De Peueraar 40, december 1993

Auteur: Petra Schultz en Jeroen van Schie


Discussie over de opkomst van de CD

In Leiden gaan de Centrum Democraten deelnemen aan de gemeenteraadsverkiezingen die in maart 1994 zullen worden gehouden. Volgens een opiniepeiling die werd gepubliceerd in het Leidsch Dagblad heeft deze extreem-rechtse partij kans op een á twee zetels in de gemeenteraad. In diverse hoeken van Leiden worden mensen opgeschrikt. Dat mag niet gebeuren! Mensen gaan rond de tafel zitten, maken plannen om de verkiezing van extreem-rechts in Leiden te dwarsbomen. Gelukkig wel! Met De Peueraar willen we daar dan ook een bijdrage aan leveren. We willen dat gaan doen door een discussie te organiseren tussen de mensen en groeperingen die zich de komende maanden zullen gaan inzetten om een halt toe te roepen aan de opkomst van extreem-rechts.

Een broodnodige discussie

Discussie lijkt ons broodnodig. De opkomst van extreem-rechts komt niet uit het niets en het zal niet eenvoudig zijn daar werkelijk wat tegenover te zetten. Met dit artikel willen we een eerste aanzet geven voor die discussie. We hopen dat het genoeg aanleiding geeft om de discussie, zowel binnen als buiten De Peueraar, te doen oplaaien. We hebben niet het idee 'de waarheid' in pacht te hebben. Wel willen we een aantal zaken naar voren schuiven die volgens ons van groot belang zijn voor het bepalen van een strategie tegen de opkomst van extreem rechts.

In dit eerste gedeelte willen we een poging wagen te analyseren waar extreem-rechts zijn populariteit aan te danken heeft, zodat we onze energie niet op de verkeerde punten richten of op een ineffectieve manier inzetten.

In het tweede gedeelte dat in het volgende nummer van De Peueraar zal worden geplaatst geven we onze visie op de functie die extreem-rechts op dit moment vervult, en zal gaan vervullen als de huidige tendens zich voortzet. Wat is het toekomstbeeld waartegen we strijden en hoe kunnen we dat zo goed mogelijk doen?

Bij het tweede deel willen we naar aanleiding van de analyses, die we vanuit bovenstaande vraagstellingen hebben geformuleerd, een aantal richtlijnen formuleren die ons van groot belang lijken voor de strijd tegen extreem-rechts. Bij het eerste deel houden we het bij een aantal voorzichtige conclusies.

Deel 1

We denken dat extreem-rechts zijn populariteit niet in eerste instantie aan zichzelf te danken heeft. Extreem- rechtse partijen maken gebruik van een stemming in de samenleving, die is ontstaan door tal van oorzaken, maar in ieder geval niet doordat ze zelf zulk briljant werk verricht zouden hebben. Ze plukken de vruchten van ontwikkelingen die al jaren gaande zijn. Dat lijkt ons een belangrijk gegeven waar we niet aan voorbij mogen gaan. Het betekent dat we ons niet alleen op extreem-rechts kunnen richten maar ook moeten nagaan welke zaken de huidige voedingsbodem hebben gecreëerd. We willen er een aantal benoemen en gaan daarbij vooral in op de mobilisatie van racistische sentimenten en het ontbreken van een mogelijke linkse oriëntatie. Het extreem-rechtse gedachtegoed bestaat natuurlijk uit meer dan alleen racisme, bijvoorbeeld op het gebied van de positie van vrouwen of het bestaansrecht van gehandicapten. Maar omdat extreem-rechts op dit moment met name op zijn racistisch wereldbeeld probeert te mobiliseren, en het sowieso een heet hangijzer is over de hele breedte van de politiek, willen we ons in dit artikel daarop richten. Dat betekent echter niet dat andere aspecten onbesproken mogen blijven. Sluipenderwijs, en meer aan het oog onttrokken, doet ook op deze gebieden het extreem-rechtse gedachtegoed weer meer opgang. Dit zal dus moeten worden meegenomen in de strijd tegen extreem-rechts.

Oplevend racisme

Een belangrijke grondslag voor de huidige opleving is natuurlijk het racisme als fundamenteel gegeven in de maatschappelijke ordening. De politieke en economische machtsverhoudingen die zijn voortgekomen uit (neo-)koloniale verhoudingen zijn racistische machtsverhoudingen die zich zowel op wereldschaal in de Noord-Zuid verhoudingen, als op nationaal en lokaal niveau, manifesteren in een structurele machtsongelijkheid tussen het witte en het zwarte bevolkingsdeel. Deze racistische verhoudingen uiten zich niet alleen in maatschappelijke posities, maar ook in het heersende mensbeeld waarin meer of minder latent racisme schuilt. De koloniale beelden van zwarte mensen zijn nog lang niet overwonnen en maken onderdeel uit van de Westerse cultuur. Iedereen kent wel de cliché-beelden en de 'grapjes' die weer meer en meer opgang doen; 'uit de taboesfeer zijn gehaald', maar ook nooit weg zijn geweest. Dit zegt op zichzelf natuurlijk nog niets over de vraag waarom extreem-rechts op dit moment groeit en niet, bijvoorbeeld, tien jaar geleden een zelfde groei doormaakte. Daaraan liggen andere oorzaken ten grondslag. Het is echter wel een continue basis waardoor mensen überhaupt aanspreekbaar zijn op de zogenaamde 'oplossingen' van racistisch allooi.

En dat aanspreken is de laatste jaren dan ook flink gebeurd. Niet eens zozeer door extreem-rechtse partijen als de Centrum-Democraten maar juist ook door met respect omgeven politici als Lubbers, Bolkestein, Kosto en consorten. Zij hebben, met de media die voor het overgrote deel als kritiekloze sensatiemakers aan hun lippen hangen, een belangrijk aandeel in het legitimeren van racisme en vreemdelingenhaat. In plaats van de discussie te voeren over racistische machtsverhoudingen hebben ze het 'migrantenprobleem' en het 'vluchtelingenprobleem' ten tonele gevoerd waarbij alles 'weer gezegd moest kunnen worden'. Dat hebben ze dan ook niet nagelaten.

Ze hebben het beeld gepropageerd dat Nederland vol is, dat heel Afrika en het Midden-Oosten aan de grens staat om Nederland te overstromen, dat migrant hetzelfde is als onaangepast, crimineel, lui en ga zo maar door. Ze hebben wetten gemaakt waardoor steeds meer mensen 'hier niet mogen zijn, illegaal zijn' en zijn die mensen vervolgens met steeds uitgebreider middelen gaan opjagen, opsluiten en deporteren. Dit alles heeft in grote mate bijgedragen aan de ontstane sfeer waarin racisme weer 'moet mogen', waarin eigen frustraties kunnen worden gebotvierd op 'die buitenlanders die onze welvaart komen stelen'. Een belangrijke vraag die we ons moeten stellen is welke doelen hiermee worden nagestreefd door de desbetreffende politici.

De vechtmaatschappij

De hierboven beschreven hetzes staan niet op zichzelf. Ze vallen samen met een aantal andere ontwikkelingen die we kort willen benoemen. Daarbij willen we wel van te voren aangeven dat die ontwikkelingen niet automatisch tot racisme leiden. Het beeld dat de armere wijken vol racisten zitten en de rijkere wijken niet, is een beeld dat niet klopt. Waar we echter niet aan voorbij mogen gaan is dat voor veel mensen aan de onderkant van de samenleving een politieke oriëntatie ter linkerzijde is weggevallen en dat dit soort ontwikkelingen wel degelijk een voedingsbodem kan creëren voor extreem-rechts.

Op alle fronten worden sociale verworvenheden afgebroken onder het motto van de 'noodzakelijke' bezuinigingen voor onze concurrerende economie en de bestrijding van de werkeloosheid. De uitkeringen worden drastisch verlaagd, de koopkracht van de minima verlaagd, de woonlasten verhoogd, het minimumloon ter discussie gesteld, de gezondheidszorg wordt afgebroken, inspraakprocedures stellen steeds minder voor, CAO's worden steeds slechter, en de werkloosheid neemt nog steeds toe. Meer en meer ontstaat een vechtmaatschappij waarin ieder individu zich in z'n eentje een weg moet zien te banen in de maatschappelijke jungle van flexibele baantjes, onbetaalbare woningen en bureaucratische rompslomp. Meer en meer ontstaan dan ook gevoelens van onmacht, onzekerheid en onveiligheid. Dit wordt nog versterkt doordat veel van de oude sociale verbanden, waar mensen hun identiteit en zekerheden uit haalden, uit elkaar zijn gevallen en daar geen nieuwe voor in de plaats zijn gekomen, behalve misschien de gepropageerde zelf te kiezen 'life-style', maar dat is voor veel mensen geen haalbare optie. Het zich immer voortzettende individualiseringsproces heeft immers voornamelijk voor de maatschappelijk sterkeren een aantal vrijheden mogelijk gemaakt.

Tegelijkertijd is er van een linkse oppositie als reële tegenkracht geen sprake, zowel binnen- als buitenparlementair. De PvdA die zich als sociaal-democratische partij vroeger nog onderscheidde door te streven naar een op solidariteit gebaseerde verzorgingsstaat, gaat volledig mee in het rechtse verhaal dat diezelfde verzorgingsstaat geen reële mogelijkheid meer is voor de jaren negentig. Daarmee is voor veel mensen hun politieke oriëntatie en houvast weggevallen. Het naar rechts opschuiven van alle partijen, van GroenLinks tot centrum-rechts, heeft een politieke eenheidsworst tot gevolg gehad waar velen een gezond wantrouwen tegen hebben ontwikkeld, maar waarvoor geen alternatief voorhanden is. Want van sterke buitenparlementaire sociale bewegingen die hun wortels hebben in de samenleving, zoals dat in de jaren zeventig en begin tachtig nog het geval was, is op dit moment ook geen sprake meer.

Arme en 'modale' wijken

Vaak worden deze ontwikkelingen gelijk geprojecteerd op de oude armere wijken. Daar hebben deze ontwikkelingen de grootste gevolgen en slaat racisme 'dus' het meeste aan. In de praktijk blijkt echter dat in de meer 'modale' wijken het racisme net zo goed hand over hand toeneemt. In de oude wijken, waar in verhouding meer migranten wonen en de mensen harder worden getroffen, wordt niet zoveel meer op partijen als de Centrum-Democraten gestemd als in de meer modale en dus wittere wijken waar de mensen het beter hebben. En dat is eigenlijk ook wel logisch. De bovengenoemde ontwikkelingen hebben, hoewel op sommige punten verschillend, hun invloed op de hele samenleving. Het geeft tegelijkertijd aan dat het dus inderdaad niet om een 'migrantenprobleem' gaat maar om een racistisch probleem, dat het niet gaat om de hoeveelheid migranten in een wijk maar om welke stemming daar omheen wordt gecreëerd.

Iets dat vaak benoemd wordt ten aanzien van het racisme aan de onderkant van de samenleving is het leegstromen van oude arbeiderswijken waar vroeger sterkere sociale en solidaire structuren aanwezig waren. Leidse wijken zoals bijvoorbeeld de Stevenshof en het overgrote deel van de Merenwijk hadden en hebben een grote aantrekkingskracht: een ruim huis met eigen tuin. Dat brengt de achterblijvers in de oude wijken, die een woning in een van de luxere nieuwbouwwijken niet kunnen bekostigen, in een sociaal isolement. De nieuwkomers, vaak migranten die ook geen duurdere woning kunnen betalen, krijgen daar snel de schuld van, zeker op het moment dat vooraanstaande politici daarin het voortouw nemen. Het nostalgisch verlangen naar de gezellige Hollandse buurvrouw met bloemetjesgordijnen en plantjes voor de ramen, is daar een van de uitingen van. De loodgieter die bij een verstopping in de flat zegt dat 'die buitenlanders' wel weer van alles door de afvoer zullen hebben gegooid, is geen geïsoleerd geval maar is tot de alledaagse normaliteit gaan behoren. Het latent aanwezige racisme en de burgerlijke angst voor alles wat vreemd is maakt dat frustraties over buren snel worden veralgemeniseerd tot alle buitenlanders. Het mag immers weer? De verpaupering van de armere wijken, die wordt veroorzaakt door bewuste keuzes vanuit de politiek, worden snel geweten aan de komst van de migranten. Frustraties en ongemak die automatisch voortkomen uit het zo dicht op elkaar wonen in flats die slecht zijn geïsoleerd, gehorig zijn, et cetera, worden niet uitgepraat maar opgekropt. Het gebrek aan onderlinge communicatie is wat dat betreft een reëel probleem in veel wijken en geeft veel ruimte aan vooroordelen en racisme.

Terwijl in de armere wijken veel problemen inderdaad om oplossingen schreeuwen, hangt er in de 'modale' wijken altijd het gevaar buiten de boot te gaan vallen, maatschappelijk te worden uitgerangeerd door de zoveelste sanering, bezuiniging of niet meer te kunnen meedraaien in de rat-race van het maatschappelijk functioneren. De gedachte "ik heb het nog goed en dat wil ik niet delen" doet daar makkelijk opgang. Het is immers hetzelfde als wat dagelijks in de krant te lezen valt: "het zijn economische vluchtelingen die van onze welvaart komen profiteren, die moeten we hier niet". Het gevaar om buiten de boot te gaan vallen wordt des te pijnlijker naarmate het 'sociale vangnet', zoals de verzorgingsstaat ook wel genoemd wordt, steeds verder afgebroken wordt. En niet alleen het vangnet van de staat, maar ook die van 'de buurt' en 'het gezin' staan onder druk, brokkelen steeds verder af door het proces van individualisering. Hoe je daar ook tegen aan kijkt: de reactie in de vorm van een roep om herstel van oude waarden en normen, is voorspelbaar. Zonder een linkse tegenkracht is het dan makkelijk scoren voor extreem-rechts. Vóór een autoritaire staat waarin alles duidelijk en zeker is, de vrouwen weer als baarmachines achter het aanrecht, en de mannen als Rambo's ten strijde tegen de grote bedreiging: de vreemdelingen. Niet voor niets is het zo dat verhoudingsgewijs veel meer mannen dan vrouwen zich aangetrokken voelen tot partijen als de Centrum Democraten of Centrumpartij '86.

Conclusies

Het terugdringen van extreem-rechts zal niet eenvoudig zijn. De maatschappelijke ontwikkelingen, zoals we die in het bovenstaande hebben proberen te beschrijven, zijn niet een, twee, drie om te draaien. Dat zal niet alleen een kwestie zijn die in de aanloop van de komende verkiezingen moet gaan spelen, maar zal juist ook daarna doorgang moeten vinden. Essentieel daarin lijkt ons het ontwikkelen van een hernieuwd links perspectief waar grote delen van de bevolking zich in kunnen vinden en zich op willen organiseren. We denken dat je extreem-rechts niet kunt bestrijden zonder de maatschappelijke problemen en de structurele maatschappelijke ongelijkheid tussen mensen serieus te nemen en te bestrijden. Dat geldt zowel voor de ongelijkheid op grond van ras en sekse als voor de economische ongelijkheid. Die structurele maatschappelijke ongelijkheid legt de basis voor de opkomst van extreem-rechts en zal niet verdwenen zijn als de Centrum Democraten onverwacht niet verkozen zullen worden in de Leidse gemeenteraad. Dat betekent natuurlijk niet dat we met de komende verkiezingen niet aan de slag moeten gaan. Een breed gedragen inspanning en mobilisatie tegen het extreem-rechtse gedachtegoed in de aanloop van de komende verkiezingen kan een basis leggen waar we in de toekomst op kunnen voortborduren. Een open discussie over uitgangspunten, analyses en strategie lijkt ons daarvoor wel noodzakelijk. We hopen dan ook op veel reacties.

Terug