Les Indigènes, een voorbeeld voor de Nederlandse anti-racisme beweging? Deel 2: klassenstrijd en nationalisme

Van de cover van een boek van Indigènes-ideologen Houria Bouteldja en Sadri Khiari.
Van de cover van een boek van Indigènes-ideologen Houria Bouteldja en Sadri Khiari.

Een interview in meerdere delen over de anti-koloniale organisatie Les Indigènes, en hun rol in de linkse en anti-racistische bewegingen in Frankrijk.

Eind vorig jaar, begin dit jaar vond er een debat plaats tussen diverse linkse organisaties en Sandew Hira, een historicus die samen met anderen het initiatief genomen heeft tot de beweging Decolonize The Mind (DTM). Die discussie begon na het afwijzen van de rapper Insayno als spreker op een anti-racisme manifestatie. Die had namelijk in een van zijn raps beweerd: “De behandeling van de concentratiekampen is slechts een lachertje vergeleken onze slavenhandel”. Na enige discussie over de wetenschappelijke onzin, de politieke destructiviteit en de harteloosheid van het op deze manier vergelijken van de verschillende massamoorden, ging het al snel over hoe te organiseren tegen racisme, de rol van witte mensen in de anti-racisme strijd, en over hoe links en de DTM-beweging samen zouden kunnen strijden.

Tijdens het debat vroegen we Hira naar de ideeën en principes van DTM. Die legde hij vrij duidelijk uit, maar over de praktijk kwamen we niet echt veel te weten. Zijn beweging lijkt momenteel vooral nog bezig met het scholen van activisten, waarvan de meesten actief lijken te zijn in de anti-racisme en pro-Palestina bewegingen. DTM is dus een nog relatief kleine, vooral academische beweging die zelf geen acties of campagnes organiseert.

De vijf delen van dit interview
1. Oorsprong en achtergrond
2. Klassenstrijd en nationalisme
3. Antisemitisme
4. Feminisme en fundamentalisme
5. Commentaren

There’s also a slightly different English version of the interview.

Il y a aussi une version légèrement différente en français.

In de discussie en ook op allerlei bijeenkomsten gaf Hira vaak aan dat hij twee belangrijke internationale vrienden heeft met wie hij intensief samenwerkt: Ramon Grosfoguel van de Berkeley Universiteit van Californië en Houria Bouteldja van de beweging “Les Indigènes de la République” in Frankrijk. Die club viert dit jaar haar tiende verjaardag en heeft al aardig wat tijd gehad om een beweging op te bouwen, ook buiten de universiteiten.

We vroegen twee Franse kameraden wat ze wisten over die Indigènes. Hoe opereert die beweging en hoe zijn de banden daar met buitenparlementair links? Zo kunnen we misschien een beetje een kijkje nemen in de toekomst van een deel van de anti-racisme beweging hier in Nederland. Dat is belangrijk, want zoals degenen die het debat volgden wel gemerkt hebben, zijn we bij Doorbraak niet al te enthousiast over hoe Hira en DTM een aantal niet zo bevrijdende ideeën proberen in te brengen in de groeiende beweging tegen racisme.

Natuurlijk is de Franse situatie heel anders dan de Nederlandse. In beide landen heerst weliswaar veel racisme, een erfenis van het gedeelde koloniale verleden, maar zowel links als de anti-racisme beweging zijn in Frankrijk echt veel groter. Progressieve intellectuelen spelen daar ook een veel grotere rol, en er vinden voortdurend grote nationale debatten plaats, ook over racisme. Daar staat tegenover dat het praktisch organisatorisch activisme weer relatief bescheiden is.

We stelden onze vragen aan Nad, met wie we in 2012 samen twee bijeenkomsten organiseerden over de baanlozenbeweging RTO waarbij zij actief is, en Yves Coleman van het tijdschrift “Ni patrie ni frontières” (“Geen vaderland, geen grenzen”) en onze vaste vertaler uit het Frans. Beiden wonen in Parijs en zijn zeer betrokken bij de anti-racistische strijd. Nad beantwoordde de eerste drie vragen, Coleman de rest. Omdat beiden het, vanzelfsprekend, niet altijd eens zijn, boden we hen na afloop van de interviews nog de ruimte om op elkaar te reageren met kritieken en aanvullingen.

Het eerste deel van het interview kan je hier lezen. Voor dit tweede deel spraken we met Coleman, die stelt dat de Indigènes de momenteel dominante identitaire ideologie (1) delen en propageren.

In Nederland zijn de aanhangers van DTM momenteel vooral actief op de universiteit. Ze pleiten voor meer subsidies en vrijheid voor niet-westers onderzoek naar slavernij, kolonialisme, racisme, enzovoorts. Ze willen ook af van de eurocentrische bias in het algemene curriculum. Zijn de Indigènes ook actief op de Franse universiteiten, en hebben ze daar invloed?

Misschien is het goed om eerst even aan te geven dat wat begon als een oproep (2) die werd getekend door zo’n 300 mensen (academici, managers, professionals en leden van de kleinburgerij, waaronder een groot percentage leden en aanhangers van de Communistische Partij en mensen met een Noord-Afrikaanse achtergrond) later een beweging (Mouvement des Indigènes de la République, MIR) werd en daarna, in 2010, een partij (Parti des Indigènes de la République, PIR)… of tenminste in theorie.

In de praktijk is de PIR een kleine groep die bij straatprotesten niet zo heel veel mensen achter hun spandoeken weet te mobiliseren.(3) Het heeft meer weg van een netwerk dan van een politieke organisatie, zoals die traditioneel zijn opgebouwd rond een regelmatig gepubliceerde krant, met opgeleide kaders en een (al dan niet) gekozen leiderschap.

Om je vraag te beantwoorden: ja, de Indigènes, althans hun politieke spectrum in brede zin, zijn ‘invloedrijk’ in academische kringen en bij sommige belangrijke uitgeverijen. Hun aanhangers kunnen artikelen gepubliceerd krijgen in de belangrijkste liberaal-burgerlijke media, zoals Le Monde en Libération, ze kunnen hun geluid laten horen op radiozenders van de staat, zoals France Culture en Radio France Internationale, en ze publiceren ook in sommige intellectuele tijdschriften. Linkse intellectuelen nemen hun argumenten serieus, ook al vormt de ideologie van de PIR feitelijk een hybride mix tussen de identiteitenpolitiek die in de jaren zestig in de VS werd ontwikkeld in de zwarte, feministische en homobewegingen; oude derdewereld-theorieën bepleit door intellectuelen als Samir Amin en Frantz Fanon, guerrilla-leiders als Amilcar Cabral en Che Guevara, en politieke activisten als Malcolm X; en nieuwere post-moderne (4) en multiculturele (5) vertogen.

De belangrijkste doelstellingen van de PIR zijn het “dekoloniseren van de Franse Republiek” en het zich radicaal onderscheiden van wat zij noemen het “witte links”. Ze beweren dat nationale, etnische en religieuze minderheden afkomstig uit voormalige koloniën in Frankrijk nog steeds onder een (post)koloniaal regime leven. Vandaar ook het gebruik van het woord “Indigènes”, dat wil zeggen “inheemsen”.

Zoals Sadri Khiari, een van de ideologen van de Indigènes, schreef: “Er is een probleem in het hart van de [Franse] republiek: die beweert iets te belichamen dat niet overeenkomt met zijn werkelijkheid; die pretendeert egalitair te zijn terwijl die gebaseerd is op een uitsluitend en discriminerend model van de natie.”(6)

De Indigènes willen het begrip “islamofobie” opleggen aan het politieke veld. De Indigènes, maar ook veel linkse en radicaal-linkse academici en anarchistische militanten, geloven (of beter: doen alsof ze geloven) dat “judeofobie” vervangen is door “islamofobie”, en dat het op een dag, of nu al, dezelfde rol zal spelen in het westen als antisemitisme in de jaren dertig.

Ze hoeven overigens niet te vechten voor meer vrijheid van meningsuiting en onderzoek, omdat ze de post-moderne, multiculturele, derdewereld-ideeën delen en bepleiten die toch al dominant zijn op de Franse universiteiten, althans in vakgebieden als geschiedenis en sociale wetenschappen (sociologie, etnologie, antropologie).

We bevinden ons vandaag de dag in een vergelijkbare situatie als in de jaren zestig en zeventig toen de structuralistische mode diezelfde disciplines binnenviel en vervolgens een intellectuele hegemonie uitoefende die moeilijk was te bekritiseren en te slopen. Het startpunt van de achterban van de Indigènes is deels dezelfde: de sociale vakken en culturele studies.

Een flink deel van de postkoloniale theoretici, of degenen die hen inspireerden, komen uit vakgroepen van de literatuurwetenschap: Edward Said onderwees zijn hele leven Engelse literatuur en vergelijkende literatuurwetenschap; Stuart Hall is een socioloog, gespecialiseerd in cultural studies, en hij was directeur van het Visual Arts Institute; Gayati Chakravorty Spivak is een theoreticus van de literatuur en literaire kritiek; Homi Bhaba volgde een literair curriculum, en schreef over kunst, literatuur en fotografie, enzovoorts.

Indigènes en hun omgeving worden wel bekritiseerd door sommige voormalige maoïstische of uiterst linkse intellectuelen (BH Lévy, A. Glucksman, A. Finkielkraut, P. Bruckner) die soms in de media het “nieuwe antisemitisme”, de “nieuwe judeofobie” of een mythisch “anti-wit racisme” (7) afwijzen, maar dat zijn geen historici die serieus onderzoek doen rond het Midden-Oosten of Afrika, of rond kolonialisme, en ze worden zelfs als sociologen niet unaniem erkend voor de kwaliteit van hun academische werk. Dus de Indigènes hebben weinig moeite in academische kringen of links georiënteerde media als het gaat om onderwerpen als Israël, of zelfs de misdaden van het kolonialisme en racisme.

Ze worden natuurlijk ook wel aangevallen door de rechtse pers en politici, maar dat zijn kritieken die hun “radicale” reputatie alleen maar versterken. Ook worden ze wel aangevallen door sociologen en demografen die tot het seculiere sociaal-chauvinistische links (8) behoren (M. Tribalat, H. Lagrange, PA Taguieff, C. Guilluy), allemaal academici die min of meer openlijk vijandig staan tegenover immigratie. Maar ook dergelijke critici kunnen de reputatie van de Indigènes bij een links publiek eigenlijk alleen maar versterken.

Hoe is de relatie van de Indigènes met de diverse linkse stromingen in Frankrijk? In Nederland leek DTM vooral een karikatuur te willen maken van de resterende linkse partijen en organisaties, van de sociaal-democratie tot het anarchisme, om dat zelfgecreëerde beeld vervolgens te kunnen aanvallen.

Hier werkt een deel van de trotskistische Nouveau Parti Anticapitaliste (NPA) nauw samen met de Indigènes, getuige bijvoorbeeld een boek (9) dat ze samen redigeerden. Ook werken ze samen in lokale bewegingen, zoals in de “Mamans Toutes Egales” (“Alle moeders zijn gelijk”) die vechten tegen de uitsluiting van islamitische moeders die de hijab dragen bij buitenschoolse activiteiten. En ze verdedigen gemeenschappelijke standpunten in de Boycott, Divestment and Sanctions (BDS) beweging tegen Israël. Die NPA-vleugel staat overigens in nauw contact met, of gaat in ieder geval politiek akkoord met, de Britse Socialist Workers Party (SWP), die voorop loopt als het gaat om het bevorderen van samenwerkingsverbanden (10) tussen radicaal-links en moslimfundamentalisten, zoals de Moslimbroeders in Egypte en in Groot-Brittannië.(11)

Sommige anarchisten, en zelfs sommige libertaire marxisten, worden beïnvloed door dezelfde post-moderne ideeën die de Indigènes en de rest van links ook aanhangen. De meeste van deze ideologieën (post-modernisme, postkoloniale, subalterne en genderstudies) tonen een sterke onwil om toe te geven dat er ook een sociale revolutie nodig is, onder leiding van de arbeiders, ongeacht hun geslacht, seksuele geaardheid of nationale, etnische of religieuze overtuiging. Volgens deze stromingen kunnen we vandaag de dag niet langer vechten voor een sociale revolutie. Klassenstrijd zou een achterhaald idee zijn, geproduceerd door negentiende eeuwse westerse witte heteroseksuele mannen. Daarbij denken ze dat het mogelijk is om zonder macht de wereld te veranderen, om zones of bedrijven te creëren die tijdelijk van het kapitalisme bevrijd zijn, om alternatieve valuta’s in te voeren, en andere reformistische onzin die al gepromoot werd door de negentiende eeuwse utopisch-socialisten… Maar niemand kent (en leest) de oude utopisch-socialistische geschriften, en daardoor kunnen hun ideeën gepresenteerd worden in een ‘nieuw’ anti-globalistisch, radicaal, autonoom of post-modern jasje, en niemand die het door heeft.

Al deze moderne stromingen gooiden de verworvenheden van de revolutionaire (marxistische en anarchistische) arbeidersbeweging in de vuilnisbakken van de geschiedenis. Dat deden ze via een virulente kritiek op de tekortkomingen van die beweging: haar blindheid of zelfgenoegzaamheid voor wat betreft racisme, seksisme en kolonialisme. Die gebreken moeten vanzelfsprekend niet worden ontkend. Maar de geheel “nieuwe” politieke strategieën (12) die de moderne stromingen beweren uitgevonden te hebben, zijn in werkelijkheid al net zo “achterhaald” als de negentiende eeuwse marxistische of anarchistische ideeën die ze zo expliciet afwijzen vanwege hun “klassisme”. Ook al gebruiken ze een “radicale” taal ten faveure van “minderheden” (die ze los van klassencriteria definiëren), toch vechten ze slechts voor hervormingen voor specifieke bevolkingsgroepen, willen ze deelnemen aan verkiezingen, en willen ze verantwoordelijkheid nemen in de staat en gemeentelijke of overheidsinstellingen.

Het uiteindelijk zeer brave karakter van de Indigènes kunnen we goed illustreren met wat Khiari bijvoorbeeld schrijft over gemeenten: “In volkswijken bestaat het verlangen om vertegenwoordigd te worden, vooral op gemeentelijk niveau: dat is een positieve verandering die zich heeft voorgedaan in sommige buurten na de opstanden en bewegingen van 2005.” (13) Dat brave komt men ook tegen in voorstellen (14) van de Indigènes: hun “eisen” zijn zeer gematigd en staan in schril contrast met hun felle veroordelingen van het structurele racisme van de staat en de situatie van “postkoloniale” mensen. Het is overigens belangrijk om op te merken dat men die “postkoloniale minderheden” nooit “arbeiders” of zelfs maar “werknemers” zal noemen: in het beste geval worden ze “onderdrukten” genoemd, in het slechtste geval worden ze door de Indigènes gedefinieerd aan de hand van hun “ras” – “zwarten”, “Arabieren” of “niet-witten” – of hun religie: “moslims”. Voor wat betreft de tegenstanders van deze “onderdrukte” mensen: die worden nooit bestempeld als bourgeois, kapitalisten of bureaucraten, maar uitsluitend als “onderdrukkers”. Dat is natuurlijk een vaag concept, want een “mesties” (iemand van gemengde afkomst) is volgens de Indigènes op hetzelfde moment zowel een “onderdrukte” als een “onderdrukker”, een persoon die een titanenstrijd voert in zijn eigen lichaam tegen zijn “slechte” kant.(15)

Het uiteindelijk brave karakter van de Indigènes kunnen we ook illustreren met een citaat uit een artikel van criticus Alfred Melanine, waarvan de titel alleen al onthullend is: “The influence of American Black movements on French Black movements. Another idea of the nation” (“De invloed van de Amerikaanse zwarte bewegingen op de Franse zwarte bewegingen. Een ander idee van de natie”). De auteur sluit zijn tekst zo af: “Het concept van de diaspora suggereert een gemeenschap parallel aan het idee van ras, maar die daar niet helemaal mee overlapt; een ander idee van de natie, een “internatie”, een onzichtbare ruimte van waaruit men zijn/haar stem kan te laten horen. Het idee is niet per se een bedreiging voor de staat, ook al legt het onvermijdelijk wel haar tekortkomingen bloot. Integendeel, het suggereert een herbeoordeling van het Franse nationale idee, dat nu overduidelijk onvoldoende is voor de bevolking.” (Het cursief is een benadrukking door Coleman)

En als het gaat om geopolitiek, dan ondersteunen deze post-moderne stromingen (waarvan de anti-globaliseringsbeweging de meest bekende is) nationalistische bewegingen en staten in het zuiden tegen het “imperialisme”. En met “imperialisme” wordt dan vanzelfsprekend niet gedoeld op machten als Rusland of China, of opkomende machten als Turkije en Iran. Die stellingname is volledig “achterhaald” (om ook eens een post-modern critium te gebruiken) omdat die al werd verdedigd door de stalinistische Komintern en de Sovjet-Unie in het midden van de jaren twintig, bijna een eeuw geleden… Maar waarom zou je ook activisten die gehersenspoeld zijn door het tijdschrift Le Monde Diplomatique en linkse media aan zulke fundamentele historische noties herinneren?

Welke kritieken hebben de Indigènes op links?

De Indigènes doen niet echt moeite om een gedetailleerde kritiek op links te produceren, maar geven er de voorkeur aan om slecht gedocumenteerde polemieken te starten: ze verpakken zichzelf simpelweg in hun “niet-witheid” en veroordelen dan alle linksen als “witten” die onder “westerse” invloed staan. Ze hekelen links, en staan een tactiek voor van “breuken creëren”, om voor de hand liggende strategische redenen.

Volgens de Indigènes zijn de “eerste slachtoffers van sociale uitsluiting” de “mensen uit de koloniën (…) en van ‘postkoloniale immigratie’”. Tegelijk zegt men dat “de mensen die in volksbuurten wonen, ongeacht hun werkelijke oorsprong, omgezet worden in ‘inheemsen’”. Die twee verklaringen zijn natuurlijk tegenstrijdig. De eerste is gericht op huidskleur of “etniciteit” als de standaard van alle sociale uitsluiting, terwijl de tweede verklaring juist sociale discriminatie hekelt die alle arbeiders ondervinden, ongeacht hun huidskleur, paspoort en geboorteplaats.

Maar zelfs als de Indigènes zich verwaardigen om hun pseudo-concept van “inheemsen” uit te breiden naar alle inwoners van de volkswijken (16), dan moeten de “witte” proletariërs zich van hen toch schuldig blijven voelen voor de misdaden van “hun” heersende klasse, en moeten ze zich ontdoen van de last van het zijn van handlanger van het racisme, kolonialisme en “postkolonialisme”.

In een huilend artikel, getiteld “Witte malaise” (17), schrijft Pierre Tevanian dat “witten een ziekte genaamd racisme hebben die hen allemaal beïnvloedt”. Volgens hem betekent “wit zijn, in Frankrijk, in 2006, een onderdrukker zijn” en het hebben van een “exorbitant privilege”. Daarom moet de witte een “witte verrader” worden (18), en “moet hij vanwege zijn witheid instemmen met het krijgen van harde kritieken van niet-witten”, want “inheemsen lijden onder de crisis, wij niet!” Deze subtiele “analyse” zal de “witte” werkende armen, geflexibiliseerden, baanlozen en gepensioneerden zeker overtuigen… om zich bij het Front National aan te sluiten!

Het nepconcept van de “inheemsen” heeft slechts één symbolisch voordeel: het kan “witten” die hun reactionaire ideologie overnemen dus kennelijk een beetje “verzwarten”, mits ze natuurlijk de “noodzaak van een vermoeiende eeuwigdurende introspectie” accepteren. En dezelfde Tevanian legt uit dat een “schuldig geweten je niet veel helpt”!

De Indigènes, die onophoudelijk de “witte linkse anti-racistische morele houding” aan de kaak stellen, nemen zelf een houding van morele superioriteit aan. Ze willen af van alle waarden van gelijkheid, solidariteit en broederschap die horen bij de klassenstrijd, en ze vervangen door een verheerlijking van religie, ras, traditie, natie, enzovoorts.

Ze noemen nooit de discussies die plaatsvonden in de arbeidersbeweging over het bestrijden van het kolonialisme en het steunen van anti-koloniale bewegingen; over de relatie tussen socialistische revolutie en nationale revolutie; over de confrontatie tussen de “permanente revolutie” en “socialisme in één land”-theorieën; discussies die bijna een eeuw geleden plaatsvonden en waaraan de Indigènes en post-moderne intelligentsia niets relevants toevoegen…

De Indigènes eigenen zich de geschriften van Frantz Fanon, Amilcar Cabral, Malcolm X en Angela Davis op een geheel kritiekloze manier toe. Ze pakken analyses op die in de jaren zestig door Black Power-activisten verdedigd werden. Analyses over “institutioneel racisme” en over de koloniale situatie van zwarten in de Verenigde Staten, die deels al voor de Tweede Wereldoorlog geformuleerd werden door de nationalist Marcus Garvey, de pan-Africanist en philo-stalinist WEB DuBois en de trotskistische CLR James, ook al trokken deze drie auteurs er heel uiteenlopende politieke conclusies uit. De Indigènes passen hun concepten mechanisch toe in Frankrijk, een land waar links en radicaal-links over deze kwesties nauwelijks nadachten, met name ten gevolge van het Franse republikeinse universalisme dat bijzonder abstract en “kleurenblind” is.

Door deze situatie kunnen de Indigènes spelen met het “witte linkse” schuldcomplex om zo hun nationalistische en etnicistische agenda op te leggen, bijvoorbeeld als het gaat om Palestina.

Kan je voorbeelden geven van die nationalistische agenda?

In een interview had Bouteldja het lef om te beweren dat de Indigènes vijandig staan tegenover de idee van de natiestaat. “Wij zijn kritisch ten aanzien van de opbouw van de natiestaat (…) De natiestaat is geen oplossing in onze inheemse landen!” (19) Dat is een flagrante leugen en een rookgordijn. In de eerste plaats steunen de Indigènes onvoorwaardelijk alle bewegingen “tegen het imperialisme” die een natiestaat in het zuiden willen opbouwen, te beginnen natuurlijk met Palestina, maar ook Algerije, Guinee-Bissau, Libanon, Irak, (20) Iran en Mayotte.(21) In haar toespraak voor de tiende verjaardag van de Indigènes verwees Bouteldja zelfs lyrisch naar de Bandungconferentie die in 1955 werd georganiseerd door de nieuwe Aziatische en Afrikaanse “nationale staten” die ze pretendeert fundamenteel te bekritiseren!

Hoe dan ook, gezien de religieuze sympathieën van Bouteldja, stelt haar vermeende vijandigheid tegenover het concept van de natiestaat ons niet gerust, want haar soort ‘kritiek’ is juist een van de favoriete thema’s van salafistische sektariërs en bepaalde stromingen van de politieke islam, die ook beweren een soort “internationalisme” voor te staan.

In tegenstelling tot Bouteldja prijst Indigène Youssef Boussoumah openlijk het nationalisme, van Marokko tot China, en van Stalins Rusland via het Frankrijk van collaborateur Pétain naar Palestina: “Zoals we de Marokkaanse monarchie van Mohammed V zouden hebben moeten steunen tegen de Franse koloniale macht, zoals onze ouders Stalin tegen de nazi’s gesteund hebben, en Yat Sen in China tegen de Japanners. Zelfs De Gaulle tijdens de Tweede Wereldoorlog, die ondanks zijn reactionaire aard in de eerste plaats patriottische elementen belichaamde, Frans verzet. Ook de Communistische Partij, van wie honderdduizend leden werden neergeschoten, ging ermee akkoord dat zo’n rechts iemand aan het hoofd stond. Want in 1939 belichaamde deze katholieke generaal, die een paar jaar eerder nog extreem-rechtse posities verkondigde, de nationale onafhankelijkheid van het land tegenover de nazi’s en de Angelsaksen. Zo is het vandaag de dag ook met Hamas, dat het Palestijnse nationale verzet belichaamd, en die beweging kwam ten minste aan de macht via de stembussen en wordt ondersteund door een echte volksbeweging.” (22)

Deze verklaring vormt een catalogus van onjuistheden en historische vervalsingen. Om het kort te houden: De Gaulle stond in 1939 nog helemaal niet zo centraal, en die enorme aantallen neergeschoten communisten zijn zelf verzonnen door de stalinisten. Het waren er in werkelijkheid 4.500. En sowieso collaboreerden die tot juni 1941 met Pétain en de nazi’s. Maar de liefde van de Indigènes voor het nationalisme stopt niet bij De Gaulle. De liefde strekt zich uit tot president Chirac en zijn minister van Buitenlandse Zaken De Villepin, zo erkent de Indigène Fadel Dia: “Ik voelde zelfs een stroom van liefde voor Frankrijk, dat opstond tegen Amerika en weigerde om deel te nemen aan de onvermijdelijke oorlog tegen Irak, en dat werd toegejuicht door de VN.” Dia beschrijft “het genot om De Villepin plechtig te horen spreken tegen de vertegenwoordigers van de wereld in New York, en hem te horen zeggen dat als leeftijd en kracht niet altijd onverenigbaar zijn, wijsheid vaak het teken is van hen die een lange tijd geleefd hebben”! (23)

Hezbollah’s “religieus geïnspireerde nationalisme” is ook onderwerp van lof. Volgens Indigène Nicolas Qualander is Hezbollah “de enige beweging van de politieke islam die systematisch deelneemt aan het Wereld Sociaal Forum, die zich bezig houdt met de debatten die de anti-oorlog en anti-imperialistische bewegingen voeren, (…) die teksten publiceert van de Latijns-Amerikaanse bevrijdingstheologie” en die “in het middelpunt staat van de Arabische volksaspiraties” omdat de beweging “vijftig jaar na de nationalisatie van het Suezkanaal door Nasser in 1956, een echt gevoel van politieke en morele waardigheid aan de Arabische massa’s terug gaf”. Je begrijpt waarom het moeilijk te geloven is dat de Indigènes echt een gedreven tegenstander zijn van nationalisme en de natiestaat!

Lees verder in deel 3.

Ik heb hierboven ter verduidelijking twee links toegevoegd die niet persé de visie van Yves weergeven.

Interview door Eric Krebbers

Noten door Yves Coleman
1. In Frankrijk zijn er verschillende fascistische bewegingen die zichzelf “identitairen” noemen, te beginnen met het “Bloc Identitaire”. Ik heb een poos geleden besloten om de Indigènes en andere multiculturele en post-moderne krachten te labelen als “linkse identitairen”. Ik heb daarbij zowel een sarcastische als een politieke bedoeling. In de Angelsaksische academische wereld, die zo wordt bewierookt door de Indigènes en hun post-moderne vrienden, heeft het concept “identiteitenpolitiek” een positieve uitstraling. Ik zie geen reden om de Indigènes niet als “identitairen” te betitelen, al was het alleen maar omdat ze zelf beweren de “identiteiten” van mensen te verdedigen. Ik maak er, op een sarcastische manier, een “neutraal” sociologisch begrip van, net zoals veel linksen in Frankrijk menen dat “ras” een onschuldig, neutraal en sociologisch begrip is, ja, een positief stuk gereedschap om mee te vechten, ook al wordt het al twee eeuwen door racisten gebruikt.
2. Zie: “The Republic’s Natives (Les Indigènes de la République), the debate about French colonialism and its consequences”, van Yves Coleman.
3. Indigènes-woordvoerster Bouteldja is zich zeer bewust van dat feit: “Je moet niet vergeten dat we nog steeds een kleine organisatie zijn met zeer beperkte middelen”. En in een ander interview: “Tegelijkertijd moeten we eerlijk zijn: we hebben geen grote sociale basis (…) We hebben nog niet weten door te dringen tot in de volkswijken (…) Maar we zijn zeker wel doorgedrongen tot de harten en hoofden van de bewoners daar.”
4. Zie: “Multi-Culturalism or World Culture?: On a ‘Left’-Wing Response to Contemporary Social Breakdown”, van Loren Goldner; en meerdere artikelen van De Fabel van de illegaal: “Feminisme in het multiculturele debat”, van Inge van de Velde, en “Niet op de bres voor multiculturalisme”, van Eric Krebbers.
5. Zie: “Is cultural difference an excuse for sexism”, van Janine Booth; “Essentialism and the problem of identity politics”, van Lawrence Jarach; en in het Frans: “Combattre l’influence néfaste des sous-produits politiques du post-modernisme, du postcolonialisme et des ‘études subalternes’” (“Hoe te vechten tegen de schadelijke invloed van post-modernisme, postkolonialisme and subalterne studies”) in “Dix points de clivage et sources d’interrogation après les 7 exécutions djihadistes des 7, 8 et 9 janvier 2015” (“Tien punten van splitsing en ondervraging na de 17 jihadistische executies in Parijs op 7, 8 en 9 januari 2015”), van Yves Coleman.
6. In: “L’Appel des Indigènes a deux ans”, in het tijdschrift “L’Indigène de la République”, nr. 4, februari 2007, pag. 2. In de volgende noten wordt de titel van het tijdschrift van de Indigènes afgekort tot L’IR.
7. Ondanks zijn vele politieke tekortkomingen, weet Khiari deze stropop, die zowel door links als rechts wordt ingezet, vakkundig te slopen. “Als een Arabier zegt: ‘alle witten zijn smeerlappen’, dan beschouwen we dat als racisme, net als wanneer een witte man zou zeggen: ‘alle Arabieren zijn smeerlappen’. Dat we die opmerkingen als parallel beschouwen, laat zien hoezeer de hiërarchie tussen witten en niet-witten verborgen blijft. Want natuurlijk zijn ze helemaal niet gelijk: de een geniet de steun van de politieke macht van de staat, terwijl de ander slechts kan rekenen op de kracht van zijn beperkte verzet en woede. Daarom kan anti-wit racisme niet bestaan en is het een hol concept. Maar sommige mensen proberen om dat idee toch te populariseren, juist omdat ze degenen die vandaag de dag slachtoffer van racisme zijn op hetzelfde niveau willen plaatsen als degenen die privileges krijgen van de racistische maatschappij. Ze proberen ook om de schuld voor de huidige situatie in Frankrijk op de schouders te leggen van de zwarten, Arabieren en moslims die zich verzetten.”
8. Met “seculier” bedoel ik in deze specifieke context “anti-moslim racistisch” en niet “voorstander van een radicale scheiding tussen de kerken en de staat”, de klassieke definitie van secularisme. Zie voor meer details: “Revolutionaries, secularism and multiculturalism”, van Yves Coleman.
9. “Les filles voilées parlent”, La Fabrique, 2008.
10. Zie: “The Prophet and the Proletariat”, van Chris Harman.
11. Zie: “What’s the MAB?”, van Sacha Ismail, en “The rise of political islam”.
12. “Wij baseren ons niet op Marx, de Verlichting of de waarden van de [Franse] republiek. Wij willen een eigen politiek gedachtegoed ontwikkelen, gebaseerd op de geschiedenis van de immigratie en anti-koloniale strijd, en niet op de historische tegenstelling tussen links en rechts.” In: “Revendiquer un monde décolonial” met Houria Bouteldja, in Vacarme nr. 71, april 2015.
13. In: “Un juste retour de bâton”.
14. In: L’IR nr. 3, januari 2007, pag. 9 en 10.
15. Zet deze idealistische en domme “analyse” eens af tegen wat de League of Revolutionary Black Workers verklaarde in 1970: “Wat we witten verwijten is niet hun witheid, maar het feit dat ze niet denken als proletariërs”.
16. In de loop der jaren hebben de Indigènes de inhoud van hun pseudo-concept van “inheemsen” uitgebreid, want inmiddels omvat het naast zwarten, Arabieren, moslims en bewoners van volksbuurten ook Roma. Maar nog steeds sluit het Aziatische mensen uit, alsof racisme op hen geen invloed heeft. Een kwaadwillende geest zou erop kunnen wijzen dat de Indigènes onlangs een opportunistische politieke draai hebben gemaakt en slechts mediaprioriteiten volgen, want het is moeilijk uit te leggen wat het Franse kolonialisme te maken heeft met Roma. Zie ook: “Revendiquer un monde décolonial” met Houria Bouteldja, in Vacarme nr. 71, april 2015.
17. Zie: L’IR nr. 10, november 2007, pag. 6 en 7.
18. Activisten van de Indigènes hanteren sowieso vaak begrippen als “gebrek aan loyaliteit”, “verraders”, enzovoorts. Fatiha Dahmani hekelt bijvoorbeeld het “verraad van onze culturele tradities en/of religie, die worden geïnfantiliseerd en gecriminaliseerd door westers feminisme in een hardnekkige neo-koloniale context”. In: “Pourquoi je ne peux pas être feministe”, in L’IR nr. 5, maart 2007, pag. 6. Het thema van “verraad” komen we vaak tegen bij militante gelovigen die geobsedeerd zijn door “ongelovigen”, “afvalligen”, “atheïsten”, “niet-vrome” of “goddeloze” mensen, enzovoorts. En ook bij ondergrondse bevrijdingsbewegingen die voortdurend proberen na te gaan wie “verraders van het volk” en informanten zijn die met de koloniale macht samenwerken (en dan gaat het meestal om het in diskrediet brengen van politieke tegenstanders die evengoed anti-kolonialistische opvattingen huldigen, maar die het niet eens zijn met de lijn van de nationalisten). Daarnaast ook bij nationalistische en religieuze leiders die hun “gemeenschappen” willen controleren om hen beter te kunnen onderdrukken en uitpersen. En tenslotte bij totalitaire partijen en staten. Het feit dat de Indigènes en hun bondgenoten dit soort begrippen propageren in de anti-racistische beweging en strijd, zonder daarbij veel weerstand te ondervinden, zegt veel over de huidige politieke regressie.
19. Zie: interview met Bouteldja bij OummaTV: “Nous ne sommes pas intégrationnistes”.
20. Indigène Zulficar durft over de executie van Saddam Hussein te schrijven dat hij zeker “een gewelddadige dictator was die misdaden tegen zijn volk heeft begaan”, maar “ze hem executeerden om het verzet van soennieten en baathisten te demoraliseren en hen te beroven van een potentiële leider”. In: L ‘IR nr. 4, februari 2007, pag. 8. Kritiek leveren, om principiële redenen, tegen de doodstraf en/of smerige executies, zoals die van Saddam of Gadaffi, is een respectabele houding. Maar om te geloven, of te suggereren, dat Saddam Hussein op wat voor manier dan ook een positieve rol zou hebben kunnen spelen in de strijd tegen het Amerikaanse imperialisme is echt van een verachtelijke laagheid. Saddam Hoessein betitelen als een “gewelddadige dictator” is niet alleen een belachelijke understatement, maar gaat ook voorbij aan het feit dat hij verantwoordelijk is voor de dood van honderdduizenden Irakezen: shiïten die in de zuidelijke moerassen leven, Koerden tegen wie hij chemische wapens inzette, en soldaten die hij de dood instuurde via zijn oorlog tegen Iran.
21. Zo maakt L’IR nr. 13, oktober 2008, meldingen van een “vergadering met Youssouf Moussa, nationalistisch leider van de Comoren”. De titel en de inhoud van dit artikel leveren duidelijke kritiek op het Franse imperialisme, en vieren het Comorese nationalisme…
22. Deze merkwaardige criteria kunnen toegepast worden op veel dictators en burgerlijke politici, van Hitler tot Berlusconi, en van Peron tot Orban…
23. Zie: L’IR nr. 11, 2008, pag. 16.