De Fabel van de illegaal 97/98, winter 2009

Auteur: Harry Westerink


Deuren van de uitsluiting stukje bij beetje opengebroken

Met overwinningen in drie recente rechtszaken hebben de advocaten Jelle Klaas en Pim Fischer weer succes geboekt in hun strijd tegen de uitsluiting van illegalen door de Koppelingswet.(1) Een meerderjarige illegale vrouw met een verblijfsaanvraag mag voortaan onderwijs volgen, de minderjarige Nederlandse kinderen van een illegale vrouw hebben recht op een bijstandsuitkering, en dat geldt ook voor een dakloze en staatloze illegale man, zo oordeelden rechters op grond van internationale mensenrechtenverdragen.


Hogeschool van Amsterdam
In de eerste zaak weigerde de Hogeschool van Amsterdam een 19-jarige illegale vrouw toe te laten, omdat HBO- en universitair onderwijs alleen open staat voor studenten die legaal in Nederland verblijven. Volgens de onderwijsregels mogen uitsluitend minderjarige illegalen naar school. Ook speelde voor de hogeschool een rol dat men geen financiering krijgt voor illegale studenten. Klaas beriep zich op het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en op het Internationaal Verdrag inzake Europese Sociale en Culturele Rechten (IVESCR), die Nederland allebei heeft ondertekend. Daarin staat letterlijk: “Niemand mag het recht op onderwijs worden ontzegd” en “Een ieder heeft het recht op onderwijs”. De Nederlandse overheid handelt in strijd met die verdragen door meerderjarige illegalen de toegang tot onderwijs te ontzeggen. De rechter was het daar mee eens. “Een vergaand besluit”, aldus Klaas, “dat betekent dat ook andere meerderjarige illegalen met een verblijfsaanvraag aan hoger onderwijs mogen beginnen”.

In de tweede zaak had een alleenstaande moeder voor haar en haar twee minderjarige kinderen bij de gemeente Alphen aan den Rijn tevergeefs om een bijstandsuitkering gevraagd.(2) Omdat de vrouw illegaal was, wees de gemeente ook bijstand af voor haar kinderen, zelfs al hebben die de Nederlandse nationaliteit. De kinderen zouden volgens de gemeente vanwege hun minderjarigheid zelf geen uitkering mogen krijgen. Bij de rechter vroeg Fischer om een uitkering die is afgestemd op de behoefte van het gezin. Ter ondersteuning wees hij op rechtspraak van het Europese Hof van de Rechten van de Mens. De rechter vond dat de kinderen onder de verantwoordelijkheid van de overheid vallen, nu de moeder hen niet kan onderhouden, en kende hen daarom een uitkering toe.

In de derde zaak had de gemeente Amsterdam de bijstandsaanvraag afgewezen van een illegale man die op straat rondzwierf en moest leven van de liefdadigheid van de kerk. Klaas beriep zich opnieuw op het IVESCR. De rechter oordeelde voor het eerst uitdrukkelijk dat de sociaal-economische mensenrechten van het IVESCR normgevend zijn voor de Nederlandse wetgeving. De gemeente had er meer rekening mee moeten houden dat de bij dat verdrag aangesloten staten, waaronder Nederland, moeten zorgen voor onderdak, voedsel, kleding en andere hulp aan iedereen die in nood is, dus ook aan illegalen. Volgens Fischer heeft de rechter hiermee meer moreel en juridisch gewicht toegekend aan het IVESCR. Dat biedt beide advocaten meer mogelijkheden om voor illegalen basisvoorzieningen als inkomen en woonruimte te kunnen regelen. Het EVRM, het IVESCR en andere internationale mensenrechtenverdragen blijken zo als breekijzers te kunnen werken waarmee de deuren van de uitsluiting alsnog stukje bij beetje kunnen worden opengebroken.

Noten

Terug