Doorbraak 1, april 2009

Auteurs: Sandor Schmits en Harry Westerink



Justitie probeert verzet van vluchtelingen in Schipholgevangenis te breken

Op 18 februari 2009 belde een aantal in detentiecentrum Schiphol opgesloten vluchtelingen de steunorganisatie PRIME op om te melden dat ze een hongerstakingsactie waren begonnen uit protest tegen het keiharde deportatiebeleid. Justitie zette daarop isolatie, intimidatie en grof geweld in om hun wil te breken.
Cellencomplex Schiphol


Een groep van 40 vluchtelingen in Blok L van de grensgevangenis was die dag in opstand gekomen. Ze gingen op de grond van de luchtkooi zitten en weigerden om terug te gaan naar hun cellen. Ze eisten opheldering over hun lot. “Is het een misdaad om asiel te vragen? Hoe lang houden ze ons hier vast?”, vroegen ze zich af. De vluchtelingen gingen in hongerstaking en eisten een gesprek met de gevangenisdirectie en met de IND. Op die eis werd niet ingegaan. Toen bleek dat de vluchtelingen hun protest niet wilden opgeven, zette de gevangenisleiding de marechaussee in, die met maskers en knuppels op de vluchtelingen afstormden. De gevangenen werden met grof geweld een voor een geboeid naar hun cellen gebracht. De oproerpolitie schopte de Soedanese vluchteling Ibrahim Hassan in zijn nek en zijn kruis, en sloeg de Georgische vluchteling Sorab Kirzadze onder de ogen van 20 andere vluchtelingen in elkaar. Kirzadze lijdt aan hepatitis C, een levensbedreigende en besmettelijke ziekte. Hij kreeg daarvoor geen medicijnen, omdat hij gedeporteerd moest gaan worden. Door geweld tegen hem te gebruiken nam de oproerpolitie het risico dat Kirzadze zou gaan bloeden en daardoor anderen zou kunnen besmetten. De dag erna waren nog 20 vluchtelingen in hongerstaking. Die werden in isolatiecellen gegooid. Om het verzet nog verder te breken werd een aantal gevangenen overgeplaatst naar illegalenbajessen in Zeist en Rotterdam.

Corrigerende tik

De gevangenen voerden letterlijk geïsoleerd actie, waardoor het lastig was om betrouwbare informatie over hun situatie te krijgen. Zonder organisaties als PRIME zou vrijwel niemand buiten de gevangenis iets te weten zijn gekomen over de hongerstaking. De staat werkte actief mee aan het verspreiden van desinformatie. Zo loog een Justitie-woordvoerder vier dagen na het begin van de actie dat de hongerstaking voorbij zou zijn. De overheid ontkende eerst ook dat er sprake was geweest van politiegeweld. Het ministerie van Justitie had het alleen over “enige onrust”. Op 28 februari moest Eric Nijman, directeur van de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie, toch toegeven dat er “proportioneel” geweld was gebruikt in de vorm van een “corrigerende tik, niet meer dan dat“. Er zou ook “een keer met een korte wapenstok geslagen zijn en daarna niet meer”, aldus Nijman.

Op 17 maart was de Iraniër Ali Reza Imani als enige nog in hongerstaking. Hij lag toen in het penitentiair ziekenhuis in Scheveningen. Hij was inmiddels 11 kilo afgevallen en was er vreselijk aan toe. Toch werd hij toen nog steeds in isolatie gehouden en mocht hij zelfs geen tv in zijn cel. Wel kreeg hij wat boeken, maar door de uitputting en de stress kon hij zich niet concentreren en dus niet lezen. Imani was al drie keer benaderd door de IND om hem verder te intimideren en zijn wil te breken. “Heb jij nog steeds contact met PRIME-woordvoerder Ahmed Pouri?”, vroeg de IND hem. De dienst beseft maar al te goed dat contacten met de buitenwereld van levensbelang zijn voor het verzet van de vluchtelingen.

Op 23 maart viel Imani twee keer flauw. Ook kreeg hij een paar keer een bloedneus. Zijn haar was aan het uitvallen en hij had vaak erge buikpijn, hoofdpijn en pijn in zijn botten. “Het kritische punt is zeer nabij”, liet PRIME weten. Imani’s lichaam dreigde onherstelbare schade op te lopen. Na 37 dagen niet gegeten te hebben stopte hij op 24 maart met de hongerstaking. Hij had contact gehad met mensen van de Zuid-Azerbeidjaanse Onafhankelijkheidspartij, waar hij lid van is. Zij adviseerden hem om te stoppen. Zijn partij is erg teleurgesteld over de Nederlandse bureaucratie en het onmenselijke vluchtelingenbeleid. Als politiek activist moet Imani bij deportatie naar Iran vrezen voor zijn leven. Maar de IND betwijfelt of de Iraanse overheid wel voldoende op de hoogte is van zijn activiteiten. Dat noemde advocate Alie Westerhuis, die Imani op 13 maart in het ziekenhuis bezocht, “een drogreden, alsof de Iraanse autoriteiten hier in Nederland zitten te slapen”.

Façade

De gevangenisleiding probeert het contact van actievoerende vluchtelingen met de buitenwereld zoveel mogelijk te beperken. Tijdens solidariteitsacties bij de gevangenis mochten de Schiphol-gevangenen bijvoorbeeld niet meer op de luchtplaats komen, zodat ze geen informatie konden uitwisselen en collectieve strijd moeilijker werd. Ook werden de ramen van de cellen gesloten en geblindeerd. Het verzet van opgesloten vluchtelingen tegen het deportatiebeleid kan alleen effect hebben als aan die strijd aandacht wordt gegeven door media, steungroepen en activisten. Door bekendheid aan hun strijd te geven worden de vluchtelingen waarschijnlijk wat minder makkelijk afgetuigd en in isolatiecellen gegooid. In illegalengevangenissen zijn repressieve praktijken aan de orde van de dag, maar naar de buitenwereld toe houdt de overheid graag een façade van mensenrechten en beschaving op.

Voor actuele informatie over het verzet van de vluchtelingen en over protesten buiten de gevangenis zie:
PRIME-website
M2M Radio-website
Vertrokken gezichten-website

Terug