Gebladerte-reeks 8![]()
Auteur: Harry Westerink
Nu het Noorden
Nu hier in het schijnbaar veilige Noorden van de wereld,
in het waterige nederige land.
Nu solidariteit
een gortdroog en beschimmeld brood
is geworden en verwaterd
tot een grauwe en stinkende modderplas,
nu medemenselijkheid en verantwoordelijkheid
zijn zwartgeblakerd
tot brandhaarden van bleke schraapzucht,
nu men een vies smoel trekt,
als linkse politiek ter sprake komt,
nu men een scheet laat,
wanneer anderen een concrete utopie proberen te verwezenlijken,
nu gevoelens van vertrouwen, begrip en hoop
en al die andere hardnekkige kansen
die te weinig worden gegrepen
en te vaak belachelijk worden gemaakt,
al die menselijke mogelijkheden
die de aarde bewoonbaar zouden kunnen maken,
nu al onze krachten lijken te zijn verzwakt
en het er meer en meer op neerkomt
dat de ene mens overleeft ten koste van de andere,
ten koste van alles,
dus ook van zichzelf,
nu samenleven alleen maar betekent met z'n allen
het ravijn instorten,
samen sterven in plaats van samenleven,
nu het staatskapitalisme in het ene blok
is ingelijfd bij het privé-kapitalisme in het andere
en we nu,
hoera!,
één blok hebben en houden,
één reusachtig rotsblok om te verpletteren,
één schandpaal om vast te nagelen,
één schavot om vonnissen uit te voeren,
nu Oost en West zijn vervangen door Noord en Zuid,
nu men danst en springt van vreugde
omdat het privé-kapitalisme heeft gewonnen,
terwijl men met man en macht verdringt
dat de geblokte macht van het Noorden
het Zuiden nog intenser in een wurggreep houdt,
nu men staat te popelen om het Zuiden nog gretiger
uit te zuigen,
kaal te vreten,
kapot te knagen,
af te branden
en uit te hongeren,
nu het volop in de mode is om je linkse verleden te ontkennen,
te verkankeren en uit te kotsen,
nu gedragspatronen als schouders ophalen en je vervreemdend volvreten
de gewoonste zaak van de wereld zijn,
nu de aarde rijp is voor de sloop
en klassenstrijd wordt verwezen naar de vuilnisbelt van de geschiedenis,
nu de leugen van "ik red het wel in m'n eentje"
zalig wordt verklaard
en mensen als atomen op elkaar botsen
om daarna weer eenzaam en doelloos door het heelal te dwalen,
zonder samenhang,
zonder verleden,
zonder toekomst,
nu,
op een moment dat de tijd in ademnood is gekomen,
op dit moment,
nu duikt men weg,
nu trekt men zich terug,
nu geeft men zich over,
nu kwijlt en kwijnt men,
nu wacht men gelaten op de dingen die komen gaan,
de dingen die komen in een eindeloze reeks van vernieling en verwoesting,
nu ontbreekt het uitzicht,
nu dendert het luchtschip aarde voort,
bijna zonder brandstof,
met klam angstzweet,
in het razende tempo
dat de lopende band van de twintigste eeuw heeft ingevoerd
in de industrie van het bestaan.