Gebladerte-reeks 8![]()
Auteur: Harry Westerink
Op vakantie in een arm warm land
Terwijl de apen langs de kant van de rivier
vlooien vangen onder de verzengende Afrikaanse zon,
vormt de blanke man het trotse boegbeeld van de wildwaterkano
die met moeite opbokst tegen de woeste stroming.
Hij slaat de peddels om zich heen
als de wieken van een vaderlandse molen.
Hij huilt krokodillentranen om het leed van zwarte aids-patiënten
die geen weerstand kunnen bieden tegen snel en zeker slopende infecties
en die zelfs niet meer immuun kunnen zijn tegen de smerige leugens
van andere en vooral rijkere delen van de wereld.
Zij zijn voorgoed besmet geraakt met het virus van Westerse schijnheiligheid.
Maar veel tijd voor medelijden heeft de blanke man niet,
want de kano wordt opgezwiept door het kolkende water
en hij krijgt een zodanige opdoffer
van de in zijn eigen land ongekende natuurkrachten
dat hij buiten de boot valt
- al is dat enkel letterlijk -
en hij zich ternauwernood kan vastklampen aan de uitstekende rots
die daar bij wijze van toeristische attractie voorover hangt
en zo handig inspeelt op zijn drang om ook eens mee te maken
wat het is om op eigen kracht te overleven
tijdens omstandigheden waarin elke aarzeling noodlottige gevolgen heeft.
Hij verruilt het middelmatige leventje
dat hij zich in het kikkerlandje heeft toegeëigend
voor een schaduwgevecht op leven en dood
en zijn krokodillentranen worden vermengd met de tranen van de krokodil
die in de rivier ligt en moet toezien
hoe de natuur wordt verkwanseld en ontvreemd,
de huilende krokodil die binnenkort zal zijn omgetoverd
tot een handtasje en een riem.
"Avontuur is duur", verzucht hij later aan de borreltafel van het thuisfront.
Met een guur gezicht had hij de flappen van duizend neergestreken
op de balie van het reisbureau
en opgemerkt dat iedereen tegenwoordig steeds meer wilde verdienen,
terwijl hij al tevreden was met een eenvoudig reisje van drie weken
naar een willekeurig arm warm land,
ver weg van het jachtige bestaan
van vakbondsbestuurder die opkomt voor de mensen
die vroeger proletariërs werden genoemd
en nu verbaal zijn onthoofd tot werknemers,
hoewel zij werk en winst geven
aan de lui die goed zijn
voor drie ton per jaar.
Liefst vier dagen heeft hij in een ziekenhuis ter plaatse
de dood van anderen in de ogen gezien
en dat ging hem bepaald niet in de koude kleren zitten,
want het was daar ongelooflijk heet.
"Ik heb het leven leren relativeren", zegt hij met het bierschuim op de lippen.
Dat wil zeggen het leven van anderen,
want zijn eigen leven verabsoluteert hij
tot een eeuwigdurende waarde van schaamteloos genieten
en meedeinen op de rimpelingen van de voorrechten
die de blanke man tegemoet komen als gewillige hoeren in Thailand.
"Ze eten er heel veel vlees.
's Morgens begin je al met vette saucijsjes
die zwaar op de maag vallen", beklaagt hij zich,
zonder te beseffen dat het juist de toeristen zijn
die geld genoeg hebben om als gieren lijken te pikken
en in vliegtuigen boven het arme warme land rond te vliegen,
op zoek naar een weerloze prooi.
"Je kunt er sjiek dineren voor twintig gulden,
dat staat daar gelijk aan het weekloon van een arbeider", vertelt hij
op zo'n manier dat je niet weet of je moet huilen of lachen.
En morgen moet hij weer keihard gaan werken
voor een nieuwe vakantie naar een ander arm warm land.