De Fabel van de illegaal 50/51, voorjaar 2002

Auteur: Eric Krebbers


De politiek van individuele en collectieve ondersteuning

Een klein aantal organisaties, waaronder De Fabel van de illegaal, steunt al jaren geïllegaliseerde vluchtelingen en migranten. Hoe moet dat verder, nu de overheid meer en meer mensen de illegaliteit in jaagt, en zo de ondersteuners voor het blok zet om zorg te verlenen waar eigenlijk overheidsinstanties voor verantwoordelijk zijn? En blijft er zo voor de steungroepen nog tijd over voor collectieve ondersteuning via bijvoorbeeld acties?

De laatste jaren maakt de overheid meer en meer mensen tot illegaal, tot volkomen rechteloos individu. Door onder meer de invoering van de Koppelingswet in 1998 en de nieuwe Vreemdelingenwet in 2001 groeit de groep geïllegaliseerden die aanklopt bij steunorganisaties als De Fabel van de illegaal. Anders dan men wellicht zou verwachten, is die keiharde overheid echter best te spreken over de organisaties. "Het is gepast en wenselijk dat deze illegale vreemdelingen enige ondersteuning kunnen vinden", schreef bijvoorbeeld de "Raad voor het openbaar bestuur" in april 1998. Zichtbare ellende zou het draagvlak voor het keiharde uitsluitingsbeleid waarschijnlijk niet ten goede komen. De adviesraad achtte "particuliere hulporganisaties" daarom "een onmisbare schakel" van het uitsluitingsbeleid.1

Eind maart 2001 was voor de Amsterdamse organisatie Autonoom Centrum (AC) de maat vol. Na een uitgebreide interne discussie besloot men te stoppen met het spreekuur voor vluchtelingen en migranten zonder verblijfspapieren. "Wij kunnen hen de gevraagde hulp veel vaker niet dan wel bieden. Ons werk is geen officiële (rechts-) hulpverlening en financiële middelen ontbreken, maar belangrijker, de ernstige vraag dringt zich al geruime tijd op: willen wij nog wel helpen en daarmee als een soort verlengstuk van inhumaan en op verkeerde leest geschoeid overheidsbeleid fungeren? Nee, we willen niet langer de problemen die Justitie creëert met haar zwaar restrictief beleid bij ons spreekuur gedumpt krijgen. Wij weigeren nog langer de schaamlap van de overheid te zijn en haar vuile werk op te knappen", aldus het AC in een brief aan De Fabel en andere steunorganisaties elders in het land.

Paternalisme

Ook bij De Fabel wordt er veel gediscussieerd over de ideeën en de praktijk van de ondersteuning. Het illegalenspreekuur is voor De Fabel een erg belangrijke activiteit. Het is een manier om in direct contact te blijven met geïllegaliseerden en hun problemen, en om zicht te houden op de concrete praktijk van het keiharde uitsluitingsbeleid. Daarbij betekent het kleine beetje hulp dat nog wel gegeven kan worden, voor sommige illegalen toch heel wat. Ook kan men via individuele ondersteuning de uitsluitingsmachine gelukkig nog een klein beetje tegenwerken. En dat heeft een motiverende voorbeeldfunctie voor de samenleving. Het laat zien dat concreet verzet mogelijk blijft. Tenslotte vergroot de individuele ondersteuning de geloofwaardigheid van De Fabel en haar collega-organisaties. Meer doen dan alleen protesteren komt de politieke samenwerking met andere, meer gevestigde organisaties zeer ten goede.

Goed bezien kunnen kleine organisaties als De Fabel echter maar bitter weinig doen voor mensen zonder papieren. Er is weinig geld en nauwelijks onderdak aanwezig voor dakloze illegalen. Ook zijn de Fabel-medewerkers niet medisch of juridisch geschoold. Het werken op een spreekuur kan zodoende een uiterst frustrerende bezigheid zijn. Het is daarbij überhaupt de vraag of het verstandig is voor een politieke organisatie als De Fabel om aan individuele ondersteuning te doen. Het is immers zeer tijdrovend, en omdat er altijd een gebrek aan menskracht is, kan een spreekuur al snel ten koste gaan van acties om de maatschappij te veranderen.

Bij individuele ondersteuning bestaat verder altijd het gevaar dat ondersteuners en illegalen verwikkeld raken in zo'n typische a-politieke en weinig gelijkwaardige relatie die we kennen uit de reguliere hulpverlening. Daar willen bijvoorbeeld goedbedoelende of onervaren medewerkers hun "cliënten" wel eens geruststellen door te suggereren dat ze alles wel even zullen regelen. Dat maakt hun "cliënten" echter afhankelijk en passief. Zulke hulpverleners gaan zich dan soms persoonlijk voor de "cliënt" verantwoordelijk voelen, kunnen nauwelijks nog grenzen stellen aan hun hulp, en raken op den duur flink uit hun evenwicht. Ook bij het ondersteunen van illegalen kunnen zich dit soort problemen voor gaan doen. Individueel hulpverlenen kan zodoende slopend en uiterst ineffectief blijken.2 Ook eventuele geldverstrekking door illegalenondersteuners kan een ongelijke relatie doen ontstaan, vergelijkbaar met die tussen werklozen en medewerkers van een sociale dienst. De bijstandmaatschappelijk werkers selecteren daar wie er in aanmerking komt voor een uitkering, en wie niet. Wie aan zo'n selectie onderworpen wordt, probeert vanzelfsprekend zijn kansen te verhogen door zich zo gunstig mogelijk voor te doen. Van oprechtheid, menselijkheid en gelijkwaardigheid kan in zo'n selectie-relatie geen sprake zijn.

Om niet in zulke paternalistische hulpverleningsrelaties te vervallen, proberen de spreekuurmedewerkers bij De Fabel steeds een solidaire en gelijkwaardige houding aan te nemen. Er wordt niet geselecteerd. Iedereen zonder papieren komt in principe in aanmerking voor ondersteuning en geld wordt er op het spreekuur niet gegeven, hooguit een vergoeding voor reiskosten of enkele nachten in een daklozencentrum.

Openbreken

De Fabel van de illegaal beschouwt zichzelf niet als een hulpverleningsorganisatie, maar als een politieke steunorganisatie die doorverwijst naar de hulpverlening. Zelf medische en juridische hulpverlening voor illegalen opzetten is niet mogelijk. De Fabel-medewerkers zijn immers geen huiseigenaren, uitkeringsverstrekkers, artsen of advocaten. En zelfs wanneer dat wel het geval was geweest, dan zou daarmee wegens geldgebrek nog steeds slechts een klein deel van de geïllegaliseerden geholpen kunnen worden. Maar een eigen hulpverlening, speciaal voor geïllegaliseerden, is ook politiek onwenselijk. Illegalen apart behandelen werkt als een soort gettovorming, en dat is precies wat de overheid graag wil. Het grootste gevaar voor de geïllegaliseerden is isolatie van de rest van de samenleving. Het maakt hen nog kwetsbaarder voor allerlei nieuwe repressieve overheidsmaatregelen. Steungroepen zouden daarom altijd moeten werken vanuit het idee dat geïllegalieerden zoveel mogelijk moeten kunnen participeren in de maatschappij, zodat de overheid hen er moeilijker uit kan plukken zonder dat het gezien wordt of protest oproept. Alle delen van de samenleving moeten daartoe zoveel mogelijk geconfronteerd worden met geïllegaliseerden. Dat is misschien wel hun beste bescherming.

Geïllegaliseerden kunnen dus beter naar de dokter in de buurt verwezen worden, dan naar een aparte medische instelling speciaal voor mensen zonder papieren. Daarom moeten steungroepen als De Fabel samen met de geïllegaliseerden één voor één de maatschappelijke zorginstanties terug veroveren die hen zijn gaan uitsluiten. Die instanties moeten weer de verantwoordelijkheid gaan nemen om alle inwoners van zorg te voorzien, Koppelingswet of niet. Met het oog daarop heeft De Fabel al in 1994 het initiatief genomen tot de oprichting van de stichting Gezondheidszorg Illegalen Leiden (GIL), waarin naast De Fabel artsen, apothekers, het maatschappelijk werk, de GGD, een internist, een vroedvrouw, en kerkelijke hulpverleners deelnemen. Ook alle andere beroepsgroepen moeten ertoe worden aangezet om hun taken ten opzichte van geïllegaliseerden weer op te pakken. Daarbij valt, behalve aan die medische zorg, ook te denken aan juridische hulp, onderdak, uitkeringen en verzekeringen.

Waar de officiële instanties nog niet thuis geven, probeert De Fabel progressieve delen van de samenleving te mobiliseren. Zoals bijvoorbeeld krakers en woongroepen om een aantal kamers voor geïllegaliseerden ter beschikking te stellen. En zo zijn er ook particuliere fondsen die aangesproken kunnen worden om geld te schenken voor de ondersteuning van geïllegaliseerden. Zelf wil De Fabel voor geïllegaliseerden uitsluitend de toegang zijn tot al deze maatschappelijke steunstructuren. En wanneer geïllegaliseerden met vragen komen waarvoor nog niet doorverwezen kan worden, dan ziet De Fabel dat als een aanzet om te proberen de betreffende instanties open te breken.

Collectieve ondersteuning

De Fabel verleent ook collectieve steun aan groepen migranten en vluchtelingen die zichzelf georganiseerd hebben, of die daar aan werken. Het gaat hen meestal niet in de eerste plaats om medische of juridische hulp, maar veeleer om legalisering, om het verkrijgen van verblijfsvergunningen voor een hele groep die in soortgelijke omstandigheden verkeert of die uit dezelfde streek afkomstig is. De Fabel heeft zo eerder steun verleend aan Iraanse, Ethiopische en Iraaks-Koerdische vluchtelingen. Tegenwoordig steunt De Fabel vooral illegale arbeidsmigranten en Turks-Koerdische dienstweigervluchtelingen. Het eerste contact met deze groepen wordt soms gelegd via het spreekuur, maar meestal via zelforganisaties van legale land- of lotgenoten. Want in die hoek wordt in de praktijk de meeste steun verleend aan geïllegaliseerden, individueel en collectief. Steun van groepen als De Fabel kan voor zelforganisaties van geïllegaliseerden echter ook van groot belang zijn. Steungroepen hebben immers vaak meer toegang tot instanties en de politiek, meer mogelijkheden om geld binnen te halen, en soms meer ervaring in bijvoorbeeld het organiseren van een actie of het maken van een krantje.

Collectieve ondersteuning heeft voor radicaal-linkse organisaties als De Fabel echter een politiek belang dat verder gaat dan de strijd voor verblijfsvergunningen. Migranten en vluchtelingen hebben namelijk altijd grote sociale veranderingen teweeg gebracht in de samenlevingen waarin ze zich vestigden. Veel grote opstanden en revoluties uit de geschiedenis werden gedragen door migranten en vluchtelingen, denk bijvoorbeeld aan de Spaanse revolutie van 1936 en de Italiaanse tegenbeweging van eind jaren 60. Nieuwkomers zijn vanzelfsprekend niet altijd verenigd in politieke structuren met gezamenlijke doelen, maar toch vormen ze letterlijk een sociale beweging, in de zin van mensen in beweging. En waar sociale beweging is, liggen politieke mogelijkheden. Migranten en vluchtelingen worden tegenwoordig gedwongen om een omgang te vinden met de maatschappelijke uitsluiting en het heersende racisme. Ze bekijken de wereld meestal met heel andere ogen. Vaak brengen ze uit hun landen van herkomst meer collectieve denkwijzen mee, die zeker niet geïdealiseerd moeten worden, maar die in het westen onder invloed van de individualisering vrijwel volkomen verdwenen zijn. Daardoor zijn de nieuwkomers eerder geneigd om te zoeken in de richting van collectieve oplossingen voor hun problemen. Ze bevinden zich echter tussen twee werelden en kunnen niet zomaar terugvallen op hun oude gewoonten, waardoor de kans op het ontstaan van nieuwe ideeën groeit. Dat kan resulteren in politieke zelforganisaties en in nieuwe vormen van verzet. Het is aan bestaande linkse groepen om contact te leggen met deze nieuwkomers, om er bij te zijn, en om samen dat potentiële verzet te stimuleren en radicaal-links in te vullen.

In het verleden hebben radicaal-linkse groepen wel eens teveel hun eigen streven van bevrijding en maatschappijverandering geprojecteerd op de migranten en vluchtelingen en hun zelforganisaties, en hen vervolgens tot een soort revolutionair subject omgefantaseerd. Als de arbeiders geen revolutie willen, dan maar gokken op de buitenlanders, zo werd er soms gedacht. Die zouden immers vanwege hun uiterst slechte levensomstandigheden "objectief" de revolutionaire behoefte hebben om de maatschappij omver te werpen. In werkelijkheid bleken verbanden van migranten en vluchtelingen vanwege hun maatschappelijke positie juist vaak relatief machteloos. En dat geldt vanzelfsprekend in nog versterkte mate voor zelforganisaties van geïllegaliseerden. En hun leden willen meestal maar één ding, en dat is zekerheid, een verblijfsvergunning. Om daar voor in aanmerking te komen moeten ze geaccepteerd worden door de overheid, en daarom blijven hun acties juist vaak uitzonderlijk braaf.

Toch kunnen de eisen van geïllegaliseerden tijdens hun strijd voor legalisatie soms snel scherper worden, en in radicaal-linkse richting gaan. Acties beginnen vaak vanuit een specifieke groep vluchtelingen of migranten, maar kunnen zich als gevolg van intensieve onderlinge discussies ontwikkelen tot een strijd voor algemene gelijkheid, gezamenlijkheid en solidariteit. Iets waar men bij veel Nederlanders, zoals gezegd, tegenwoordig niet meer mee hoeft aan te komen. Fundamentele leuzen als "Samen vechten voor gelijke rechten" en "Geen mens is illegaal" kwamen zo bijvoorbeeld centraal te staan binnen de beweging van "witte" illegalen. En juist omdat hun eigen leven op het spel staat, weigeren geïllegaliseerden zich tijdens legaliseringscampagnes vaak neer te leggen bij de vermeende "onhaalbaarheid" van bepaalde eisen. Hun campagnes kunnen zich zodoende kenmerken door strijdbaarheid en radicalisering. En dat is in deze barre tijden voor radicaal-links een belangrijk gegeven.

Noten

Terug