De Peueraar 46, juni 1994

Auteur: Olga


(ingezonden)

Misstanden bij Sociale Dienst

In Peueraar nummer 33 lieten wij een chef van de Leidse Sociale Dienst, Arjan Vermeulen, aan het woord. Vermeulen gaf een opgewekt beeld van het gemeentelijke allochtonenbeleid, dus ook bij de Sociale Dienst. In nummer 42 vertelde Francisco Krishanand, een bijstandsmaatschappelijk werker bij diezelfde Sociale Dienst, een schrijnend ver-haal over discriminatie, stress en ruzies op de werkvloer van de instelling. Hij nam daarom ontslag. Het onderstaande artikel is ingezonden door Olga, ook een ex-medewerkster bij de Sociale Dienst. Haar verhaal komt overeen met dat van Francisco. Hoe vaak moet de beerput van de Sociale Dienst nog open gaan, voordat de arbeidsomstandigheden daar worden verbeterd?

In januari 1992 ben ik voor 24 uur per week in dienst gekomen bij de Sociale Dienst. Ik had gesolliciteerd als administratief medewerkster bij het bureau Opvang Nieuwkomers. Omdat er toen niet genoeg werk voor me bleek te zijn, werd ik 2 dagen later overgeplaatst naar het bureau Sociale Vernieuwing, waar men zat te springen om administratieve ondersteuning. Een paar maanden later wilde ik meer uren gaan werken en met ingang van september 1992 kreeg ik er een functie bij voor 12 uur als notuliste ten behoeve van het management-team van de Dienst. Totaal werkte ik sindsdien 36 uur per week. Inmiddels was bij een beoordelingsgesprek in mei 1992 gebleken dat men zeer tevreden was over mijn functioneren bij het bureau Sociale Vernieuwing.

Het notuleren van de wekelijkse vergaderingen van het management-team leverde aanvankelijk wat problemen op. Een en ander was te wijten aan het feit dat ik niet vertrouwd was met alle onderwerpen die er besproken werden. Ik voerde echter gesprekken met de verschillende managers en na enige tijd ging het beter.

Eisen van bazen

Wat minder soepel verliep, was het contact tussen degene die de leiding over mij had bij het notuleren, de heer A. Vermeulen, en de cheffin van het bureau Sociale Vernieuwing, mevrouw J. Lesterhuis. De problemen werden veroorzaakt door meningsverschillen tussen hen onderling, hetgeen later ook een negatieve uitwerking had op mijn werkzaamheden. Vermeulen, die hiërarchisch boven Lesterhuis stond, deed regelmatig een beroep op mij om het directiesecretariaat te bemannen bij afwezigheid van de vaste directiesecretaresse. Ook notuleerde ik vergaderingen van de MC (Medezeggenschapscommissie). Door dit alles bleef er minder tijd over dan de afgesproken 24 uur per week, om mijn werkzaamheden voor het bureau Sociale Vernieuwing naar behoren te kunnen verrichten. Het spreekt vanzelf dat Lesterhuis hier problemen mee kreeg en mij erover benaderde. Ik vond dat zij gelijk had en bracht het onder de aandacht van Vermeulen. Dit was in januari 1993.

Vermeulen gaf mij te kennen dat het probleem bij mij zelf lag: ik kon de vergaderingen best in minder tijd voorbereiden en notuleren. Ik begon mij af te vragen of dit werkelijk zo was en besloot er verder niet meer over te praten: in plaats van 36 uur werkte ik 40 uur en soms meer per week om aan de eisen van beide 'bazen' te kunnen voldoen.

Natuurlijk zat het me nog steeds niet lekker. Lesterhuis had wel begrip voor mijn situatie maar kon, gezien haar positie (onder Vermeulen), weinig uitrichten. Vermeulen toonde totaal geen begrip. Uit zijn reactie kon ik opmaken dat hij het maar aanstellerij van mij vond. Ik besloot me met dit probleem te richten tot de personeelsconsulente, mevrouw M. de Mooy. Haar woorden waren: "Waarom kom je hiermee bij mij? Je moet bij je baas zijn." En naar aanleiding van het feit dat ik uren af wilde stoten: "Jij hebt het recht niet om uren af te stoten, dat beslist jouw baas."

Belangstellingsregistratie

Korte tijd daarna werd me verzocht ook de vergaderingen van de IMC (Interim Medezeggenschapscommissie) te notuleren. Dit werd mij gevraagd door dhr. Vermeulen, aan wie ik nog geen maand geleden te kennen had gegeven dat het te veel werd. Ik kon echter niet weigeren, omdat het verzoek namens de dienstdirecteur, mevrouw Noorman, werd gedaan. Ik meende uit dit verzoek te mogen afleiden dat men een positief beeld had van mijn wijze van notuleren. Anders had men immers niet mij, maar iemand anders verzocht dit te doen. Een paar maanden later echter bleek ik bedrogen uit te komen.

Aanleiding was een belangstellingsregistratie die onder het personeel van de gemeente Leiden werd gehouden. Omdat ik een academische opleiding heb, gaf ik middels een formulier aan onder meer interesse te hebben in een beleidsfunctie bij de Dienst. Op 9 maart voerde ik een sollicitatiegesprek bij Noorman en De Mooy. Het gesprek verliep naar mijn gevoel niet slecht, hetgeen later door De Mooy werd bevestigd. Een week later werd ik opnieuw uitgenodigd voor een gesprek. Dit keer bij Vermeulen en De Mooy. Op mijn vraag waarvoor dit was, antwoordde De Mooy dat het om mijn deelname aan de belangstellingsregistratie ging.

Al gauw echter bleek ik onder valse voorwendsels naar boven te zijn gelokt. In twee zinnen werd mij door Vermeulen meegedeeld dat de keuze niet op mij was gevallen en toen begon hij mij op een vernederende manier onderuit te halen. Ik functioneerde niet in het management-team, was geen knip voor de neus waard, haalde niet eens het niveau van een MBO-er en kon het hier verder wel vergeten. De Mooy zat er zwijgend bij te knikken. Eerst begon ik me te verdedigen: ik verklaarde dat ik het te druk had met de verschillende werkzaamheden, waardoor het wel eens kon gebeuren dat ik een steekje liet vallen. Alles werd echter van tafel geveegd: tenslotte wilde men een reden hebben om mij, zij het indirect, duidelijk te kunnen maken dat men een lage dunk van mij als persoon had.

Intussen had zich bij het bureau Sociale Vernieuwing een verandering voorgedaan: mijn collega, die parttime werkte, had ontslag genomen en er werd iemand gezocht om haar werk over te nemen. Ik opperde in het gesprek met Vermeulen en De Mooy dat ik die functie zou overnemen, zodat ik nog maar voor één baas zou werken. Deze mogelijkheid had ik ook besproken met het plaatsvervangend hoofd van Lesterhuis (ze was met zwangerschapsverlof) en hij had er wel oren naar. De volgende ochtend bleek dit echter niet door te kunnen gaan: nog voordat ik op kantoor was had Vermeulen er een stokje voor gestoken.

Pispaal

Het was me wel duidelijk dat men me eruit wilde werken. Ik heb toen contact opgenomen met de vakbond en met de bedrijfsarts. De bedrijfsarts had alle begrip voor mijn situatie en hij nodigde De Mooy uit om met zijn drieën te praten over een andere functie binnen de gemeente, waarbij ik nog maar voor één baas zou werken. Het was een verhelderend gesprek en De Mooy verzekerde mij en de bedrijfsarts dat ze actief voor me zou gaan zoeken naar een andere functie.

De advocate van de vakbond wist me ervan te overtuigen dat ik niet zomaar ontslagen kon worden, omdat er niets zwart op wit stond over mijn zogenaamde disfunctioneren. Ik kon volgens haar echter weinig ondernemen tegen de grove beledigingen van Vermeulen. Theoretisch was het weliswaar mogelijk om naar de wethouder voor Personeelszaken (de heer A. van Bochove) te stappen, maar de kans was groot dat ik dan nog meer narigheid zou krijgen.

Je ziet het: mensen in hogere functies kunnen alles maken. Vermeulen zal nooit door iemand gecorrigeerd worden, maar wanneer iemand van de werkvloer iets verkeerd doet wordt hij/zij op het matje geroepen. Dat is het meest frustrerende van de hele zaak. Door zijn arrogante uitstraling en zijn ziekelijke afkeer van lager personeel doet Vermeulen bijna fascistoïde aan. Later hoorde ik van een collega dat hij me achter mijn rug uit had zitten lachen vanwege het feit dat ik het in mijn hoofd had gehaald belangstelling te tonen voor een beleidsfunctie. Bewijzen kan ik het niet, maar de collega in kwestie is geen persoon die leugens vertelt. Iemand anders opperde dat ik als pispaal was gebruikt omdat het management-team zelf niet zou functioneren. Ik zou niet weten of dat laatste waar is, maar dat ik als pispaal ben gebruikt is duidelijk.

Bij Noorman kon ik helemaal niet terecht. Omdat zij na de reorganisatie nog meer personeel onder zich kreeg, hield zij zich niet meer bezig met 'details'. Dit had zij gedelegeerd aan de sectorhoofden, waaronder Vermeulen. Bovendien had ze het veel te druk met haar politieke carrière. Ik vind het nogal hypocriet dat je je socialist durft te noemen (hetgeen impliceert dat je staat voor rechtsgelijkheid), terwijl je je ogen sluit voor de rechtsongelijkheid die zich onder je personeel afspeelt. Zolang zij in de PvdA zit, zal ik er nooit op stemmen, al hadden ze het beste verkiezingsprogramma. Sterker nog: als ik uitsluitend de keuze zou hebben tussen deze partij en de CD, zou ik helemaal niet gaan stemmen.

Diepe wond

In juni 1993 werd ik overgeplaatst naar het bureau Opvang Nieuwkomers, waar ik aanvankelijk had gesolliciteerd. Hoewel ik prettige collega's en een prima chef had, hadden de gebeurtenissen van daarvoor een zo diepe wond bij me achtergelaten, dat ik niet meer optimaal kon functioneren. Ik werd gesloten, kon er niet meer tegen met meerdere mensen op een kamer te zitten en vond het vervelend dat ik Vermeulen steeds op de gang tegenkwam. Intussen had ik met een maatschappelijk werkster contact opgenomen om over mijn toekomst te praten. In overleg met haar en met de bedrijfsarts heb ik zelf mijn baan opgezegd. Ik wil in de toekomst voor mezelf beginnen en zal nog een paar maanden uitzendwerk moeten doen om het geld bij elkaar te krijgen.

Hoewel ik financieel de nodige problemen heb (geen uitkering omdat ik door eigen toedoen werkloos ben geworden, ik moet mijn spaargeld aanspreken om in mijn levensonderhoud te kunnen voorzien), voel ik me uitstekend. Ik ben extraverter dan ooit, leer nieuwe mensen kennen, heb weer zin om verder te gaan.

De reden dat ik dit verhaal kwijt wil heeft alles te maken met het verwerkingsproces, waar ik nog steeds in zit. Ik heb af en toe van die moeilijke momenten, waarbij ik me als het ware op zit te vreten van woede over het onrecht dat me is aangedaan, terwijl ik nooit iemand iets heb misdaan. Maar het gaat de laatste tijd beter: misschien kom ik er weer helemaal bovenop.


Vertrek van een bulldozer

Door: Harry Westerink

"Ik was lastig en leek af en toe wel een bulldozer. Maar er zat heus wel een rem op, waarvan je na een poosje wist waar ie zat." Aldus Saskia Noorman-Den Uyl, directrice van de Sociale Dienst in Leiden, tijdens haar afscheidsreceptie op 9 mei. Noorman-Den Uyl heeft gekozen voor een politieke carrière. Ze heeft de Leidse Sociale Dienst (GSD) verlaten en is onlangs geïnstalleerd als Tweede Kamerlid namens de PvdA.

Een voortdenderende bulldozer dus. Als iemand zichzelf zo typeert, dan hoef je weinig illusies te hebben. Ook de schrijfster van het nevenstaande artikel had die illusies niet, gezien haar woorden over haar hoogste ex-bazin. Noorman-Den Uyl heeft zich als directrice bij de GSD bijzonder impopulair gemaakt. Vele van haar ondergeschikten bij de GSD, de administratief en bijstandsmaatschappelijk werkers, zullen geen traan laten om haar vertrek. Noorman-Den Uyl kwam zeer regelmatig in aanvaring met de medezeggenschapscommissie van de GSD. Die botsingen hadden onder andere te maken met twee reorganisaties binnen de GSD, ingrepen die weliswaar bij hoge ambtenaren en wethouders waardering oogstten, maar die haar ondergeschikten pijnlijk troffen. Gemeentesecretaris De Vries noemde haar niet voor niets een "terriër" die zich in haar onderwerpen vastbijt. De Vries zal het wel anders bedoelen, maar wij denken dan al snel aan het happen in de benen van haar ondergeschikten.

Tijdens haar afscheidsreceptie waren opvallend weinig mensen aanwezig. Kritiek van de kant van haar ondergeschikten was te horen in de vorm van een lied. Daaruit werd duidelijk dat Noorman-Den Uyl "geheid niet op tijd" op haar werk kwam, haar prikklok "volpraatte" en ritjes van de GSD naar het Stadsbouwhuis, een luttele afstand die gemakkelijk per fiets kan worden overbrugd, steeds met de auto aflegde. Zo doemt het beeld op van een arrogante, betweterige en machtsbeluste PvdA-regente, die zich als een vis in het water van de Tweede Kamer zal voelen.

Zoals zoveel (aanstaande) politici, heeft ook Noorman-Den Uyl zich geprofileerd met een eigen PR-campagne. Politici hunkeren naar aandacht van de media. Daarom verzint menig politicus een of ander ideetje dat net iets rechtser is dan wat je gemiddeld genomen van hem of haar mag verwachten. Zeker weten dat je dan op de voorpagina van de krant komt. Ook Noorman-Den Uyl heeft zo'n ideetje. Zij vindt dat afgestudeerde studenten die de eerste drie maanden na hun afstuderen een bijstandsuitkering ontvangen deze uitkering later, na het bemachtigen van een baan, moeten gaan terugbetalen. Een bijstandsuitkering als een vorm van studiefinanciering dus. Geen bijstandsuitkering, maar een bijstandslening.

Deze borreltafelpraat past in het rechtse gezeur dat tegenover rechten ook plichten staan, tegenover een uitkering ook een tegenprestatie. Als het aan Noorman-Den Uyl ligt, dan moet iedere afgestudeerde in zijn of haar eigen onderhoud voorzien. Lukt dat niet, dan moet hij of zij maar een baantje beneden het opleidingsniveau nemen. Bijvoorbeeld als administratief medewerker bij een uitzendbureau. Alleen al om de volgende redenen is dit idee klinkklare onzin. Afgestudeerden zonder typ-ervaring, zonder 200 aanslagen per minuut, kunnen zo'n baantje wel schudden. Welke afgestudeerde kan met succes concurreren met administratief medewerkers die al jaren praktijkervaring hebben? Bovendien, áls een afgestudeerde al in aanmerking zou komen voor zo'n baantje, wat moet er dan gebeuren met mensen met een lager opleidingsniveau, met een secretaresse-opleiding bijvoorbeeld? Die zijn minder bevoorrecht en kunnen nauwelijks graaien uit baantjes beneden hun niveau. De baantjes op hun eigen niveau zitten al op een lager, zo niet het laagste niveau. Overigens, het verhaal van de schrijfster van nevenstaand artikel toont aan hoe moeilijk het is om van een baan onder je opleidingsniveau op te klimmen naar een baan op het niveau van je opleiding.

Met haar plannetje voegt Noorman-Den Uyl zich in de rijen van politici die (kans)arme mensen voortdurend tegen elkaar uitspelen. Zou ze dát van haar ouders Joop en Liesbeth den Uyl hebben geleerd?

Non-reactie van Arjan Vermeulen

Terug