Gebladerte-reeks 8![]()
Auteur: Harry Westerink
Een neus hebben
Er hangt een geur van middenklasse in de lucht,
een mierzoete geur van suikergoed
dat aan vingers kleeft, kiezen uitholt en zich ophoopt in kransslagaders.
Een parfum van geld ook, aangebracht op pols en hals.
Het begoochelt de zinnen en ontneemt de adem.
Maar geen juffer of frik stikt in het burgerlijk aroma
en snakt naar de dauw van de eerste morgen.
Een klamme wormvormige walm omgeeft de rijtjeshuizen.
De huiskamers ruiken naar de muffe schuld in de hoeken
en gaten van het achterhoofd dat verdringt
en verdrinkt en verzinkt
als de stank van oud water in een vaas met verlepte rozen.
Een meur van rotte vis stijgt voortdurend op uit de kelders
en glijdt naar de keukens
en blijft zweven tussen de gordijnen
die een half uur geleden zijn dichtgetrokken
omdat voorbijgangers gluurden naar het onwelriekende stilleven.
Onontkoombaar is de stank van verval
die langs kieren van geniepigheid en kleinzieligheid
de slaapkamers van de zure buren bedwelmt
en wordt opgesnoven door het voetvolk dat honds een pootje geeft.
En ook het nageslacht van de chefs en directeuren
is beschimmeld geraakt met een vettige vadsige laag
van meningen over hoe het hoort
en gedragingen waaraan je een voorbeeld dient te nemen.
Hoewel de zonen en dochters van nagelverzorgsters
en vertegenwoordigers in badkamerartikelen
soms uit de dampkring van krampachtige schaamte stappen,
blijven ook zij in een slechte reuk staan.
Er blijkt een luchtje aan hen te zitten,
want hun praatjes vullen geen gaatjes
en hun lieve en gezellige vrede staat op het scherpst van de snede.
Zo afkerig ze zijn van de geuren van hun afkomst,
zo fel halen ze hun neus op
wanneer gezegd wordt dat hun zaakje stinkt,
hun zaakje van lekker ruiken en als een gevaarlijk goedje vervliegen,
zodra de zware kost,
de stamppot van zweet, bloed, kapotgeslagen handen
en overspannen zenuwen,
op hun bordje komt te liggen.
Als de lichaamsgeur van bouwvakkers te weinig overeenkomt
met het okselfrisse beeldschermenbestaan,
dan halen de opgedirkte of zorgvuldig slordig uitgedoste minstrelen
en jonkvrouwen de verborgen agenda uit hun binnenzak.
Als de middelpuntzoekende krachten van hun klasse afnemen
en de aandacht wordt verlegd naar hen
die over de rand van de aarde dreigen te vallen,
dan laten ze een wind
waaien die stank voor dank met zich meevoert.
Door een achterdeurtje keren ze dan opgelucht terug
naar het achterland van de betere standen
en hullen ze zich als pantoffelhelden in kogelvrije vesten.
Voor de neusjes van de zalm moet men een neus hebben,
want men dient op tijd te ruiken
of de geur van het fascisme ook u en de uwen
aangenaam prikkelt en vreugdevolle rillingen bezorgt.