De Fabel van de illegaal 75, maart/april 2006

Auteur: Eric Krebbers


Leidse slavernij-professor wil meer goedkope arbeidsmigranten

Historicus Piet Emmer is Nederlands meest vooraanstaande slavernij-deskundige. "We" hoeven ons van hem niet te schamen voor de Nederlandse slavenhandel. Wetenschappelijk gezien was dat immers gewoon een vorm van migratie, meent Emmer. De slavenhandelaars en de slaven zelf zouden er bovendien beiden op vooruit gegaan zijn. Vanuit hetzelfde idee pleit de historicus tegenwoordig voor het tijdelijk binnenhalen van meer goedkope arbeidsmigranten.


Emmer springt regelmatig in de bres voor minister Verdonk en haar repressieve migratiebeleid. Hij moet niets hebben van protest tegen Verdonk. "Je kunt over alles discussiëren, maar is het beleid eenmaal vastgesteld, dan moet je ook achter de minister gaan staan die dat beleid uitvoert",(1) meent Emmer. "Alvorens moord en brand te schreeuwen, zouden de tegenstanders van Verdonk eens moeten nagaan of er wel een alternatief is." Want dat is er volgens de professor helemaal niet. Er is overal ellende in de wereld, en "we" zouden niet iedereen kunnen opvangen. "Dat gaat niet. Die harde werkelijkheid geeft een ongemakkelijk gevoel, dat we afreageren met kritiek op het asielbeleid van Verdonk." Volgens Emmer moet het beleid juist harder worden. "Niet gedogen, maar juist het stopzetten van overheidssteun aan asielzoekers, in combinatie met opvang in de regio, maakt het Nederlandse asielbeleid rechtvaardiger."

Kosten en baten

In april 2005 publiceerde Emmer samen met historicus en Volkskrant-opiniemaker Hans Wansink het boek "Wegsturen of binnenlaten". Daarin pleiten ze ervoor om uitsluitend nog migranten binnen te laten "die beter op onze arbeidsmarkt passen". Migranten zouden "voortaan moeten worden afgerekend op hun eigen initiatief, inventiviteit en productiviteit. Daarom moeten zij gedurende een periode van enkele jaren geen toegang krijgen tot bijstandsuitkeringen, overheidssubsidies en bepaalde voorzieningen." Pas wanneer gebleken is dat ze het redden, krijgen ze "een permanente verblijfsvergunning, het Nederlandse paspoort en onze solidariteit", zo stellen de historici voor. Emmer was dan ook eerder betrokken bij de voorbereidingen voor het discussieweekeinde voor tweederangs burgerschap voor migranten in de Balie in januari 2004.(2) "De linkse kerk is er lange tijd in geslaagd een zakelijk debat over de aantallen in Nederland toe te laten migranten, en de daarmee verbonden kosten en baten, te smoren", klagen Emmer en Wansink. Gelukkig doorbrak Pieter Lakeman (3) dat taboe, zo schrijven de historici opgelucht, en "dankzij het omgeslagen opinieklimaat sinds de opkomst van Pim Fortuyn eind 2001 kan er nu veel vrijmoediger worden gesproken over kosten, baten en problemen van migranten".

Volgens Emmer en Wansink moeten migranten "ons" rijker maken. Dat loopt nu niet goed, menen ze. Er komen namelijk nog steeds laag opgeleide migranten binnen en "de economie als zodanig groeit, maar deze groei komt voornamelijk terecht bij de migranten zelf, in de vorm van loon." En dat is natuurlijk niet de bedoeling. Het probleem van de laag opgeleide immigranten zou veroorzaakt worden door "activisten, advocaten en zaakwaarnemers" die "het recht op politiek asiel transformeerden tot een immigratiestroom van tienduizenden economische vluchtelingen". Turken en Marokkanen zouden allemaal "mohammedaan" zijn en daarom volgens de wetenschappers onbruikbaar. "Mohammedanen" zouden namelijk "assimilatie afwijzen" en vasthouden aan hun "premoderne gedragspatroon". In plaats daarvan zouden voortaan hoog opgeleide arbeidsmigranten moeten worden geworven via uitzendbureaus. Die "moeten er dan tevens voor zorgen dat de tijdelijke arbeidsmigranten daadwerkelijk naar hun land van herkomst terugkeren". Overigens komen illegale arbeidsmigranten ook best van pas, weten de historici, omdat die ingezet kunnen worden bij productiepieken en vakanties, en "zonder veel procedures" weer ontslagen kunnen worden.

Reactionair

Slavernijmonument in Amsterdam (foto: Pauline Krebbers)
Emmer promoveerde in 1974 met een onderzoek naar de negentiende eeuwse slavenhandel. Sindsdien houdt hij zich bezig met "de geschiedenis van de Europese expansie en van de daarmee verbonden migratie". In zijn publicaties schrijft hij steevast bagatelliserend en zelfs vergoelijkend over de slavenhandel. In 1991 hield hij zijn oratie, getiteld "Europa's expansie in het Atlantische gebied: wandaad of weldaad?". Negen jaar later verwierf Emmer landelijke bekendheid met zijn fel omstreden populair-wetenschappelijke boek "De Nederlandse slavenhandel, 1500-1850". Tot die tijd was er vooral door zijn studenten tegen zijn racistische praat geprotesteerd. Emmers colleges verliepen vaak in een rellerige sfeer en moesten soms zelfs voortijdig beëindigd worden. "Twintig jaar geleden moest ik zelfs op een tafel klimmen om boven het lawaai uit te komen van studenten die mij uitmaakten voor geschiedvervalser, reactionair en racist", schrijft Emmer in zijn boek. En gelijk hadden die studenten. Sinds 2001 publiceert Emmer zeer regelmatig in het zaterdagse Trouw-katern Letter en Geest van de uiterst rechtse opiniemaker Jaffe Vink.(4)

Aan de Leidse universiteit bestaat een eeuwenlange traditie van wetenschappelijk onderzoek in dienst van het kolonialisme, en van wetenschappers die de koloniale misdaden relativeren. In die traditie staat ook de Leidse school van historici met zijn nationalistische geschiedschrijving,(5) waar Emmer een kopstuk van is. De geschiedenis wordt altijd geschreven door de machthebbers, maar vanzelfsprekend presenteert de wetenschapper Emmer zichzelf en zijn werk als objectief en neutraal. Maar wat wetenschappers onderzoeken, welke bronnen ze gebruiken, hoe ze de resultaten interpreteren en presenteren, en hoe ze argumenteren, wordt natuurlijk sterk bepaald door geldschieters en door de maatschappelijke positie en belangen van de onderzoekers. Om toch vooral objectief over te komen, wilde Emmer in zijn boek zelfs geen moreel oordeel vellen over de slavernij. Toch eindigt hij schoorvoetend met een hoofdstukje "De moraal", waarin hij slavernij op zich afkeurt. "Het was een suggestie van mijn uitgever. Die zei: "je moet toch echt zeggen wat je ervan vindt"", geeft Emmer toe.(6)

Kwakzalverij

Het zal niet verbazen dat de o zo objectieve Emmer zijn eigen "westerse cultuur" superieur acht en het kapitalisme als het beste systeem promoot. De mens is primair een kapitalistisch wezen en "de markteconomie is er voor iedereen", juicht hij.(7) Het kapitalisme zou de oplossing vormen voor alle problemen en daarom wil Emmer bijvoorbeeld ook elke ontwikkelingshulp afschaffen.(8) In zijn onderzoek behandelt hij slavenhandel gewoon "objectief" als iedere andere vorm van kapitalistische handel. Met de kenmerkende arrogantie van zijn klasse doet Emmer daarnaast voortdurend alsof de geschiedenis van de machthebbers - zijn eigen klasse - de geschiedenis van alle Nederlanders is. Hij gebruikt te pas en te onpas het woord "wij", alsof "wij" Nederlanders in slaven handelden. Maar het waren vrijwel uitsluitend leden van zijn eigen klasse en sekse die dat deden. Wanneer hij beweert dat "wij" ons niet voor "onze" slavenhandel hoeven te schamen, dan kan hij dus onmogelijk namens "de Nederlanders" spreken. Hij fungeert dan slechts als woordvoerder van de gegoede burgerij. Onder "de Nederlanders" bevinden zich trouwens ook heel wat nazaten van de slaven zelf, maar daar heeft Emmer helemaal geen oog voor.

Het veel kritischer slavernij-onderzoek van beroemde zwarte auteurs en wetenschappers als Anton de Kom, Walter Rodney en Eric Williams wordt door Emmer steevast afgedaan als "historische kwakzalverij" en "politiek correct". Ze zouden emotioneel te betrokken zijn bij het onderwerp. Die redenering past naadloos in de racistische traditie waarbij zwarten als emotioneel worden neergezet door witten die zo hun eigen rationaliteit en superioriteit willen benadrukken. In zijn boek schetst Emmer vaak karikaturale beelden van de zwarte geschiedschrijving, om die vervolgens met veel bombarie af te fakkelen. "De slaven mochten niet eens televisie kijken en dat was schandelijk!", zouden zijn tegenstanders bijvoorbeeld roepen, zo beweert Emmer in zijn kenmerkende "objectieve" wetenschappelijke stijl.

Underdog

Slavernijmonument in Amsterdam (foto: Pauline Krebbers)
Soms lijkt Emmers complete oeuvre bedoeld om het ongelijk van de zwarte historici te bewijzen. Hij baseert zich daarbij vrijwel uitsluitend op de geschreven bronnen van de slavenhandelaren en slavenhouders, en op witte tegenstanders van de slavernij. Nooit verwijst hij naar de zwarte geschiedschrijving of naar opgetekende oral history van de slaven en hun nabestaanden. Maar om te bewijzen dat hij wel degelijk objectief zou zijn, schermt Emmer er regelmatig mee dat hij in zijn boek zowaar een keer "uitgebreid een slaaf aan het woord heeft gelaten, dat gebeurt in de meeste publicaties niet".(9)

De top van de universitaire wereld is vrijwel wit en de geschiedschrijving is bijna helemaal in westerse handen. "Ach, dat is altijd zo geweest", reageert Emmer laconiek wanneer hij met die feiten wordt geconfronteerd. Zoals zoveel opiniemakers speelt hij liever de rol van underdog. Hij roept daarom steeds dat de witte geschiedschrijvers uitgesloten worden. Emmer vergelijkt zijn positie zelfs met die van de joodse wetenschappers die in 1933 uit Duitsland verdreven werden door de nazi's.(10) Volgens Emmer "lijkt vrijwel iedereen zich er maar bij neer te leggen dat de nakomelingen van de slaven een exclusieve claim uitoefenen op de 'echte' geschiedenis van de slavenhandel en de slavernij". Maar Emmer verwacht dat het allemaal nog wel goed komt, want over de zwarte geschiedschrijvers zegt hij paternalistisch: "Hopelijk willen ook zij eerlijk naar de geschiedenis kijken".(11)

Geaccepteerd

Waarom zouden "wij" ons eigenlijk volgens Emmer niet hoeven te schamen voor de Nederlandse slavenhandel? In de eerste plaats omdat het geen mensenroof zou zijn geweest, maar gewoon handel, een kwestie van vraag en aanbod. "De slaven aan boord van de Nederlandse slavenschepen zijn immers niet door toedoen van de Nederlanders slaaf geworden en verkocht", zo schrijft Emmer. De slavenhandelaren hebben er immers netjes voor betaald. "Zo bezien heeft de Atlantische slavenhandel Afrika en de Afrikaanse slavenverkopers geen schade berokkend." De inkoopprijs van een Afrikaanse slaaf zou zelfs relatief zo hoog geweest zijn dat de slavenhandel Nederland nauwelijks winst opleverde, aldus Emmer. De inkomsten van de slavernij hebben volgens hem dan ook niet aan de basis van de Nederlandse "gouden eeuw" gestaan. In werkelijkheid heeft de slavernij de Nederlandse kapitaalbezitters wel degelijk schatrijk gemaakt. De zwarte onderzoeker Armand Zunder heeft berekend dat de suiker, koffie, katoen en cacao die de Surinaamse slaven en hun nazaten verbouwden tussen 1683 en 1940 op de Amsterdamse beurs omgerekend 1.415 miljard euro hebben opgeleverd.(12) Wanneer men uitgaat van 20 procent winst, dan heeft de slavernij in die periode minimaal 283 miljard euro opgeleverd.

Volgens Emmer hoeven "we" ons ook niet te schamen omdat de slavernij van origine niet Europees, maar Afrikaans zou zijn geweest. De Europeanen zouden slechts 40 procent van de Afrikaanse slaven afgenomen hebben. En daarvan zouden Nederlanders slechts 5 procent verhandeld hebben. Maar dan gaat het nog steeds om honderdduizenden mensen. Volgens Emmer "was in die tijd slavenhandel een geaccepteerd verschijnsel",(13) en alle Europese landen deden mee. Waarschijnlijk dachten de slaven daar heel anders over, maar hun mening laat de "neutrale" Emmer steevast buiten beschouwing. Daarbij schamen "we" ons toch ook niet om de onderdrukking en uitbuiting van andere groepen mensen destijds, zo schrijft Emmer monter. Er was toen sowieso veel wreedheid tegenover arbeiders en andere armen, en dat vond volgens Emmer iedereen - lees: zijn eigen klasse - normaal. "Een mensenleven was vroeger veel minder waard dan nu." In de ogen van de bezittende klasse, zou een serieuze wetenschapper er aan toegevoegd hebben.

Boeing 747

Verder zou de Nederlandse slavernij niet wreder geweest zijn dan die van andere landen. En sowieso was de slavernij niet bijzonder wreed, aldus de eminente historicus. Er vielen weliswaar tijdens het massale transport naar Amerika veel doden, maar dat kwam volgens Emmer niet door de wreedheid van de Europeanen, maar door de Afrikaanse handelaren die hun slaven vooraf slecht gevoed hadden. "We weten nu ook dat de Nederlandse handelaren probeerden om het lot van de slaven draaglijk te maken", meent Emmer.(14) In werkelijkheid zaten de slaven weken en soms maanden opeengepakt in het ruim. Ach, dat viel best mee, beweert Emmer echter, "per persoon was er ongeveer dezelfde ruimte ter beschikking als voor een economy class-passagier in een Boeing 747".

Volgens Emmer bewezen de slavenhandelaren Afrika zelfs een dienst. In ruil voor slaven bracht men namelijk allerlei goederen naar Afrika. Daar heerste trouwens vaak honger, en "emigratie - ook al was die gedwongen - kon de gevolgen van zulke periodieke voedseltekorten verlichten", schrijft Emmer.(7) Maar heeft de slavenhandel dan niet voor een demografische leegloop van Afrika gezorgd? Welnee, zegt Emmer laconiek, "als de slavenhandel er niet geweest was, zouden er hoogstens een paar miljoen Afrikanen meer geweest zijn, maar veel verschil zou dat niet gemaakt hebben".(15)

Verwend

Emmers Leidse universitaire voorgangers beweerden in de achttiende eeuw dat de Europese handelaren de slaven juist het leven redden door hen op te kopen van hun genadeloze Afrikaanse handelaren. Emmer doet daar nog een schepje bovenop en beweert zelfs dat de slaven er in Amerika dankzij de Europeanen flink op vooruit gingen. Ze ondervonden daar weliswaar "soms een schandelijke en onmenselijke behandeling",(16) maar over het algemeen werden ze volgens Emmer zodanig verwend dat ze "na hun vrijlating de markteconomie met twee linkerhanden tegemoet leken te treden". Het zou dus niet racisme zijn, maar hun verleden in dat luilekkerland dat de huidige slechte positie van veel zwarten verklaart, aldus Emmer. Want "of het nu goed of slecht ging, zij kregen volgens schema de vastgestelde hoeveelheid levensmiddelen, kleding en gebruiksvoorwerpen. Die uitdelingen en ook de toewijzing van woonruimte en medische zorg waren niet gebaseerd op de geleverde arbeidsprestatie, maar op de behoefte. De slaven hoefden zich geen zorgen te maken over het levensonderhoud van jonge kinderen, zieken en bejaarde slaven, die niet in staat waren om te werken. Zwangere slavinnen kregen voor en na de geboorte vaak langdurig verlof en extra voeding zonder dat zij en hun partners daarvoor moesten sparen of harder moesten werken."(17) Emmer vergelijkt de deportatie van de slaven graag met de oversteek van arme Europeanen naar Amerika, omdat beiden er beter van geworden zouden zijn.

Emmers beruchte boek
De Afrikanen zouden zich dan ook meestal netjes aangepast hebben aan hun bestaan als slaaf. Serieuze opstanden zouden er nauwelijks geweest zijn, met uitzondering van de beroemde slavenopstand op Haïti in 1791. Van de briljante strategie en organisatie van de slaven daarbij wil Emmer echter niets weten. De opstand had volgens hem slechts succes vanwege de verdeeldheid van de Europeanen. "Het zou politiek correct zijn de oorzaak van die afschaffing toe te schrijven aan het verzet van de slaven", meent Emmer.(18) Het enige protest dat er werkelijk toe deed, kwam volgens hem van de hogere klasse in Europa. Hij beweert daarmee letterlijk hetzelfde als zijn Leidse universitaire voorgangers van eind achttiende eeuw. In werkelijkheid heeft er wel degelijk eeuwenlang een revolutionaire sfeer gehangen in het hele Atlantische bekken, meest gezamenlijk gedragen door de Afrikaanse, Europese en Amerikaanse onderklassen.(19)

Trots

Het kolonialisme ging wereldwijd gepaard met massale slachtpartijen en georganiseerde hongersnoden die tezamen minstens tientallen miljoenen levens hebben gekost.(20) Maar van Emmer hoeven "we" ons ook niet te schamen voor dat kolonialisme. Nederlanders zouden volgens hem sowieso last hebben van een "pathologisch schuldbewustzijn". Maar alle Europese landen koloniseerden, zo schrijft hij, "er is dan ook geen reden om de voormalige koloniën als objecten voor eeuwige boetedoening te zien, want dat doet verder niemand in de wereld".(21) Koloniale besturen mogen van hem zelfs "trots" zijn vanwege "het afschaffen van de slavenhandel en slavernij, het verbeteren van de landbouw, het bestrijden van hongersnoden, het uitroeien van besmettelijke ziekten, het verbieden van de weduweverbranding, het aanleggen van wegen en spoorwegen, en het handhaven van de openbare orde en veiligheid".(22)

Maar het kolonialisme is uiteindelijk onvoldoende geweest om het "Westerse Model" definitief op te kunnen leggen aan de Derde Wereld, aldus Emmer. "Het meeste werk moest na de dekolonisatie nog gedaan worden. Democratie, verdraagzaamheid en eerbied voor het menselijk leven stonden bij de kolonisatoren wel op het lijstje", beweert hij met droge ogen, maar invoering daarvan "zou het einde van het koloniale systeem hebben betekend. Die invoering wachtte op de dekolonisatie en dat laatste werd door de VS en een aantal Europese politici na 1945 dan ook met kracht bevorderd". Helaas moesten "we" toen "tandenknarsend handen schudden met dictators als Soekarno, Bokassa en Idi Amin" om de Russen buiten de deur te houden. "We konden ons niet langer veroorloven zuiver in de leer te zijn en dat heeft de aantrekkingskracht van het Westerse Model geen goed gedaan". Maar gelukkig, "na 1989 konden we het Westerse Model weer in de etalage zetten zonder compromissen te sluiten. De optimisten onder ons geloofden dat het werk van het kolonialisme eindelijk kon worden afgemaakt." Maar, zo vreest Emmer, "hoe eerlijk en consequent we ons Westerse Model ook toepassen, verzet zal er altijd blijven".

Flierefluiters

De wereldwijde neo-koloniale verhoudingen zijn gebaseerd op gigantische machtsverschillen. Volgens Emmer echter "blijkt dat culturele factoren de basis vormen voor de grote verschillen tussen het westen en de rest", te weten "het privé-eigendom, het gezin, de school en de bourgeoisie". In Europa schonk de bourgeoisie de bevolking volgens de historicus - die doodleuk doet alsof er nooit klassenstrijd is geweest - het algemeen kiesrecht, de leerplicht, spaarbanken, goedkope literatuur, riolering, schoon drinkwater en energie. "In Afrika was daar geen sprake van. Daar was en is de elite veel minder begaan", aldus Emmer.(7) En daardoor is dat werelddeel ook altijd minder veilig geweest voor investeerders. "Een uitzondering vormde de korte koloniale periode, toen er vrede heerste en de kwaliteit van het bestuur vaak beter was dan vandaag. Dat heeft Afrika inderdaad een lieve duit gekost, maar de corruptie en het wanbeheer van de post-koloniale periode hebben aangetoond dat die uitgaven de moeite waard geweest zijn", zo meent de Nederlandse historicus te kunnen bepalen voor de destijds gekoloniseerde Afrikaanse bevolking.

Her en der zouden de koloniale verhoudingen inmiddels zijn omgedraaid, zo meent Emmer. Nederland zou nu bijvoorbeeld een "gijzelaar" zijn geworden van de Antilliaanse politieke elite.(21) Puur racistisch zijn daarbij Emmers omschrijvingen van de Antillianen als "vrolijke flierefluiters" die "anders denken over goed en kwaad",(23) en "die in ons land alleen maar overlast en hoge kosten veroorzaken". Nederland zou het Engelse voorbeeld moeten volgen. "Zijn Caribische koloniën zijn onafhankelijk, hebben nooit meer een cent uit Londen gekregen en denken met liefde terug aan de ex-kolonisator. Om naar de Britse eilanden te emigreren heb je een visum nodig en niemand lijkt zich op te winden over het feit dat ongewenste immigranten uit het Caribische gebied de toegang tot Groot-Brittannië wordt geweigerd." In de ogen van Emmer zijn ook de nakomelingen van de slaven kennelijk nog altijd dankbaar en vol "liefde". En nog steeds is er per definitie geen serieus zwart protest en "lijkt niemand zich op te winden", aldus de woordvoerder van de witte weldoeners.

Noten

Terug