De Fabel van de illegaal 89/90, winter 2008

Auteurs: Ellen de Waard en Harry Westerink


Turkse zelforganisatie TIOD steunt tuinbouwarbeiders

Het organiseren van mensen aan de onderkant van de samenleving is noodzakelijk, maar ook lastig. Dat ondervindt het door de Turkse zelforganisatie TIOD opgerichte steuncomité tuinbouwarbeiders in het Westland. Die arbeiders worden flink uitgebuit en hebben vaak nauwelijks nog geloof in strijd voor een betere toekomst. Hun collega’s in de schoonmaaksector laten zien dat verzet nog steeds succesvol kan zijn.(1)


Actieposter van het steuncomité tuinbouwarbeiders (foto: Ellen de Waard)
Een woensdagavond in het buurthuis aan het Mandelaplein in Den Haag. Enkele mannen zitten te kaarten en te dammen, anderen lezen de krant. Zodra we binnenkomen, krijgen we koffie aangeboden. Langzaam druppelen steeds meer mensen binnen. In de kantoorruimte van het buurthuis kruipen jonge mannen en vrouwen achter de computer en overleggen met elkaar. We zijn te gast bij TIOD, de Turkse arbeiders- en studentenzelforganisatie. TIOD is aangesloten bij HTIF, een confederatie van Turkse zelforganisaties in Europa. We worden ontvangen door Serda Demir, studente en een van de actieve jonge vrouwen bij TIOD. We leerden haar kennen in het buurthuis tijdens een solidariteitsbijeenkomst voor schoonmakers die strijden voor een betere CAO. Ze hield toen een krachtig betoog voor gezamelijke arbeidersstrijd van onderop. Ook zagen we een poster op de muur hangen met de tekst “Tuinbouwarbeiders, slaven van nu?”. Daar willen we meer van weten.

Chemische stoffen

Den Haag is de poort naar het Westland met zijn tientallen of misschien wel honderden tuinbouwbedrijven.(2) Veel Haagse migranten werken in die sector, die bekend staat om zijn zware arbeidsomstandigheden. Demir: “Er werken ongeveer evenveel mannen als vrouwen. Het merendeel is van allochtone afkomst. Het aantal illegalen is verminderd door de strengere wetgeving en controles, maar toch werken er nog steeds veel.”

De socialistische TIOD zoekt aansluiting bij thema’s die belangrijk zijn voor arbeiders in de eigen regio. “De bezoekers van het buurthuis spreken over de problemen die ze hebben met hun werk in de tuinbouw. TIOD besloot daarom ruim een jaar geleden om te onderzoeken op welke manier de tuinbouwarbeiders ondersteund kunnen worden.” De betrokkenheid met tuinbouwarbeiders is overigens niet nieuw. Rond 2000 was TIOD samen met onder meer De Fabel van de illegaal betrokken bij de strijd voor de legalisering van “witte illegalen”.(3) Velen van hen werkten toen in de tuinbouw, maar ook in de schoonmaak, de bouw en de vleesverwerkingsindustrie.

Om beter inzicht te krijgen in de problemen van tuinbouwarbeiders ging TIOD met hen in gesprek. “Er kwamen vier hoofdproblemen naar voren. Ten eerste is de tuinbouwarbeider een goedkope en flexibele arbeidskracht. Als er veel werk is, moet er worden overgewerkt, wat lang niet altijd wordt uitbetaald. Als er weinig werk is, wordt de arbeider naar huis gestuurd. Er is geen vast loon, waardoor er regelmatig te weinig wordt verdiend. Ten tweede lopen de arbeiders gezondheidsrisico's. Ze moeten werken met gevaarlijke chemische stoffen. De arbeiders die zulke stoffen op de bloemen en planten spuiten, zijn beschermd met een mondkapje, maar de arbeiders die daarna aan de slag gaan niet. Die staan dan ook lager in de rangorde en hebben vaak last van ademhalingsproblemen, duizeligheid en misselijkheid, waar ze blijvende schade van kunnen oplopen. Voor het meest vuile en onbeschermde werk zet men vrijwel altijd migranten in. Ten derde gaat het om zwaar lichamelijk werk waarbij mensen heel veel moeten staan en hurken. Dat geeft rugklachten en vochtophoping in de voeten. De pauzes zijn te kort om een beetje te herstellen. Hoewel mannen vaker het zwaardere werk verrichten, zijn er toch ook vrouwen die dat soort werk doen. Ik heb het zelf ook gedaan, en mijn moeder ook. Ten vierde de slechte behandeling door de bazen. De arbeiders worden op een onvriendelijke manier opgejaagd om meer tempo te maken. Dat ervaren ze als bevelen krijgen en een gebrek aan respect.”

Huis-aan-huis

Het bij elkaar brengen van tuinbouwarbeiders bleek moeilijk en tijdrovend. “Eerst moest TIOD het vertrouwen winnen van de arbeiders. TIOD-leden die zelf in de tuinbouw werken, spraken andere arbeiders er op aan. Via via werden weer anderen bereikt. TIOD-leden deelden op de Haagse markt pamfletten uit, die ook huis-aan-huis werden verspreid. Ook staken ze veel energie in het bellen van arbeiders en het leggen van nieuwe contacten.”

Begin 2007 was er een actiebijeenkomst in het buurthuis, met TIOD-leden en tuinbouwarbeiders. TIOD benadrukte daar het belang van arbeiderszelforganisatie. Men besloot om een comité van tuinbouwarbeiders op te richten. “Tijdens die bijeenkomst durfde eerst niemand zich op te geven voor het comité. Het moeilijkste is dat mensen vaak niet meer geloven dat ze door strijd resultaat kunnen boeken. En illegale arbeiders durven zich niet openlijk te manifesteren. Uiteindelijk gaven vier arbeiders zich op.” Daarnaast werd er een steuncomité opgericht, bestaande uit een advocaat, een GroenLinks-raadslid en een activiste met veel ervaring. “Ook kwam er een propagandagroepje dat bestaat uit een aantal TIOD-jongeren, waaronder ikzelf. Wij hebben gezorgd voor posters en pamfletten.”

Strijdcultuur

Opvallend vindt Demir het gebrek aan een strijdcultuur in Nederland, ook bij de tuinbouwarbeiders. “Ze lijken in hun situatie te berusten en leggen zich erbij neer.” TIOD zag het als zijn taak om een tandje bij te zetten. “We zijn nog meer energie gaan steken in het persoonlijk benaderen van mensen. Zo hebben we heel veel bezoeken bij arbeiders thuis afgelegd. Ze zijn echter bang om hun inkomen kwijt te raken en menen dat arbeidersactivisme ten koste gaat van hun gezin.”

In het comité zitten nu 9 tuinbouwarbeiders, maar de campagne ligt een beetje stil. Het ontbreekt hen aan een concreet perspectief. Ook het steuncomité weet niet goed hoe de positie van de arbeiders op gemeentelijk of regionaal niveau opgepakt kan worden. Toch laat TIOD zich niet uit het veld slaan. “TIOD blijft ermee bezig, ondanks het gebrek aan concrete successen. We blijven zoeken naar wegen om de problemen op de agenda te krijgen van de politiek. Het is een zaak van lange adem.” Misschien kunnen TIOD-leden en tuinbouwarbeiders geïnspireerd raken door de recente campagne van de schoonmakers. Daar gaat het ook om vaak ongeorganiseerde “allochtone” arbeiders die in de hoek zitten waar de klappen vallen. Inmiddels zijn al honderden schoonmakers bereid gevonden om te vechten voor een hoger loon, betere arbeidsomstandigheden en meer respect. Een linkse strijdcultuur is geen gegeven, maar moet stap voor stap worden opgebouwd.

Noten

Terug