Werk van bijstandsgerechtigden als smeermiddel voor de arbeidsmarkt

Still uit een animatiefilmpje van de gemeente Amsterdam
Still uit een animatiefilmpje van de gemeente Amsterdam.

De gemeente Amsterdam heeft besloten om het experiment van geld verdienen met deeltijdwerk naast de bijstandsuitkering uit te breiden. Bijstandsgerechtigden met deeltijdwerk die aan dat experiment deelnemen, kunnen een maandelijkse premie ontvangen. Begin januari zijn 35.000 brieven de deur uitgegaan die zijn gericht aan de Amsterdamse bijstandsgerechtigden, met de mededeling dat inschrijving voor het experiment opnieuw wordt opengezet. Van 1 januari 2019 tot 1 maart 2019 kunnen mensen zich opnieuw aanmelden.

Er zijn tot nu toe 3.000 huishoudens die zich in de vorige ronde hebben aangemeld. Het aantal individuen ligt dus hoger. Het gaat om ongeveer 2.500 lopende uitkeringen in het kader van de Participatiewet. Inmiddels zijn 500 deelnemers sinds de vorige aanmeldperiode uitgestroomd. Zij blijven echter worden gevolgd door de gemeente, omdat ze kunnen terugkeren in de uitkering en dan weer meedoen. Van de deelnemers aan het bijverdienexperiment heeft ongeveer 60 procent deeltijdwerk of kortdurende inkomsten gehad uit arbeid.

Het onderzoek wordt verlengd omdat de nulmeting met interviews niet op tijd was afgerond. Daardoor zou voor het wetenschappelijke onderzoek maar één jaar beschikbaar zijn, in plaats van twee jaar. In overleg met de wethouder is besloten om het onderzoek te verlengen en daarmee voldoende tijd voor het onderzoek te hebben. Ook gaat onderzocht worden welke effecten het vrijlaten van de premie heeft. Bovendien wil men nieuwe instromers in de bijstand de kans geven om aan het experiment mee te doen.

Rapportages

De 1.672 bijstandsgerechtigden die zich bij de vorige inschrijfperiode hadden aangemeld, hebben afgelopen november de tweede premie ontvangen. Daaraan is 1,7 miljoen euro besteed. Over de verstrekking van de premie is tot op heden maar één klacht binnengekomen. Voor veel bijstandsgerechtigden was het niet duidelijk dat ze geen premie over een bepaalde maand ontvangen, als hun verdiensten uit arbeid die maand boven de bijstandsnorm zitten en ze die maand ook geen uitkering ontvangen. Volgens rapportages van de helpdesk van het gemeentelijke call-center zijn er in totaal 120 vragen over de premie binnengekomen. De piek was in december, na de uitbetaling in november, toen er 25 vragen zijn gesteld.

Naast de bijstandsgerechtigden die meedoen aan het experiment en die vaak deeltijdwerk hebben, permanent of tijdelijk, zijn er ongeveer 1.400 mensen die parttime werken en die niet meedoen. Er zal een apart kwalitatief onderzoek komen naar deze mensen. Zij zullen dan worden geïnterviewd. In 2016 had 6,6 procent van het aantal Amsterdamse bijstandsgerechtigden deeltijdwerk. Dit is in 2017 gestegen naar 7,1 procent. Een groot deel van de parttime werkenden zit in “trede 2” van de “participatieladder”.

Ook zzp-ers die in de “bescheiden schaal-regeling” vallen, nemen deel aan het experiment. IOAW-, IOAZ- en BBZ-uitkeringen zijn uitgesloten van het experiment. Mensen met dergelijke uitkeringen mogen geen “incentives” (extra beloningen) ontvangen. Ze mogen geen uitstroompremie hebben. De wet staat dit type experimenten alleen toe voor mesen die een Participatiewet-uitkering hebben. Alleen als een IOAW- of IOAZ-uitkering wordt aangevuld met een Participatiewet-uitkering is deelname aan het bijverdienexperiment mogelijk. Aan het experiment doen ook mensen mee die “urenbeperkt” zijn, wat het gevolg kan zijn van een lichamelijke of geestelijke beperking. Ongeveer de helft van de Pantar-medewerkers nemen deel aan het experiment.

Uitkering en inkomsten verrekening from Gemeente Amsterdam on Vimeo.

In 2018 heeft de gemeente het bovenstaande animatiefilmpje gepubliceerd waarin naar voren komt hoe bijstandsgerechtigden hun inkomsten moeten doorgeven als ze deeltijdwerk hebben. Bijstandsgerechtigden met deeltijdwerk kunnen ook een proefberekening maken om na te gaan hoeveel premie ze ontvangen.

Smeermiddel

Het zou interessant zijn om eens te onderzoeken in hoeverre het fenomeen van (in Amsterdam ongeveer 4.000) bijstandsgerechtigden die part-time werken met een uitkering de flexibilisering van de arbeid bevordert. Dat wil zeggen: de bazen hoeven zich dan niet in te spannen om banen te creëren waarvan de arbeiders kunnen rondkomen. Bovendien kunnen bazen dan banen creëren voor bijvoorbeeld perioden van piekproductie, waarbij aan arbeiders aanvullende eisen worden gesteld die hen de hele week binden. Dat geldt onder meer voor sommige postbezorgers bij Post.nl, die maar ongeveer 20 uur per week werk hebben en de hele tijd beschikbaar en oproepbaar moeten zijn. In dat geval kunnen ze geen ander deeltijdwerk erbij nemen. Als ze met het beperkte aantal uren werk bij Post.nl beneden de bijstandsnorm blijven, dan moeten ze een aanvullende bijstandsuitkering aanvragen. Voor onderzoek daarnaar zouden de sectoren en bedrijven waar bijstandsgerechtigden in deeltijd werken, bekend moeten zijn, en ook de voorwaarden die de bazen daar stellen. Ook zou onderzocht kunnen worden of veel bijstandsgerechtigden op basis van oproepcontracten werken, waarbij ze dus voortdurend beschikbaar en oproepbaar moeten zijn.

Vanzelfsprekend zijn er nog andere vijvers waaruit bedrijven als Post.nl kunen vissen, zoals mensen met andere uitkeringen, of gehuwden of samenwonenden waarvan een van de partners een stabiel volledig inkomen heeft en de andere partner er zo’n flexibel deeltijdbaantje bijneemt. In het verlengde daarvan ligt de vraag in hoeverre de Participatiewet en eventuele andere uitkeringen functioneren als smeermiddel op de arbeidsmarkt, dat wil zeggen: voor de bevordering van goedkope en flexibele arbeid en voor de beschikbaarheid van voldoende arbeidskrachten.

In dat verband moeten we ook denken aan Flextensie-constructies en werken met behoud van uitkering. Volgens schattingen van de FNV gaat het alleen al bij werken met behoud van uitkering om ongeveer 20.000 arbeidsplaatsen (voltijdse werkweek). Maar aangezien bijstandsgerechtigden gemiddeld 20 uur per week werken, gaat het om minstens 40.000 mensen. Als je ervan uitgaat dat de tewerkstelling gemiddeld een half jaar duurt, dan gaat het om 80.000 bijstandsgerechtigden die korter of langer met behoud van uitkering werken, gerekend over een heel jaar. Dat wil zeggen dat minstens 80.000 van de in totaal 400.000 bijstandsgerechtigden die er in Nederland zijn, wel in deeltijd werken, maar geen regulier loon en geen arbeidscontract krijgen. De FNV komt tot deze schatting op basis van gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Ik denk dat de effecten van experimenten als in Amsterdam en in het verlengde daarvan misschien de invoering van een partieel basisinkomen, nader moeten worden onderzocht.

Piet van der Lende

(Dit is een geredigeerde versie van een artikel dat eerder op de site van de Bijstandsbond verscheen)