Gebladerte-reeks 12

Auteur: Eric Krebbers


Leiden, stad van razzia's

4. De Leidse sloppenwijken

4.1 "Tijdelijke noodopvang"

Ze niet erkennen als vluchteling. Of ze anders zo lang mogelijk, en onder zeer slechte omstandigheden, in onzekerheid laten over de uitkomst van hun asielprocedure. In de hoop dat ze "uit zichzelf" vertrekken en dan vervolgens overal rondbazuinen dat je in Nederland maar beter geen asiel kunt aanvragen. Dat is de praktijk van het Nederlandse vluchtelingenbeleid in opvang- en asielzoekerscentra. Die van Vluchtelingenstad vormen daarop geen uitzondering. Integendeel.

Eind 1993 werd in oud schoolgebouw aan de Flevoweg een pre-OC geopend. In deze "tijdelijke noodopvang" werden 250 net in Nederland gearriveerde vluchtelingen geplaatst. Ze zouden daar tijdelijk blijven in afwachting van verhuizing naar een 'echt' opvangcentrum (OC). Hun asielaanvragen zouden daar dan in behandeling worden genomen.

Directeur Herke Smidstra noemde het pre-OC zelf "uiterst sober. Behalve een bed, voedsel en vier tv's is er niets. Het minst aantrekkelijke asielzoekerscentrum van Nederland". In ieder klaslokaaltje slapen 16 mensen in stapelbedden. Gezinnen scheidden hun ruimte en bedden van elkaar af met lakens. Iedere zucht van de buren was te horen. Er waren 4 wc's en 5 douches en er was nauwelijks ruimte om een scheiding te maken tussen een vrouwen- en een mannenafdeling.

Sommige leden van de 27-koppige staf hadden een politie-achtergrond en bij een bewakingsbedrijf werd een portier ingehuurd. Bezoekers moesten zich legitimeren, "voor de veiligheid van de asielzoekers". Die zich op hun beurt iedere 24 uur moesten melden.

Al binnen 10 dagen na de opening begon J. Langeveld van de vreemdelingenpolitie de asielzoekers in het centrum te criminaliseren. Er zou "een aantal asielzoekers ten onrechte in het centrum zitten". Die zouden "elders ook al asiel hebben aangevraagd", want ze waren al geregistreerd en bleken te beschikken over documenten. Later bleek Justitie hen die documenten zelf gegeven te hebben bij aankomst op Schiphol. Daar worden de "kansrijken" van de "kansarmen" gescheiden en worden de "kansrijken" alvast geregistreerd.

Van de beloofde doorstroming naar een beter centrum kwam niets terecht. In plaats daarvan werd het pre-OC omgedoopt tot asielzoekerscentrum, zodat er tenminste geen sprake meer was van noodopvang. "Zonder dat er ook maar iets in het centrum veranderde", aldus woordvoerder Kabiri Amanullah van het bewonerscomité. Dat werd door de bewoners opgericht om verbeteringen te eisen. Het comité bestond uit twaalf mensen uit Zaïre, Sri Lanka, Bosnië, Macedonië, Kosovo, Somalië, Georgië, Iran, Roemenië en Polen. "Door deze omstandigheden zijn de mensen ongeduldig en nerveus, en hebben ze geestelijke problemen. Er is al een hongerstaking geweest."

Na 4 maanden kregen de vluchtelingen nog steeds maar 30 gulden zakgeld per week. Kabiri: "Daar kun je geen kleren van kopen voor je kinderen. De regel is dat je na 3 maanden verblijf 150 gulden kleedgeld krijgt, maar daar hebben we nog niets van gezien."

In juni 1994 werd de capaciteit van het centrum teruggebracht naar 220 bedden. De situatie bleef echter zo onleefbaar dat een bewoner zijn polsen doorsneed toen hij zag dat er weer nieuwe bewoners aankwamen. Eerder waren een aantal vluchtelingen zich rot geschrokken toen ze na overplaatsing uit Zeewolde in het Leidse centrum aankwamen. Ze vluchtten direct terug naar Zeewolde. Daar werden ze opnieuw naar Leiden Vluchtelingenstad gestuurd.

"Het is een politieke keuze van Justitie om deze situatie hier zo lang te laten duren. De gemeente Leiden kan er niets aan doen", aldus directeur Smidstra in een openhartige bui. "Maar", zo verzekerde hij, "veel vluchtelingen stellen geen hoge eisen. Ze zijn blij dat ze hulp krijgen. We mogen best trots zijn op wat we doen. Nederland levert een hele krachtsinspanning." Ondanks die krachttoer ging Rafaël Mnatsakanov uit Georgië in oktober 1994 in hongerstaking vanwege de onleefbare situatie. Hij 'woont' dan al 8 maanden met zijn vrouw en kinderen in de Leidse sloppenwijken.

4.2 Opvangcentrum met cellen

Kort voor Mnatsakanovs hongerstaking had de gemeente aangekondigd dat er na de aanstaande sluiting van de "noodvoorziening" een nieuw opvangcentrum in de wijk Roomburg geopend zou worden. Vluchtelingenstad wilde het nog eens opnieuw proberen, en deze keer beter. In het nieuwe centrum zouden maximaal 600 mensen geplaatst kunnen worden, met een gemiddelde bezetting van 400. "Als haringen in een ton", zei een wijkbewoner op een gemeentelijke voorlichtingsbijeenkomst over het komende centrum. "Klopt", antwoordde GroenLinks-wethouder Laurier, "maar de overheid acht zo'n massale opvang rendabeler." Het centrum zou opnieuw extreem "sober" ingericht worden. "Zo sober", klaagde een wijkbewoonster, "dat er nauwelijks kinderspeelgoed zal zijn voor de gemiddeld 120 kinderen. De overheid zegt dat speelgoed een luxe is!" Een aanwezige ambtenaar van de landelijke overheid verzekerde haar dat er "heus wel iets" was. "Dat is goed voor de beheersbaarheid", voegde hij er aan toe. Om diezelfde reden kreeg de Leidse vreemdelingenpolitie bij de opening van het centrum 17 nieuwe agenten toegestopt.

De toekomstige bewoners mochten zelf niet aanwezig zijn bij de officiële openingsreceptie op 12 mei 1995. Staatssecretaris Schmitz sprak daar tegen de mee verhuisde directeur Smidstra over een "model-opvangcentrum". Het bleek al snel model te staan voor de repressievere aanpak van vluchtelingen in de opvangcentra. In Leiden worden vluchtelingen namelijk strenger aangepakt dan in andere OC's. Nieuw is dat ze speciale toestemming moeten hebben om buiten Leiden te mogen komen. Hun asielprocedure moet zo snel mogelijk verlopen. Velen krijgen slechts 24 uur om beroep aan te tekenen tegen een negatieve beschikking. En in het centrum bleken ook cellen te zijn. "Om de druk op te vangen die ontstaat doordat honderden vluchtelingen in enkele barakken zijn gehuisvest", aldus de leiding. Of wellicht om onderduikende uitgeprocedeerde vluchtelingen vast te zetten? GroenLinks-wethouder Laurier wist niets van de cellen. Zijn machteloze reactie: "Ik hoop dat het niet waar is."

In de eerste periode besloten 12 vluchtelingen per maand direct na afwijzing van hun asielverzoek het centrum voor gezien te houden. Een jaar later ging het al om 44 mensen per maand die Leiden Vluchtelingenstad ontvluchtten, kinderen niet meegerekend. Zij kwamen vooral uit landen die Justitie inmiddels "niet onveilig" had verklaard. Er ontstond bovendien onrust in de barakken, omdat de maximale verblijfsduur van drieënhalve maand afgeschaft werd. Uit protest schreven de vluchtelingen "no food" en "geen discriminatie" op borden.

Uit onderzoek van de vluchtelingenzelforganisatie PRIME blijkt dat in Nederlandse centra minstens 100 vluchtelingen per jaar een zelfmoordpoging doen, waarvan er ongeveer 10 slagen. Er zijn veel spanningen, depressies en hongerstakingen. Veel bewoners slikken slaap- en kalmeringspillen. Het aantal echtscheidingen neemt dramatisch toe. In Leiden deed begin juni 1996 een vrouw uit Soedan een zelfmoordpoging. Ze zat er al 7 maanden. "Niemand van mijn landgenoten heeft een A-status gekregen en je hoort continu dat je het land uit moet." De vrouw was hier gekomen met dromen over democratie en mensenrechten, maar werd behandeld "als een derderangs mens. Mijn leven is verwoest en ik heb geen sociale waarde in dit land. Ik haat nu alles en iedereen. Daarom ben ik tot deze daad gekomen."

In mei 1997 nam Smidstra afscheid met een gala van 7.000 gulden, ongeveer half zoveel als het jaarlijkse activiteitenbudget voor de vluchtelingen. Het centrum betaalde. De vluchtelingen waren opnieuw niet uitgenodigd. De vrijwilligers van het centrum ergerden zich rot aan deze geldverspilling en namen bij wijze van protest de vluchtelingen toch mee naar het gala.

4.3 De Iraniers

Begin november 1995 hield Leiden Vluchtelingenstad de manifestatie "Human rights and refugees". Iraanse vluchtelingen uit het centrum mochten daar tijdens de opening Iraanse traditionele muziek komen spelen. Aan het einde van de maand lieten de Iraniërs een heel ander geluid horen: ze gingen 3 dagen in hongerstaking op het Stadhuisplein omdat de Nederlandse overheid Iran tot "niet onveilig land" had verklaard. Dat werd niet door iedereen gewaardeerd: de 40 actievoerders werden flink tegengewerkt. Een van de Iraniërs zei: "Als ik word uitgewezen, snijd ik mijn polsen door." Hij had een scheermesje op zak. Twee jaar later heeft hij inderdaad een zelfmoordpoging gedaan. En hij is niet de enige Iraniër.

De directie van het opvangcentrum wilde dat de actievoerders 's avonds terug zouden keren naar het centrum. De Iraniërs wilden de nachten echter samen doorbrengen buiten het opvangcentrum. Zo zouden ze elkaar beter kunnen ondersteunen. Een kerk bood onderdak aan, maar trok dat aanbod plotseling in. Ook andere organisaties gaven niet thuis. In het krappe pand van De Invalshoek waren ze wel welkom.

Na de eerste dag hongerstaken wilde de Vreemdelingendienst dat een van de Iraanse organisatrices van de actie zich de volgende ochtend op het bureau zou melden. Ze vreesde deportatie en dook onder. Op de tweede dag van de actie kwam de politie haar zoeken bij het stadhuis. Haar man en kinderen mochten voorlopig wel in Nederland blijven.

"Het opvangcentrum saboteerde onze actie ook. Want als we inderdaad begrip en steun van de Leidse bevolking krijgen, zal het moeilijker worden om ons terug te sturen. Toen het opvangcentrum hoorde dat we toch onderdak hadden gevonden, verboden ze ons dekens mee te nemen. Zelfs nadat we aanboden om van ons zakgeld eventueel vermiste dekens te vergoeden, bleef de directie bij haar besluit. Het was ontzettend koud en er waren kinderen bij! Op de ochtend van vertrek controleerde de politie zelfs of we toch niet stiekem dekens meenamen", aldus de Iraniërs. Smidstra ontkende alles.

Geen enkele Leidse politicus liet zich bij de actie zien. GroenLinks-wethouder Jan Laurier regelde inderhaast nog een ruimte onder het stadhuis, waar de kinderen overdag konden worden opgevangen en de actievoerders zich af en toe wat konden opwarmen. Laurier vond de actie "terecht". Volgens hem is Iran niet veilig: "Er is niet veel veranderd sinds de laatste keer dat Iran onveilig gevonden werd."

De Fabel van de illegaal begon een lobby voor de Iraniërs. Dat resulteerde op 14 mei 1996 in een drukbezochte gezamenlijke discussiebijeenkomst met de Hervormde Diaconie over een Leids kerkasiel voor uitgeprocedeerde en met uitzetting bedreigde Iraniërs. Dat zou de Leidse bevolking concrete mogelijkheden kunnen bieden om de Iraniërs met woord en daad te ondersteunen. Er werd met de voorbereidingen begonnen. Die mondden uit in het Steunpunt Kerkasiel Iraanse Asielzoekers (SKIA) dat vanaf juni 1997 een succesvolle landelijke kerkasielestafette organiseerde. De uitzettingen werden tijdelijk stopgezet.

Maar voor het zover was werden ook in de Leidse regio heel wat Iraniërs bedreigd met deportatie. Zoals het gezin van Armeense christenen dat in het najaar 1996 op de nominatie stond. Die voelden zich ook in Vluchtelingenstad onveilig: "De politie komt vaak langs bij vluchtelingen. Ze hebben onlangs een Bosnische man uit zijn woning gehaald. Ook zijn ze al 2 maal langs geweest bij een ander uitgeprocedeerd Iraans gezin. Uit angst is dat gezin nu nog maar weinig thuis", aldus de vader.

Ook de Iraniërs Sasan en Siavash in het asielzoekerscentrum van Waddinxveen raakten uitgeprocedeerd. In mei 1997 werd Sasan door de politie vastgezet nadat hij met zelfmoord gedreigd had. In zijn cel deed Sasan alsnog een zelfmoordpoging met een scheermesje. Hij werd gehecht, beet daarop de hechtingen los en ging in hongerstaking. Ook Siavash werd gearresteerd en vervolgens vrijgelaten onder voorwaarde dat hij geen contact zou zoeken met de media en geen acties zou organiseren met andere Iraniërs. Dat deed hij toch en hij dook via De Fabel onder.

In februari 1997 schreven de Iraanse vluchtelingen uit het Katwijkse hotel Riche een open brief aan de media naar aanleiding van dreigementen van extreem-rechts om het hotel in brand te steken. Volgens hoteldirecteur Dalhuisen "komen dergelijke bedreigingen bij asielzoekers extra hard aan omdat ze al veel terreur hebben meegemaakt". Om het leed te verzachten riep hij op kerstkaarten te sturen naar de asielzoekers, hetgeen massaal werd gedaan. De Iraniërs zelf: "Ongetwijfeld maken de politie, brandweer en gemeente zich zorgen over ons. Maar zij beseffen niet dat wij elke dag door Justitie met de dood worden bedreigd en daar zegt niemand iets van. De Iraanse vluchtelingen die worden teruggestuurd, worden meteen opgepakt en vastgezet. Niemand weet hoe het verder met hen zal gaan. Is dit soms niet levensbedreigend? Waarom wordt een anonieme dreigbrief wel serieus genomen maar een officiële dreiging van uitzetting door de Nederlandse justitie niet?"

Terug