School er een monster in de “Vader des Vaderlands”?

Willem van Oranje, oorlogsmisdadiger?
Willem van Oranje, oorlogsmisdadiger?

Net als de première van de film “Michiel de Ruyter”, dreigt ook de bioscoopgang van Willem van Oranje met controverse omgeven te worden. Maar liefst drie grote filmproducenten, onder wie Roel Reiné, wagen zich aan een epische verfilming van het leven van de “Vader des Vaderlands”. Zij portretteren Willems jeugd, liefdesleven en vooral zijn glorieuze vrijheidsstrijd tegen de Spaanse koning. Maar diverse historici brengen een ander beeld naar voren: “Aan de handen van Willem van Oranje kleefde het bloed van duizenden onschuldige Nederlanders.”

Volgens historica Marjolein ’t Hart bestreed de prins niet alleen de Spaanse koning, maar ook de Nederlandse bevolking te vuur en te zwaard. De soldaten van Oranje hanteerden een tactiek van de verschroeide aarde. Zij roofden het platteland leeg, vermoordden de plaatselijke bevolking en zetten landerijen onder water, waardoor dijken – essentieel voor het handelsnetwerk van de boeren – uit hun voegen barstten. De boeren konden geen gebruik meer maken van hun akkers, verloren hun inkomsten en moesten verhuizen. In de zomer van 1583 kreeg de meierij, een gebied van 110 dorpen rond Den Bosch, te maken met de vergeldingskracht van Willem van Oranje. Hij wilde zich revancheren op Den Bosch, dat de kant van de Spanjaarden had gekozen.

’t Hart: “De meierij ‘hoorde’ bij Den Bosch; dus dat maakte de boerenbewoners vijanden van het Hollandse regime. Maar de boeren werden op geen enkele manier beschermd door Den Bosch en ze bevonden zich dus tussen twee vuren. De Spanjaarden zetten grote kampementen op met soldaten die zich aan god noch gebod stoorden. In die situatie is Willem van Oranje belangrijk geweest voor de introductie van verschroeide aarde-campagnes. Die werden steeds heviger en beter gepland. Die van 1583 bijvoorbeeld, bekrachtigd met de handtekening van Willem van Oranje, heeft hele dorpen platgebrand.”

De overleden historicus Leo Adriaenssen schreef in 2007 het gewaardeerde, maar weinig belichte proefschrift “Staatsvormend geweld”. Hierin beschuldigde hij Willem van Oranje ervan bewust een hongersnood in de meierij van Den Bosch te hebben veroorzaakt. Volgens Adriaenssen zou tussen 1579 en 1588 de boerenbevolking met bijna zeventig procent zijn afgenomen. Om tot deze schrikbarende conclusie te komen, verrichtte hij meer dan tien jaar bronnenonderzoek naar duizenden laat-middeleeuwse geschriften. Zijn studie werd niet vergemakkelijkt door de lokale autoriteiten, die hem dikwijls de toegang tot de archieven weigerden. Onmiddellijk na de publicatie stuitte “Staatsvormend geweld” op veel weerstand.

Vooraanstaande historici negeerden Adriaenssens bevindingen en gaven vooral commentaar op zijn terminologie. Willem van Oranje neerzetten als een oorlogsmisdadiger vonden zij ongepast, omdat oorlogsrecht in die tijd nog niet bestond. Bovendien stond de prins niet alleen in zijn daden. Andere krijgsheren konden er ook wat van.

Hoogleraar geschiedenis en Oranjekenner Ronald de Graaf heeft als een van de weinige historici ook inhoudelijke kritiek op het werk van Adriaenssen. Hij vindt het bewijs voor Oranjes betrokkenheid bij de ontvolking van de meierij van Den Bosch veel te mager: “Adriaenssen houdt de verkeerde aansprakelijk. De prins leefde reeds een teruggetrokken bestaan en opereerde hooguit achter de schermen. Zijn zoon stadhouder Maurits was veel actiever op het slagveld. Maar de stadhouders stonden in dienst van de Staten. Niet de prins, maar de Staten waren verantwoordelijk voor het nietsontziende beleid rond Den Bosch. Het is de vraag of Oranje hier überhaupt van op de hoogte was.” Adriaenssen was daarvan overtuigd, ook al heeft hij er geen schriftelijk bewijs voor kunnen vinden. Het ontbreken van de smoking gun deerde hem niet. Oranje wilde volgens hem geen vingerafdrukken nalaten.

Historicus en Oranjebiograaf Erik Swart kan zich wel vinden in de redenatie van Adriaenssen: “Het valt mij op dat er geen schriftelijke correspondentie bestaat over de ontvolking van de meierij van Den Bosch. Ik heb weleens met de gedachte gespeeld dat Oranje dit soort zaken bewust mondeling afhandelde. Ik acht het niet onmogelijk. Hoe dan ook, privileges in oorlogstijd waren voorbehouden aan edelen. De boeren waren vogelvrij.”

Volgens ’t Hart kan Oranje wel degelijk aansprakelijk worden gesteld: “Het is waar dat de verschroeide aarde-tactieken veel erger werden onder Maurits, die zelf het bevel voerde en dus ter plekke kon zien wat hij aanrichtte, maar dat kwam omdat de soldaten veel beter geoefend waren dan in de jaren daarvoor.” De Graaf vindt evenwel dat met de beschuldigingen Oranje geen recht wordt gedaan: “Juist door verzoeningsgezindheid onderscheidde hij zich van andere krijgsheren. Bovenal was Oranje een vakkundig diplomaat die handelde uit overtuiging. Hij ging mee met het verharden van de strijd, maar een oorlogsmisdadiger met het idee van: ‘We gaan systematisch de boeren uitmoorden’, nee! Zelfs Alva heeft hij niet willen ombrengen, al had hij hier de kans voor.”

Of de verdeelde opinies over Oranjes dubieuze oorlogsverleden gevolgen hebben voor de filmproducties is de vraag. De filmmakers weigeren hier vooralsnog iets over los te laten.

Gillis Kersting
(Historicus met een weblog)

(De links zijn door de redactie toegevoegd)