De Peueraar 42, februari 1994

Auteur: Eric Krebbers en Ellen de Waard


Kun je een groene politiek kiezen? (of maak je die zelf?)

De gemeenteraadsverkiezingen staan voor de deur. Er doen in Leiden twee partijen mee die zich nadrukkelijk als "groen" afficheren, De Groenen en GroenLinks. Brengt stemmen op een van hen daadwerkelijk een groene politiek dichterbij? Of moeten we daar veel meer zelf voor zorgen, op een buiten- of zelfs anti-parlementaire manier? Parlementaire en anti-parlementaire politiek... twee soorten politiek, die regelrecht tegenover elkaar staan? Of zijn er toch zinvolle combinaties mogelijk? Er is veel geprobeerd, van activistische partijen tot burgers die heel bescheiden de politiek van advies dienen. Een tweetal uitstapjes naar Duitsland maken ons verhaal compleet.

Je kan het woord 'politiek' op twee manieren opvatten. De meest gebruikelijke (burgerlijke) opvatting gaat ervan uit dat er professionele specialisten moeten zijn die we 'politici' noemen en die beslissingen nemen. Beslissingen die onze levens beïnvloeden. De politici voeren hun beslissingen door via overheidsinstanties en ambtenaren.

Politici komen aan de macht door middel van (over het algemeen) hiërarchische en bureaucratische partijen. Ze worden 'gekozen' door 'de kiezers'. Politici vormen een elite, de 'verkozenen', ook al beweren ze 'namens de mensen te spreken'. Eén Tweede Kamerlid 'spreekt' zo namens maar liefst 100.000 Nederlandersters. In het gunstigste geval 'vertegenwoordigen' ze deze mensen, maar meestal manipuleren ze hen. In beide gevalllen behoren ze duidelijk zelf niet tot 'de mensen'. De meeste mensen hebben, zacht gezegd, vrij weinig waardering voor deze politici en hun politiek. Steeds minder mensen 'geloven in de politiek'. Er wordt gesproken over een 'crisis in de politiek' want de mensen komen in steeds kleinere getalen opdraven als er weer gekozen mag worden. De politici trachten de mensen te 'mobiliseren' om te gaan stemmen. Ze gaan naar de mensen toe, 'de wijken in', om 'het geloof' te herstellen. Vlak voor verkiezingen willen ze 'hun oor' daar 'te luisteren leggen'. Het komt zelden voor dat de politici zich na de verkiezingen houden aan de beloften in hun 'verkiezingsprogramma's'. Programma's waar het merendeel van de kiezers overigens nog nooit een blik in geworpen heeft. Het breken van de beloften proberen politici recht te praten door slim gebruik te maken van de media. Het is niet verbazingwekkend dat ze zich niet houden aan de beloften die ze de mensen als een worst voorgehouden hebben. Ze vertegenwoordigen immers over het algemeen niet hen maar de lobbies van de elite: de rijke mensen die bezig zijn goed voor zichzelf, hun carrière en hun klasse te zorgen. Nadat de politici gekozen zijn moeten we hun beslissingen accepteren; totdat er opnieuw verkiezingen zijn. We kunnen ze niet tussentijds ontslaan. We zijn gedegradeerd tot een massa passieve consumenten - het publiek - van politieke spektakels.

Staat onderdrukt gemeenschappen

Deze vorm van politiek is historisch gezien nog niet erg oud. Zij ontstond een paar honderd jaar geleden in Europa. Sinds de absolute vorsten staten gingen vormen. De elite heeft de centraal geleide staten steeds verder ontwikkeld tot wat we nu 'overheden' of 'moderne' staten noemen, die rechtvaardiging trachten te verkrijgen door het nu en dan organiseren van verkiezingen. Gedurende de eeuwen dat de centrale staat nu al bezig is haar macht uit te breiden hebben plaatselijke gemeenschappen, zoals steden, als leeuwen gevochten om hun zelfstandigheid te behouden. Dat ging gepaard met complete burgeroorlogen. Die geschiedenis is in het vergeetboek terecht gekomen. Ze had trouwens ook best anders kunnen lopen. In het zestiende eeuwse Spanje werd de opkomende centrale staat bijna verslagen door de Communeros-beweging. In die beweging hadden de Spaanse steden zich verenigd. Tijdens de Amerikaanse en de diverse Franse revoluties trokken de steden snel weer de macht naar zich toe. En in het machtsvakuüm vlak na de Golfoorlog gingen de Kurdische gemeenschappen vlotjes over op zelfbestuur, totdat de politieke partijen de macht naar zich toe trokken.

Voor de tijd van de centrale staat betekende het woord 'politiek' iets heel anders. Een betekenis die de huidige politici ons graag willen doen vergeten. Het woord 'politiek' komt van het Griekse 'polis', dat 'stad' betekent. Politiek betekende vroeger 'bestuur van de stad': directe democratie. Er zijn tijden geweest waarin het heel gewoon was dat steden, dorpen en buurten door de bewoners zelf bestuurd werden. Je kan daarbij voor wat de Westerse geschiedenis betreft denken aan het oude Athene, de Europese middeleeuwen (de Hanzesteden), de Renaissance en andere perioden. Ook in andere delen van de wereld hebben tradities bestaan waarin de mensen zichzelf bestuurden. De bewoners kenden elkaar persoonlijk en men besloot gezamenlijk in grote bijeenkomsten over de gemeenschap. In veel gebieden, waaronder Nieuw-Engeland in het noorden van de VS, bestaan nog steeds van die gemeenschapsbijeenkomsten.

Natuurlijk bestond er in elk land wel een elite, een koning bijvoorbeeld, maar die beperkte zich tot het ophalen van belastingen en bemoeide zich verder niet met het dagelijks leven in de steden en dorpen. En natuurlijk waren er in die steden zelf ook enorme machtsverschillen, niet in de laatste plaats tussen mannen en vrouwen. De situatie was verre van ideaal, maar toch was er over het algemeen veel meer zeggenschap over het eigen bestaan dan nu. Niet voor niets zei men 'stadslucht maakt vrij' en was men bereid ervoor te knokken om dat ook zo te houden.

Politiek als onderdeel van het leven

Hoe zag die andere politiek er uit? Overal vulden de mensen dat vanzelfsprekend anders in. Toch waren er een groot aantal overeenkomsten. De burgers kozen op grote bijeenkomsten raden die het beleid uitvoerden dat ze met elkaar geformuleerd hadden. Vervolgens hield men die raden goed in het oog. Raadsleden waarover men niet tevreden was werden eenvoudigweg vervangen. Het politieke leven bleef niet beperkt tot die bijeenkomsten. Politiek was een continu proces en niet een beperkte 'gebeurtenis' zoals wij die kennen bij 'verkiezingen'. Er werd elke dag gediscussieerd tijdens het werk, op de pleinen en straathoeken, in parken en café's. Politiek was veel meer ingebed in het dagelijks leven. En dit soort politiek was tegelijk onderwijs: men nam niet alleen samen beslissingen, maar ontwikkelde zichzelf door de rijkdom van de diskussies. Men ontwikkelde een verantwoordelijkheidsgevoel voor de samenleving en een gevoel onderdeel uit te maken van een gemeenschap. Het individuele 'ik' en het collectieve 'wij' waren niet aan elkaar ondergeschikt, maar voedden elkaar juist. Deze politiek stimuleerde bij de individuele mensen een gevoel van macht. De mensen geloofden terecht dat ze hun eigen lot in handen hadden. Zij waren zich bewust van hun eigen mogelijkheden tot zelfbestuur.

Geweldsmonopolie

De gemeenschap was volledig autonoom. De burgers op de bijeenkomst hadden zeggenschap over zaken die de huidige Nederlandse gemeenteraden gedwongen buiten beschouwing laten. Zo was bijvoorbeeld ook de economie vrijwel volledig gepolitiseerd, dat wil zeggen: de gemeenschap besliste over economische zaken. Van 'economische wetten', waaraan gehoorzaamd moet worden, had men nog nooit gehoord. De productiemiddelen en het land werden beschouwd als eigendom van de gemeenschap (en niet van de staat of van individuen) en men hanteerde veelal iets dat leek op de regel "Ieder geeft naar vermogen en neemt naar behoefte." Ook was de gemeenschap bewapend - autonomie moet verdedigd worden - en bestond er niet zoiets als een geweldsmonopolie van de staat.

Sociaal en ecologisch beter

Het zou volgens ons sociaal en ecologisch beter zijn als lokale gemeenschappen ook nu politiek autonoom waren. Zoals we al schreven, waren die vroegere gemeenschappen zeker geen paradijzen, en zo zal er natuurlijk in de toekomst ook geen utopia uitbreken. We zullen nooit aan het einde van de geschiedenis belanden waarbij alles toch nog goed gekomen is. Nee, een gedecentraliseerde samenleving zou juist een begin kunnen maken met een geschiedenis die veel meer bepaald wordt door de mensen zelf. Belangentegenstellingen tussen mensen zullen er altijd wel blijven, en uitgevochten worden, maar op een kleinschalige manier hebben mensen wel meer mogelijkheden mee te doen, juist aan het bepalen van die geschiedenis.

Lokale politieke autonomie is ook ecologisch beter. De huidige grootschalige arbeidsdeling tussen landen en werelddelen staat ten dienste van de winst van multinationele ondernemingen. De organisatie van de huidige productie en het transport van de producten vergen enorme bureaucratieën, waar de mensen zelf alle grip op verloren hebben. Het transport van voedsel en grondstoffen over enorme afstanden slurpt enorme hoeveelheden energie op en grote consentraties van industrieën beperken de mogelijkheden effectief afval te recyclen en vervuiling te voorkomen.

Gemeenschappen en regio's zouden veel meer zelfvoorzienend kunnen zijn. Ze zouden verstandig gebruik kunnen maken van kleinschalige hoogtechnologische eco-technieken, lokale energiebronnen en grondstofvoorraden om duurzame goederen te produceren. De gemeenschap kent haar eigen natuurlijke omgeving immers het best. De menselijke consumptie zou teruggebracht kunnen worden tot rationele en gezonde hoeveelheden, zodat er minder geproduceerd hoeft te worden, waardoor iedereen tijd over zou houden om politiek actief te zijn.

Staat vervangen door confederatie

De vrije steden van het verleden vormden vaak confederaties om hun beslissingen te coördineren. Er bestaat een rijke geschiedenis van dit soort confederaties. De confederatieve raden hadden alleen uitvoerende taken en waren ook direct te ontbinden en de leden ervan te vervangen. Ze hadden een heel duidelijk omschreven uitvoerende taak. De macht vloeide van beneden naar boven in plaats van omgekeerd. Confederaties zijn een hogere vorm van orde en dat vergt een betere coördinatie dan gebruikelijk in ons simpele staatssysteem van gehoorzaamheid.

Ook de productie zou door de regio's en steden onderling gecoördineerd kunnen worden. Want natuurlijk kan een regio of stad niet alles zelf produceren en dat hoeft ook niet. De wisselwerking tussen een zo groot mogelijke economische zelfstandigheid en een wederzijdse afhankelijkheid van een bloeiende handel in allerlei producten uit andere regio's of steden zou de gezamenlijkheid alleen maar bevorderen.

Kleinschaligheid valt niet noodzakelijk samen met gelijkwaardigheid. Decentralisatie moet samen gaan met een nieuw rechtvaardigheidsgevoel, waarbij mensen lokaal handelen en mondiaal denken. Een rechtvaardigheidsgevoel dat zich verzet tegen het plaatsen van de een boven de ander of de mens boven de natuur. En net zoals er geen onoverkomelijke belangentegenstelling hoeft te zijn tussen het "ik" en het "wij", hoeft die er te zijn tussen regio's (een soort nationalisme). Een leefbare wereld is in ieders belang. Daarbij is het huidige nationalisme geen natuurwet, maar een middel dat gebruikt wordt door elites om burgers van staten bijeen en in het gareel te houden door het kreëren van buitenstaanders.

Hoe komen we van hier naar daar?

Is het mogelijk de huidige vorm van politiek te gebruiken om die andere te bereiken? Kan er een mengvorm bestaan waarin de landelijke parlementaire staatspolitiek gebruikt wordt om een anti- of buitenparlementaire politiek een stem te geven? Margje Vlasveld van de Leidse Groenen zei in Peueraar 23/24 dat je haar partij "als het politieke deel van de milieubeweging" kan zien. De Groenen willen voor de milieubeweging spreken. In vele landen zijn mensen vanuit dit idee de parlementaire wereld ingestapt. Ons eerste uitstapje naar Duitsland gaat naar de Grünen. Zij spraken over een 'standbeen' in de buitenparlementaire beweging en een 'speelbeen' in het parlement. De partij is opgericht door mensen uit de buitenparlementaire sociale bewegingen, zoals de vrouwenbeweging, de anti-imperialistische beweging, de milieubeweging, de kraakbeweging, de anti-militaristische en anti-kernenergiebeweging. Ze schreven in hun eerste verkiezingsprogramma: "Gedecentraliseerde basiseenheden (plaatselijke gemeenschappen, districten) zouden een vergaande autonomie en zelfbeschikkingsrecht moeten krijgen." Dit was veel mensen uit het hart gegrepen en in 1983 namen de Grünen met 8% van de stemmen voor het eerst op de zetels in de Bondsdag plaats. Het was de bedoeling dat de afgevaardigden ('sprekers') door de partij - en daarmee de sociale bewegingen - strak onder controle gehouden zouden worden. Het congres van de partij bepaalde de standpunten die ze in de Bondsdag moesten innemen. Elke twee jaar zouden de afgevaardigden hun zetel moeten afstaan aan nieuwe mensen. Zodat ze niet teveel macht zouden krijgen en zoveel mogelijk mensen ervaring konden opdoen. Alle Grünen moesten de helft van hun salaris afstaan aan de sociale bewegingen.

Het syteem beheren waar je op tegen bent

Het geld en de macht waren te aanlokkelijk en zowat vanaf het moment dat de afgevaardigden het parlementsgebouw betraden begonnen ze aan de afspraken te tornen. Veel afgevaardigden stonden hun geld en plek niet meer af. Ze maakten daarbij gebruik van hun speciale mogelijkheden als parlementsleden, van hun makkelijkere toegang tot de media en het geld. Al snel had de partij niet veel meer te zeggen over het maken van het beleid. Daarbij kregen de afgevaardigden al snel andere belangen. Ze wilden serieus genomen worden door hun politieke tegenstanders en gingen in staatspolitieke termen denken. Ze aksepteerden zelfs het economische systeem van groeidwang om maar mee te mogen doen. Ze wilden het staatscirkus dat ze bestreden gaan beheren. Ze deden in deelstaten als minderheidspartner mee in coalities. Ze voerden wetten uit waar de rest van hun partij fel op tegen was. De Grüne afgevaardigden zetten zelfs politie in tegen anti-kernenergiedemonstanties, terwijl de partij voor een flink deel voortkwam uit de anti-kernenergiebeweging! Maar coalities werden heilig, niet in de laatste plaats omdat vele Grüne ambtenaren en politici hun banen zouden verliezen bij het opzeggen van de coalities. De geschiedenis van de Grünen laat zien dat staatspolitiek corrupt maakt.

Later vroegen sommige ex-Grünen zich af wat hun parlementaire bijdrage eigenlijk opgeleverd heeft. Hebben ze niet slechts de indruk gewekt dat er verscheidenheid in de Bondsdag bestaat? Zijn ze een onderdeel geweest van de vermomming van de eenpartijstaat? Want alle partijen huldigen hetzelfde idee, namelijk dat er geen alternatieven bestaan voor de huidige staatspolitiek. Heeft het verzet van de Grünen zich door hun parlementaire politiek niet laten inkapselen door de staat?

In Nederland wil ook GroenLinks landelijk haar "medeverantwoordelijkheid voor het tot stand brengen van een goed overheidsbeleid niet ontlopen en legt zich toe op het produceren van constructieve beleidsnota's en andere initiatieven." Ook bij GroenLinks is de partij haar grip op de Tweede Kamer-fractie kwijt. Onlangs keurde die de defensiebegroting van de regering goed tegen de wil van het partijcongres. Er wordt binnen GroenLinks gepleit voor een "professionalisering" waardoor "het gewicht van het partijbestuur en Kamerfractie zou kunnen toenemen". Op raadselachtige wijze zou er dan tegelijk "evenwicht kunnen worden gebracht" door "een verbetering van de interne democratie". Het lijkt ons niet mogelijk via landelijke parlementaire organen naar die andere vorm van politiek te streven.

Libertaire staat?

Is de gemeenteraad dan niet een veel logischer plaats om te beginnen met het invoeren van die andere politiek, en het omvormen van de staat in een confederatie van regio's en gemeenten? Het doel is dan gelijk aan het middel, namelijk een basisdemocratische gemeenteraad.

In de eeuwenlange strijd tussen stad en staat zijn de taken van de gemeenteraad enorm omgegooid. De taak van het moderne gemeenteapparaat is om het kapitalisme van een zo perfect mogelijke plaatselijke infrastructuur te voorzien. Zeg maar goede wegen en een willig en goed opgeleid arbeidsreserveleger. In dit kader doet de gemeente tegenwoordig ook aan milieubeheer. Met name in het teken van het landelijke Nieuw Milieu Plan Plus (NMP+). Zo is er een milieucommunicatieplan gemaakt om "het gedrag van diverse doelgroepen te beïnvloeden" en "om een draagvlak voor het milieubeleid te creëren." En er zijn Milieu Uitvoerings Plannen (MUP's) die onder andere middels regionale samenwerkingsverbanden uitgevoerd worden. Ook moet iedere gemeente milieuvriendelijker gaan werken en een notitie 'interne milieuzorg' opstellen. Prachtige plannen allemaal. Heel nauwkeurig tracht men de scherpe kantjes van het mens- en milieuvernietigende systeem af te vijlen, ondertussen de kern in stand houdend. Waarbij het maar de vraag blijft of men zelfs deze gematigde plannen zal kunnen realiseren. Het is niet ongebruikelijk dat de overheid haar eigen 'milieudoelstellingen' niet haalt. We zullen het maar niet hebben over de eigen initiatieven die een gemeente mag nemen, zoals de specifiek Leidse actie "Leiden schone stad", waarbij "vervuilingsbronnen" als zwerfvuil, hondepoep, onkruid en grafittie meedogenloos worden aangepakt.

Kortom, het huidige gemeenteapparaat is de effectiefste uitvoerder van landelijk beleid. Ze zit het dichtst bij de mensen en weet het best waar het verzet zit en hoe dat te beperken, te omzeilen of uit te doven. Gemeenten met veel linkse mensen krijgen zo bijvoorbeeld een GroenLinkse wethouder die de schijn moet wekken 'een ander beleid te voeren', terwijl hij netjes gemeentetaken uitvoert, zoals binnenkort het verlagen van uitkeringen.

GroenLinks is op heel pragmatische gronden een grote voorstander van deze inzet van het gemeenteapparaat. De moderne maatschappij is volgens hen zo "complex" dat de centrale overheid niet precies meer kan overzien wat er op het plaatselijke niveau allemaal gebeurt. GroenLinks zegt daarom een voorstander te zijn van een "een model van 'gematigd anarchisme', waarbij zelfregulering in principe de overhand heeft." De burger wikt maar de staat beschikt, want "bij zelfregulering stuurt de overheid slechts globaal via budgetfinanciering en positieve prikkels. Ze schept voorwaarden zodat elders meer, en door meerderen, gestuurd kan worden: door provinciale en lokale overheden, maar vooral door ter zake kundige maatschappelijke organisaties." (Vet door de redactie)

De economie en het geweldsmonopolie moeten vanzelfsprekend buiten het bereik van de gemeente blijven. Als GroenLinks bijvoorbeeld schrijft over "grenzen aan de groei" dan heeft ze het uitsluitend over het verminderen van de consumptie van de burgers. Over de grote veroorzakers van de enorme productie zoals het bedrijfsleven, het militair-industrieel-complex en de Europese Unie mogen de burgers niet meebeslissen.

De "libertaire staat" van GroenLinks is feitelijk allang gerealiseerd en ook niet ongebruikelijk binnen het kapitalisme. Wereldsteden als New York en London werden nog niet zo lang geleden vanwege het gebrek aan goede communicatiemiddelen ook decentraal bestuurd. Met libertarisme heeft dat niets van doen, wel met een perfectionering van het staatsbeheer.

De Nederlandse Groenen als stadspartij

De Nederlandse Groenen lijken op een iets ander spoor te zitten. Die hebben zich her en der verloofd met de stadspartijen die opgericht worden om ontevreden kiezers te vangen. Ze schrijven in hun landelijke folder "Uitgangspunten van ecologische politiek": "Kleinere, overzichtelijke eenheden zijn beter dan centralistische en anonieme bestuurkolossen. Dit geldt voor woonvormen, het onderwijs, voor het openbare bestuur en de non-profitsector, maar ook voor organisaties in het bedrijfsleven (...)Kleine, wendbare, zichzelf besturende organisaties hebben wat ons betreft de toekomst en het groene licht". Geheel in de traditie van deze partij blijft het onduidelijk waar de macht uiteindelijk komt te liggen. Bij die "kleinere eenheden" of net als bij GroenLinks bij de centrale staat? Het verkiezingsprogramma, dat de Leidse Groenen samen met de partij "Leiden Weer Gezellig" opgesteld heeft, biedt wat dit betreft opheldering. Ze pleiten daarin voor "meer (wijk-)agenten op straat" en "openbaarheid van bestuur" waarbij B&W "in een vroeg stadium beleidsplannen bekend maken, zodat inspraak geen wassen neus meer behoeft te zijn." Als het aan hen ligt blijft men van bovenaf plannen lanceren, waarna de burgers mogen 'inspreken'. De ervaring leert dat inspraak iets anders is dan beslissen.

De Groenen hebben geen problemen met een bedrijfsleven dat naar winst streeft. Dat bedrijfsleven past de strategie van gedecentraliseerde, flexibele organisaties al ruim toe. En dat blijkt flink winstgevend. Naar een nieuwe politiek van zelfbeschikking leidt dat ons natuurlijk niet. Het gekrakeel van de stadspartijen over een (radicale) nieuwe politiek is onzin zolang er niet gestreefd wordt naar radikaal andere structuren in de samenleving. Het is duidelijk dat je van partijen die de top-down structuur van de staat niet fundamenteel willen veranderen geen andere politiek hoeft te verwachten.

De strijd om de gemeente

Gemeenten hoeven de beperkingen die de centrale overheid hen stelt niet klakkeloos te accepteren, ook al is het historische proces van centralisatie in heel Europa enorm ver gevorderd. Gemeenten worden door de staat beperkt in macht, maar die macht kan terug worden bevochten en het centralisme teruggedrongen. Plaatselijke ecologisch linkse partijen zouden deel kunnen nemen aan de lokale verkiezingen met het oog op dit terugveroveren van de gemeente als het podium waar de politiek gemaakt wordt. Natuurlijk kan niet iedere stad of regio een-twee-drie omgevormd worden tot zelfvoorzienende eenheid. Wel kan er snel begonnen worden met de ombouw tot zelfbepalende eenheid. Plaatselijke politici zouden contact kunnen opnemen met collega's in andere steden en gezamelijk een netwerk, een confederatieve tegen-machtsstructuur kunnen vormen die op den duur de staat wezenlijk zou kunnen uitdagen en vervangen. Het is belangrijk steeds te polariseren tussen stad en staat, zodat het strijdpunt duidelijk blijft. Alleen vanuit de basis is het mogelijk een werkelijke democratie op te bouwen. Op (deel-)gemeenteniveau zouden afgevaardigden makkelijker terugroepbaar zijn; immers de mensen kennen elkaar persoonlijk op dagelijkse basis. De strijd om de gemeente als politiek podium te herwinnen kan ook plaatsvinden vanuit een bredere basis. Veel meer mensen dan alleen radikaal-linksen zijn gekant tegen de nog steeds groeiende staatsmacht. Bovendien zijn revoluties in het verleden altijd bevochten door mensen die elkaar goed kenden en sterke sociale banden met elkaar hadden. Niet op elkaar betrokken loonslaven zullen volgens ons nooit in staat zijn fundamentele veranderingen af te dwingen.

En door onszelf niet te beperken tot deelstrijden, zoals de sociale bewegingen uit de jaren tachtig dat deden, maar veeleer te pogen de gemeente zelf te democratiseren, kan je nooit een systeembeheerder worden of ingekapseld raken of deels tevreden gesteld worden met een bord aan de gemeentegrens met 'kernwapenvrije gemeente' erop. De mensen van De Invalshoek eisten vorig jaar via een alternatieve Stadskrant onder andere dat de gemeente zich zou verzetten tegen het racistische landelijke overheidsbeleid. Zij vinden dat de mensen in Leiden gewoon samen hun eigen beleid moeten kunnen bepalen.

Een radicale milieupartij

Ons tweede Duitse uitstapje laat zien dat een radikale milieupartij wel degelijk tot de mogelijkheden behoort. Binnen de Grünen is lang gestreden tegen de macht van de Bundestag-fractie. Uiteindelijk hebben grote delen van de partij het opgegeven en hun eigen partij opgericht: de Ökologische Linke (Ökoli). Ökoli is een radicaal-linkse milieupartij die anti-kapitalistisch, radicaal ecologisch, antipatriarchaal, anti-racistisch, internationalistisch, anti-militaristisch, tegen de staat en voor basisdemokratie is. Ze schijven: "Als de staat is afgebouwd dan regelen de mensen hun aangelegenheden zelf in de vorm van decentrale eenheden van zelforganisatie: in gemeente-, stadsdeel- en buurt of arbeid(st)erraden. De Raden vertegenwoordigen diegenen die hen delegeren niet voor lange tijd, maar rouleren hun functie. Zij zijn te allen tijde weg te stemmen, nemen hun besluiten openlijk en worden in alle gevallen direct van onderaf gekozen. Die eenheden in het woongebied, in het opleidingsgebied of in de productie zijn door coördinerende raden verbonden, voor wier deelnemers dezelfde regels gelden. In tegenstelling hiermee is Duitsland een parlementaristisch-representatieve wettige pseudo-democratische staat die met haar autoritaire structuren zelfs aan de burgerlijke-democratische eisen niet voldoet."

De Ökoli stelt dat we nu nog niet precies te kunnen aangeven hoe die toekomstige basisdemocratische samenleving eruit zal zien, maar dat we al strijdende onszelf, onze mogelijkheden en onze ideeën zullen veranderen: al doende leert men. En wij kunnen nu al "collectief teruggrijpen op onze politieke ervaringen in de strijd tegen de repressie, tegen atoomenergie, voor zelfbepaling en democratisering. We kunnen van de fouten leren, op onze kennis voortbouwen en bewust met onze successen omgaan. De ontwikkeling van een gezamenlijke verzetscultuur is voor ons een grote stap voorwaarts in de strijd tegen het kapitaal en voor de afbouw van de staat." Toch sluit men "parlementaire arbeid niet uit", ofschoon dat in eerste instantie lokaal gezien wordt.

Burger als ambtenaar

Dit soort partijen kennen wij in Nederland helaas (nog) niet. Wel allerlei vaak losjes georganiseerde politieke activisten. Mensen die zelf hun leven willen bepalen. GroenLinks ziet hun basis-demokratie niet zitten, want "'Participatie van allen overal' is een ideaal dat niet te verwezelijken is in een complexe samenleving." Het doorbreken van het onderscheid tussen politicus en burger gaat te ver voor GroenLinks.

De partij is wel bereid tot "het geven van grote invloed aan mensen in wijken en buurten als het gaat om het dagelijks gebruik en beheer van de directe omgeving. GroenLinks pleit daarom voor een verdere ontwikkeling van het wijkgericht werken van de gemeentelijke organisatie." De staatspolitiek moet volgens GroenLinks haar tentakels uitbreiden tot in de wijken. Daarmee kunnen de burgers ook gemaakt worden tot uitvoerders van het centraal vastgesteld overheidsbeleid, net als de gemeenteraad en haar ambtenaren.

De burgers verworden tot een soort onbezoldigde ambtenaren en hun kennis wordt afgetapt. "Kortom, het gaat om de mobilisering van de maatschappelijke kreativiteit ten dienste van de politieke besluitvorming," aldus GroenLinks. Politieke besluitvorming door professionele politici welteverstaan. Zij zijn het volgens GroenLinks die de "publieke discussies" moeten "vertalen in politieke machtsvorming". De burger blijft aldus verstoken van de macht en moet maar hopen dat haar of zijn advies politiek "vertaald" wordt. Juist omdat dat niet gebeurt haken veel mensen af.

Leidse Milieu Raad

Je kan als milieuactivist ook genoegen nemen met een bescheiden adviserende rol naar de staatspolitiek toe. De gemeente zal dan heel vriendelijk zijn en je adviezen vaker "politiek vertalen" dan als je je bijzonder kritisch opstelt. Maar of je op deze manier werkelijk iets kan bereiken? Een aantal Leidse groepen die bezig zijn met het stadsmilieu hebben zich zo'n drie jaar geleden verenigd in de Leidse Milieu Raad (LMR). De LMR bestaat uit Milieudefensie, IVN, de ENFB, Rover, Kringloopproject, Jongeren Milieuactief, de wetenschapswinkel, diverse bewonersorganisaties en een onafhankelijk universitair lid. De voorzitter van de raad is Rob van Lint, die tevens voorzitter is van GroenLinks Leiden. "De afgelopen twee jaar heeft de raad gevraagd en ongevraagd zo'n twintig adviezen uitgebracht, die betrekking hadden op de meest uiteenlopende terreinen: van bouwen in de polder tot de autoluwe binnenstad en verwijdering van asbest," aldus de gemeentelijke Stadskrant van 24 december in een enthousiast artikel over de Raad getiteld: "De gemeente doet veel maar is er nog lang niet." De gemeente vindt van zichzelf dat ze op de goede weg is. De Raad bestaat uit vrijwilligers die de gemeenteraad willen adviseren vanuit een milieu-oogpunt. Zelf beslissen is er niet bij. Tijdens een gesprek van de Commissie Sociale Zaken en Milieu van de gemeenteraad met de LMR op 8 september vorig jaar vroeg raadslid De Goede van D'66 of de LMR geld nodig had. Met andere woorden: of de milieu-activisten betaalde ambtenaren wilden worden. Terecht wimpelde Van Lint dat af uit angst voor "grijze adviezen". De toenmalige wethouder De la Mar zei echter dat hij de "LMR nog nooit betrapt had op waanzinnige adviezen." De LMR houdt zich kennelijk netjes aan de vastgestelde grenzen van het gemeentelijk beleid. En inderdaad lazen wij in de door de LMR uitgebrachte adviezen nooit oproepen aan de gemeenteraad om zich buiten die door Den Haag en het bedrijfsleven vastgestelde grenzen te begeven. Een dergelijke oproep zou voor de wethouder politiek niet 'te vertalen' zijn geweest. In hoeverre kan je hier dus spreken van iets anders dan "grijze adviezen"? VVD-raadslid Wijnbergen benadrukte de beperkte rol van de LMR door er tijdens het gesprek op te wijzen hoe belangrijk het is om op "de kleine dingen" zoals hondepoep te letten. Ze zag de LMR voornamelijk als communicatie-orgaan met de burgers over deze problemen. Het schort volgens haar vooral aan een mentaliteitsverandering bij de burgers. Mevrouw Kooi van de LMR zei daarop dat het gaat om de vraag: "Hoe bereik je dat mensen meer betrokken raken bij de wereld waarin zij leven?" Het antwoord op die vraag luidt volgens ons: "Door hen er de zeggenschap over terug te geven!"

Bronnen:

Terug