De Fabel van de illegaal 82/83, voorjaar 2007

Auteur: Mehmet Kirmaci


Moord op anti-nationalist Dink ook in Nederland herdacht

Drie kogels maakten op 19 januari 2007 een einde aan het leven van Hrant Dink, hoofdredacteur van Agos, een weekblad dat in het Armeens en Turks verschijnt en wordt gezien als de seculiere spreekbuis van de Armeense gemeenschap in Turkije. De minderjarige dader was lid van een ultra-nationalistisch netwerk. De moord bracht een protestbeweging op gang in Turkije en West-Europa die erg bemoedigend is voor Turkse en Armeense anti-nationalisten en verzoeningsgezinden.


Hrant Dink
De 52-jarige Dink, een linkse Armeniër die is geboren en getogen in Anatolië, had zijn politieke leerschool niet doorlopen in de Armeense nationalistische beweging maar in de anti-imperialistische studentenbeweging van Istanbul, die vanaf eind jaren 60 radicaliseerde en revolutionaire conclusies begon te trekken. Dink was in zijn jongere jaren een tijd lang actief voor de maoïstische Communistische Partij van Turkije Marxistisch-Leninistisch (TKP-ML), die voort is gekomen uit deze beweging. Uiteindelijk brak hij met het maoïsme en startte hij in 1996 met een groep geestverwanten Agos, een tweetalige krant die zich sterk maakte voor de rechten van de Armeense en andere minderheden in Turkije. Ook hielden Dink en Agos zich bezig met de democratisering van Turkije, de Turkse toetreding tot de EU en hoe Turken en Armeniërs om zouden kunnen gaan met het verleden. Of om concreter te zijn met "1915", het jaar waarin een miljoen Armeniërs op last van de Ottomaanse regering planmatig werden vermoord of gedeporteerd uit Anatolië, het gebied waar ze al voor de komst van de Turken woonden.

Krokodillentranen

Dink was allesbehalve een Armeense nationalist: gelijke rechten, verzoening en verwerking van een gezamenlijke tragische geschiedenis vormden zijn politieke doelen voor Turken en Armeniërs. Hij bekritiseerde het agressieve nationalisme aan zowel Turkse als Armeense kant. "Als je een vijand nodig hebt voor de vorming van je identiteit, dan is je identiteit ziekelijk", is een van zijn veel geciteerde uitspraken. Dink bleef politiek aan de linkerkant staan. Zo schreef hij ook columns voor het kritische en uitgesproken linkse dagblad Birgün. De Turkse staat volgde de verrichtingen van Dink uiteraard op de voet. Hij werd meerdere keren juridisch vervolgd vanwege zijn artikelen en uitspraken over de Armeense genocide. Zijn laatste veroordeling had plaatsgevonden op grond van het beruchte en uiterst rekbare artikel 301, dat belediging van "de Turkse identiteit" strafbaar stelt. Ondanks de talloze bedreigingen die hij ontving na zijn breed door de pers uitgemeten veroordeling op grond van dat artikel, weigerde Dink - ondanks uitnodigingen uit het buitenland - Turkije te verlaten. "Waar moet ik dan heen? Armenië? Ik kan niet tegen onrechtvaardigheid, dus ik zal in Armenië ook snel problemen krijgen", verklaarde hij.

Het is nog onduidelijk wie of wat exact achter de moord op Dink zit. De Turkse justitie spreekt voorlopig van "een kring" van nationalistische jongeren, waarvan de leden zijn opgepakt, inclusief de schutter. Het centrum van deze kring lijkt zich te bevinden in Trabzon, waar in 2006 nog een Italiaanse priester werd vermoord en mensenrechtenactivisten ternauwernood konden ontsnappen aan een lynchpartij door een opgefokte nationalistische menigte.

Dat de Turkse staat en nationalistische media verantwoordelijk zijn voor het klimaat waarin deze politieke moord heeft kunnen plaatsvinden, staat buiten kijf. Progressieve critici spraken dan ook van "krokodillentranen" toen premier Erdogan de moord veroordeelde. Via de veroordeling van Dink op grond van artikel 301 wees de Turkse staat hem immers zelf impliciet aan als verrader. De nationalistische media verketterden hem openlijk en noemden hem expliciet een verrader. Daarmee werd hij een doelwit voor de gewelddadige stromingen binnen het Turkse nationalisme. Het anti-Armeens racisme is nooit uit de Turkse samenleving verdwenen en wordt versterkt door de huidige geestesgesteldheid van het Turkse nationalisme, dat voelt dat het in het defensief wordt gedrukt door de EU en de pro-Europese krachten in Turkije zelf. Dat het nationalisme stevig geworteld is in het staatsapparaat, bleek wel uit de heldenbehandeling die de moordenaar van Dink kreeg na zijn arrestatie in de stad Samsun. In een uitgelekte video was uitgebreid te zien hoe politieagenten in de rij stonden om met hem op de foto te mogen.

Nationalistische Turken met links een spandoek met huilende wolf
Stille tocht

Bemoedigend vanuit anti-nationalistisch perspectief waren de omvang en leuzen van de protestbeweging die direct na het bekend worden van de moord ontstond in Turkije en Europa. In Istanbul waakten duizenden mensen - Turken, Koerden en Armeniërs - tussen vele kaarsen en bloemen 4 dagen lang voor het kantoor van Agos, op de plek waar Dink was doodgeschoten. "Wij zijn allemaal Hrant Dink" en "Wij zijn allemaal Armeniërs", aldus de leuzen die waren te lezen en te horen tijdens de wake. Op 23 januari werd Dink begraven. De stille tocht op die dag werd bijgewoond door ruim 100 duizend mensen die borden met de beide leuzen van de wake omhoog hielden. Het massale gebruik van de leus "Wij zijn allemaal Armeniërs" is een unicum in de Turkse geschiedenis. Dat geeft aan dat de nationalistische ideologie van één land, één natie (uiteraard de Turkse) en één vlag onder grote druk staat. Pro-Europese liberalen, de progressieve democratiseringsbeweging en de Koerdische nationale beweging zijn daar debet aan. De leus leidde tot woedende reacties uit het nationalistische kamp, onder meer van Devlet Bahçeli, de leider van de fascistische Nationalistische Actiepartij (MHP). Dat kamp kreeg echter een flinke tik en moest verdedigen waarom er eigenlijk strafartikelen als artikel 301 bestonden. Ongetwijfeld zal de moord op Dink tot nog meer polarisatie leiden tussen het anti-Europese nationalistische blok dat de status quo in Turkije tegen elke prijs wil verdedigen - zoals de dominante positie van de Turken, hun leger en de kemalistische ideologie - en het zeer heterogene democratiseringskamp.

Op 23 januari werd ook in Den Haag een stille tocht gehouden voor Dink. Een paar maanden eerder had hij daar nog de Oxfam Novib Pen Award in ontvangst genomen, een prijs die jaarlijks wordt uitgereikt aan journalisten die vanwege hun publicaties in moeilijkheden zijn gekomen. De tocht werd onder meer georganiseerd door de Federatie van Armeense Organisaties in Nederland (FAON) én progressieve Turkse en Koerdische organisaties, en trok ongeveer duizend mensen. De Turkse ambassade weigerde na afloop van de tocht een gezamenlijke verklaring van de organisaties in ontvangst te nemen. In een achteraf opgesteld persbericht werd onder meer verklaard dat men "in de geest" van Dink had gehandeld, die immers altijd had gepleit voor dialoog en samenwerking. Dat was een terechte constatering en bemoedigend voor enerzijds die Turken en Koerden en anderzijds die Armeniërs die elkaar niet willen haten, maar willen begrijpen en "1915" in dialoog willen verwerken.

Hoewel de Haagse stille tocht in de geest van Dink is verlopen, moet toch benadrukt worden dat zijn politieke geest nog niet geheel is doorgedrongen in Nederland, niet bij Turks links - dat al lange tijd hersendood is - en niet bij de Armeense beweging.(1) Dink hing denkbeelden en strategieën aan die bij de Armeense diaspora geenszins gemakkelijk ingang vonden of zelfs als schokkend werden ervaren. Zo zei hij tijdens een lezing in Australië tegen zijn anti-Turkse gehoor: "Laat die Turken toch met rust, maak je vooral druk om de armen in Armenië."

Koloniaal geweld

Dink was bijvoorbeeld sterk gekant tegen het strafbaar stellen van de ontkenning van de genocide op de Armeniërs in Europese landen, een van de huidige speerpunten van de diaspora. Hij zag dat als een beknotting van de vrijheid van meningsuiting, die in zijn visie de kern van de democratie vormde. Hij waarschuwde ervoor dat dergelijke wetten op termijn in het voordeel van de Turkse staat zouden kunnen werken, die zichzelf en zijn aanhangers zou neerzetten als slachtoffer van juridische vervolging. Verder vreesde hij dat strafbaarstelling de dialoog tussen Armeniërs en Turken ernstig zou bemoeilijken. De dialoog tussen beiden zag hij als enige gangbare weg. Bovendien konden wetten geen historische waarheden boven water halen, daar was volgens Dink alleen het geweten toe in staat. Hij ging zelfs zo ver in zijn afkeuring van strafbaarstelling dat hij verklaarde naar Frankrijk (waar de diaspora het sterkst is) te willen afreizen om daar - uiteraard provocatief - de genocide te ontkennen.

Dit in contrast met het 24 April Comité van FAON, een groep die zich inzet voor erkenning en herdenking van de Armeense genocide. Comitélid Inge Drost pleitte twee weken voor de dood van Dink nog voor "expliciete strafbaarstelling", zoals verwoord in een wetsvoorstel van ChristenUnie-Kamerlid Tineke Huizinga.(2) Ook wil Drost dat de Nederlandse en Turkse jeugd in de schoolbanken bekend wordt gemaakt met de Armeense genocide. Op zich een goed idee, maar je kunt je afvragen of de Nederlandse staat met een uiterst bloedige geschiedenis van koloniaal geweld - dat tot diep in de twintigste eeuw is voortgezet en waar geen onomwonden berouw over is getoond - wel de meest geschikte partij is om een dergelijke educatieve taak op zich te nemen. Overigens pleit Drost net als Dink voor de dialoog.

Veel Turkse nationalisten noemen zich Grijze Wolf
Dink bekritiseerde ook die delen van de Armeense diaspora die het Turkije vanwege de genocidekwestie moeilijk of onmogelijk willen maken om toe te treden tot de EU. Hij beschuldigde hen ervan niet in te zien dat Turkije - weliswaar langzaam - aan het veranderen is, en dat juist de diaspora niet wilde veranderen. Hij zag het toetredingsproces als de motor van de democratisering in Turkije, die in zijn visie weer een noodzakelijke voorwaarde was voor verzoening en een oplossing voor de genocidekwestie. Door tegen toetreding te pleiten keerde de diaspora zich tegen het proces waarin Turkije de confrontatie met zijn eigen geschiedenis kan aangaan. Een eventuele weigering van de EU om Turkije te laten toetreden zou gevolgen kunnen hebben voor de Armeense gemeenschap en Armenië, zo waarschuwde Dink. Die zouden dan namelijk snel tot zondebokken worden gemaakt door de Turkse staat.

Dwanginstrument

Ook op dit punt lijkt er een verschil te bestaan tussen de opvattingen van Dink en Drost. Hoewel Drost zich niet expliciet uitspreekt tegen Turkse toetreding, benadrukt ze wel dat Nederland moet aandringen op een heldere uitspraak van de EU aan het adres van Turkije dat het hebben van goede relaties met buurlanden (lees: Armenië) "wel een voorwaarde is. En dat daarvan de erkenning van het verleden, de genocide, onderdeel is."

Dink zou wel eens gelijk kunnen hebben met zijn bewering dat vrijheid van meningsuiting en dialoog de enige wegen zijn die naar verzoening kunnen leiden en dat strafbaarstelling van genocide-ontkenning en het gebruik van de EU als dwanginstrument tot genocide-erkenning dat proces alleen maar zullen bemoeilijken. Hoe dan ook, Turkije heeft op 19 januari 2007 ongetwijfeld een van zijn moedigste anti-nationalistische en anti-racistische intellectuelen verloren. Zo zal iedereen die eerst mens is en daarna pas Turk of Armeniër hem herinneren.

Noten

Terug