De Fabel van de illegaal 85/86, zomer 2007

Auteur: Sandor Schmits en Harry Westerink


Van noodopvang naar nooit opvang

Eind mei 2007 stemde de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in met de pardonregeling van staatssecretaris van Justitie Albayrak. De gemeenten toonden zich “blij dat door het afgesloten akkoord een einde komt aan jarenlange onzekerheid”.(1) Onderdeel van de overeenkomst is opheffing van alle gemeentelijke noodopvang. Daardoor worden straks nog meer afgewezen vluchtelingen dakloos.


Actie van “witte” illegalen voor een generaal pardon in 1999 (Foto: Esta Goossens)

Ook hoop voor de witte illegalen?

Sinds enige tijd melden zich bij De Fabel weer "witte" illegale arbeidsmigranten die destijds buiten de Tijdelijke Regeling Witte Illegalen (TRWI) vielen vanwege de absurd strenge eisen. Ze komen vragen of ze kans hebben om meegenomen te worden in het huidige generaal pardon voor afgewezen vluchtelingen. De witte illegalen zijn echter nauwelijks nog in beeld bij de overheid en het maatschappelijk middenveld. Hun probleem zou zijn opgelost, maar in werkelijkheid zijn de meesten simpelweg administratief en juridisch afgeboekt. Zelf hebben de witte illegalen ook niet meer de kracht om steun voor hun strijd te organiseren en zich als groep weer op de politieke agenda te zetten. Hun zelforganisaties zijn verdwenen en het gaat waarschijnlijk hooguit nog om enkele honderden arbeidsmigranten.

De TRWI werd in 1999 ingesteld en heeft ongeveer 3.000 van de 7.600 witte illegalen een verblijfsvergunning opgeleverd. Dat de meerderheid afviel kwam door de strenge criteria. Zo moesten ze aantonen maar liefst 6,5 jaar onafgebroken in Nederland te hebben gewoond. Ook moesten ze gedurende die hele periode een geldig paspoort en sofinummer hebben gehad. Verder mochten ze nooit uitgezet zijn, geen valse documenten hebben gebruikt en ook geen onjuiste informatie hebben verstrekt, bijvoorbeeld over hun adres. Later is een aantal van die criteria via rechtszaken versoepeld, en ook konden sommigen een beroep doen op "schrijnendheid", een duister begrip dat hen afhankelijk maakte van de luimen van hun beoordelaars bij Justitie.

De advocaten van de witte illegalen kijken nu hoe de criteria van het huidige pardon in de rechtszaal zullen worden uitgelegd. Wellicht komen er zo aanknopingspunten voor de witte illegalen om ook een beroep te doen op het generaal pardon. Dat lijkt in sommige opzichten enigszins soepeler te zijn. Zo hadden de witte illegalen die destijds werden afgewezen omdat ze een keer valse informatie hadden verstrekt, of omdat ze niet van de volle 6,5 half jaar konden aantonen dat ze in Nederland waren, met de criteria van nu gewoon een verblijfsvergunning moeten krijgen.

De advocaten gokken ook op de door minister Hirsch Ballin in februari 2007 openbaar gemaakte criteria voor "schrijnendheid". Die hadden betrekking op de ongeveer 7.000 illegalen die tussen 14 januari 2003 en 18 maart 2005 hun zaak opnieuw onder de aandacht van de IND brachten. Velen van hen hebben nooit asiel aangevraagd. Inmiddels zijn de meesten echter afgepoeierd of in de wacht gezet. Met een beroep op die criteria zullen veel advocaten nogmaals proberen witte illegalen aan een verblijfsvergunning helpen.

Voor meer over de witte illegalen zie: de speciale Fabel Website-pagina.

Ellen de Waard

Uitgangspunt van de pardonregeling is “het afwikkelen van de nalatenschap van de oude Vreemdelingenwet”.(2) Dat slaat op de groep vluchtelingen die voor 1 april 2001 asiel hebben aangevraagd en nu nog steeds of in procedure of illegaal in Nederland zijn. Het akkoord bepaalt hoe vluchtelingen worden gedeporteerd die niet in aanmerking komen voor het pardon, en hoe werk, onderdak en inburgering worden georganiseerd voor de vluchtelingen die wel mogen blijven. Wie dat zullen zijn is nog onzeker, maar vast staat al wel dat de pardonkandidaten moeten bewijzen dat ze voor 1 april 2001 asiel hebben aangevraagd, dat ze in heel 2006 in Nederland hebben geleefd en dat ze tijdens hun asielaanvraag niet meer dan één keer hebben gelogen.

Bewijzen

Jarenlang hebben ngo's, vluchtelingensteungroepen, scholen, buurtcomité's, kerken en anderen gestreden voor een generaal pardon voor de bekende groep van 26 duizend vluchtelingen. Nu moeten ze hen bijstaan bij het verzamelen van bewijsstukken dat ze heel 2006 in Nederland waren. Want die maken het verschil tussen toelating en deportatie. Veel pardonkandidaten hebben echter nooit in de gemeentelijke noodopvang gezeten of zijn niet bekend bij steungroepen. Het leven in de illegaliteit heeft hen bovendien geleerd om zich zo onzichtbaar mogelijk te maken voor de autoriteiten. Daar komt bij dat nogal wat pardonkandidaten overal en nergens hebben gelogeerd en rondgezworven. Daarom kost het velen nu moeite om alsnog met bewijzen te komen over hun verblijfplaats. De legalisering van de “witte” illegale arbeidsmigranten heeft aangetoond hoe lastig dit soort bewijsvoering voor mensen zonder papieren vaak is.(3)

Volgens het pardonakkoord mogen er geen “achterstanden” meer ontstaan zoals onder de oude Vreemdelingenwet. Het is inderdaad geen pretje voor vluchtelingen om jarenlang te moeten wachten op de uitslag van hun asielaanvraag. De traagheid van de procedure is echter niet zozeer het probleem, de onrechtvaardige inhoud van de wet des te meer.(4) En die verandert niet door puur technisch de “achterstanden” weg te werken. Wel kunnen kortere procedures ervoor zorgen dat nieuwe groepen vluchtelingen straks veel minder tijd hebben om banden te smeden met groepen en individuen die samen met hen willen vechten voor een verblijfsvergunning.

Zorgplicht

In de regeling is ook bepaald dat afgewezen vluchtelingen die na 1 april 2001 asiel hebben aangevraagd, en ook andere illegalen, snel gedeporteerd moeten worden. Deze wens tot een “sluitende aanpak van het vreemdelingenbeleid” kan het voor veel illegalen nog veel moeilijker maken om te overleven. Nu kunnen illegalen af en toe nog wel aankloppen bij gemeentelijke noodvoorzieningen. Maar die moeten dus worden afgebroken. Want zolang er opvang is, wordt het vertrek van afgewezen vluchtelingen niet “bevorderd”, aldus het akkoord. Door ondertekening heeft de VNG zich ertoe verplicht om de gemeentelijke noodopvang “uiterlijk eind 2009” te beëindigen. De gemeenten hebben nu dus nog meer belang bij een efficiënter deportatie-apparaat, want anders zit men straks opnieuw met dakloze en kwetsbare afgewezen vluchtelingen in de maag.

Vlak voor de ondertekening ontstond er toch nog enige ophef. De Amsterdamse GroenLinks-wethouder Marijke Vos voelde zich namelijk niet gebonden aan de afspraken over de beëindiging van de gemeentelijke noodopvang. “Als mensen op straat dreigen dood te vriezen, kun je niet de andere kant op kijken. Je mag nooit op voorhand zeggen dat je geen zorg zult bieden aan mensen in nood.”(5) Daarop verklaarde de VNG als doekje voor het bloeden dat “gemeenten wel een zorgplicht” houden “voor de mensen die binnen de gemeentegrenzen verblijven”. Maar door de noodopvang op te heffen kunnen ze die zorgplicht niet langer handen en voeten geven. Als de vaak toch al gebrekkige lokale zorgstructuur voor illegalen binnenkort helemaal is verdwenen, moeten gemeenten overgaan tot pure brandweerpolitiek. Een paar hele zielige “gevallen” zullen dan misschien nog tijdelijk een klein beetje hulp krijgen, maar meer ook niet.

Leidse binding

In Leiden is de uitvoering van de gemeentelijke noodopvang in handen van het Steunpunt Uitgeprocedeerde vluchtelingen en andere Vreemdelingen (STUV). Het is volgens de uitgangspunten van het steunpunt de bedoeling “dat adequate hulp en opvang wordt geboden aan vreemdelingen in nood ter overbrugging van een kwetsbare periode in hun leven”.(6) Om daarvoor in aanmerking te komen moeten de “vreemdelingen” van STUV echter wel “perspectief” op een verblijfsvergunning hebben. In principe hebben alle pardonkandidaten dat “perspectief”, zodat ze logischerwijs ook allemaal per direct hulp van STUV zouden moeten krijgen, voorzover ze althans “binding” met Leiden hebben. Volgens de regeling moeten pardonkandidaten die geen procedure meer hebben lopen, aantonen dat ze in een vorm van noodopvang hebben gezeten. “Onder noodopvang wordt verstaan een bij de gemeente bekende vorm van ondersteuning (in termen van het verschaffen van onderdak en voorzien in levensonderhoud) die niet plaatsvindt van rijkswege en die in een gemeente beschikbaar is gesteld”, aldus de regeling.(2) “Noodopvang” zou daarbij ruim uitgelegd moeten worden. Het zou naast de officiële gemeentelijke opvang ook verblijf in een daklozencentrum of bij familie of vrienden omvatten.

In de praktijk gaat het STUV eerder zeer star om met het begrip “noodopvang”. In een aantal gevallen stelde het steunpunt dat de betrokken pardonkandidaten geen “Leidse binding” hadden omdat ze vroeger niet in het Leidse azc hadden gewoond. Dat is een onterechte eis, want de pardonkandidaten hoeven volgens de regeling alleen maar aan te tonen dat ze in 2006 in een bepaalde gemeente verbleven. In enkele andere gevallen toonden pardonkandidaten het steunpunt een reeks bewijzen waaruit bleek dat ze al jarenlang bekend zijn in Leiden bij huisartsen, vrienden, landgenoten of zakelijke kennissen. Maar het STUV vond die bewijzen niet voldoende. Nogal wat pardonkandidaten vertelden De Fabel dat ze het gevoel kregen dat ze opnieuw met de IND te maken hadden, in plaats van met een noodopvanginstelling. Die vluchtelingen krijgen nu geen materiële steun van de gemeente Leiden, hoewel ze vaak nauwelijks weten te overleven. Overigens kondigde het “linkse” Leidse college van B&W onlangs in een nota aan dat men vooral veel wil gaan bezuinigen. Meer geld voor hulp aan vluchtelingen valt dus helemaal niet te verwachten.

Afschuiven

De Fabel vroeg de verantwoordelijke PvdA-wethouder Gerda van den Berg waarom de gemeente Leiden heeft ingestemd met de pardonregeling, en of dan de gemeentelijke noodopvang via STUV op termijn zal worden beëindigd. “Het college gaat er daarbij van uit dat het rijk zorgt voor een sluitende aanpak van de opvang”, antwoordde Van den Berg. “Mochten zich desondanks schrijnende situaties voordoen, dan zal het college deze mensen niet laten verkommeren.” Maar veel vluchtelingen “verkommeren” al jaren in Leiden. Dat is ook ontelbare keren aangekaart, onder meer in 2006 in het aan de gemeente aangeboden rapport “Tussen wal en schip”.(7) Maar de gemeente blijft doen alsof die vluchtelingen niet bestaan en alsof men geen idee heeft wat er aan de hand is. Van den Berg doet ook geheel ten onrechte voorkomen alsof de Leidse noodopvang niet gesloten zal worden als er in 2009 geen “sluitende aanpak” is. Maar de gemeente Leiden heeft zich daartoe op papier vastgelegd.

Het begrip “sluitende aanpak” is niet meer dan een vaag ideologisch concept dat verzonnen is om het draagvlak voor harde maatregelen tegen vluchtelingen te vergroten. Een “sluitende aanpak” bestaat niet en zal gelukkig ook nooit bestaan. Dat weten de beleidsmakers natuurlijk ook best, maar het is een handig begrip om de resterende solidariteit onder lokale bestuurders en andere betrokkenen de nek om te draaien. En velen van hen lijken er maar wat graag in te willen geloven, zelfs tegen beter weten in. Want iedereen die met de problematiek bekend is, weet dat er altijd vluchtelingen en migranten tegen zullen stribbelen, en dat er altijd tussen wal en schip terecht zullen komen. Het concept biedt echter een schijnbaar acceptabele reden om zich terug te trekken, en om eindelijk eens af te zijn van de ondersteuning van deze hopeloze groep rechteloos gemaakte en uitgesloten medemensen. Want straks zullen ze er immers niet meer zijn. Ze zijn dan ofwel toegelaten, ofwel gedeporteerd en dan hebben wij er niets meer mee te maken, zo luidt de mythe van de “sluitende aanpak”. De werkelijkheid achter de ideologie komt echter simpelweg neer op meer van hetzelfde: een vanaf 2009 verder geïntensiveerde jacht op illegalen en nog minder plekken waar ze terecht kunnen voor ondersteuning.

Vluchtelingen tussen wal en schip (Foto: Eric Krebbers)
Particulieren

Van den Berg gaf verder blijk van een opvallend gebrek aan inlevingsvermogen in het leven in de illegaliteit. “Met STUV ben ik van mening dat mensen die een verblijfplaats hebben, zoals familie, doorgaans geen noodvoorziening nodig hebben. Er is immers een plek waar zij verblijven.” De wethouder schuift zo de eigen verantwoordelijkheid wel erg gemakkelijk van zich af richting particulieren. Veel pardonkandidaten leiden een zwervend bestaan en zijn geheel afhankelijk van wat anderen hen geven. De druk op familie, vrienden en landgenoten is groot en vaak ook te groot. Nogal wat vluchtelingen kunnen maar een beperkte periode wonen bij anderen, die meestal ook arm zijn. Daarna staan ze weer op straat.

Andere steden nemen de gemeentelijke zorgplicht voor pardonkandidaten wat serieuzer. De Eindhovense gemeenteraard bijvoorbeeld besloot twee maanden voor het ondertekenen van het akkoord al om alle pardonkandidaten geld te geven voor levensonderhoud.(8) Die kosten moet de landelijke overheid later maar terugbetalen, stelde de raad. Ook in Utrecht leven ideeën om pardonkandidaten nu al op weg te helpen. Zo werd er geopperd om vluchtelingen in de aanloop naar de uitvoering van de pardonregeling alvast de mogelijkheid te geven om een opleiding te beginnen of vrijwilligerswerk te doen. Volgens de Utrechtse PvdA kan de uitvoering van de regeling nog maanden duren, en dat is te lang voor pardonkandidaten om werkloos af te wachten.(9)

Noten

Terug