog wel even kan duren. Je weet maar nooit wat IND gaat doen. Ik neurie een oud strijdlied over revolutie. “We zullen de overheersing van plunderaars overwinnen, wacht op ons, Istanboel, wacht op ons tot we overwinningsliederen zingend door je straten gaan lopen, die tijd zal komen.”

Terug