De Fabel van de illegaal 99, maart/april 2009

Auteur: Harry Westerink


Oost-Europese arbeidsmigranten goudmijntje voor uitzendbureaus

Meer dan de helft van alle arbeidsmigranten die als uitzendkracht werken, krijgt te maken met malafide uitzendbureaus. Aldus het rapport “Nieuwe grenzen, oude praktijken” van onderzoeksbureau Research voor Beleid (RvB). Vooral Polen, Bulgaren en Roemenen zijn het slachtoffer van onderbetaling en slechte huisvesting.


Werkgelegenheid bij Poolse scheepswerven neemt af.
In Nederland verblijven momenteel meer dan 110 duizend migranten uit de Midden- en Oost-Europese landen (MOE-landen), die sinds 2004 lid zijn van de EU. Het merendeel komt uit Polen. Zo’n 100 duizend MOE-migranten staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie (GBA), de rest niet. Inschrijving in de GBA is pas verplicht als ze van plan zijn om langer dan vier maanden in Nederland te blijven. Veel Oost-Europeanen werken hier maar tijdelijk, vaak als uitzendkrachten in de land- en tuinbouw, de bouw, de vleesindustrie en de schoonmaak. Zes op de 10 blijft minder dan vier maanden. In tegenstelling tot voorspellingen van onder meer de vakbonden en de SP over een “vloedgolf” aan Polen,(1) neemt de migratie uit Oost-Europa nauwelijks meer toe. Veel Poolse migranten blijken terug te keren. Voor 1 mei 2007 stelden flink wat uitzendbureaus Polen nog illegaal te werk, omdat een werkvergunning voor hen toen nog verplicht was. Omdat Polen nu niet meer illegaal werken, kunnen uitzendbureaus ook niet meer profiteren van die rechteloze positie. Daarom hebben veel uitzendbureaus hun Polen door Bulgaren en Roemenen vervangen. Die hebben voorlopig nog wel een werkvergunning nodig en kunnen daardoor als illegale arbeiders extra worden uitgebuit.(2)

Fraude

RvB heeft het onderzoek naar malafide uitzendbedrijven uitgevoerd in opdracht van de Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten (SNCU). Volgens het rapport overtreden zo’n zesduizend bedrijven regelmatig de regels van de uitzendbranche. Ze geven de migranten minder loon dan volgens de cao verplicht is, ze buiten hen uit op het gebied van huisvesting, ze dragen geen sociale premies af, en ze rommelen met vakantiedagen en -geld. Gezamenlijk hebben malafide bedrijven een omzet van ongeveer een miljard euro per jaar. De totale omzet in de uitzendbranche bedraagt ruim 7 miljard. Jaarlijks gaan zo’n 730 duizend mensen aan de slag als uitzendkracht. In die sector worden “allochtone” arbeiders over het algemeen meer benadeeld dan “autochtone”.

De SNCU is door vakbonden en uitzendbazen in het leven geroepen om fraude aan te pakken. De stichting heeft al voor 2,6 miljoen euro aan boetes opgelegd aan uitzendbureaus die de uitzend-cao hebben overtreden. Daarnaast heeft de SNCU een meldlijn waar bazen en uitzendkrachten misstanden kunnen melden. Maar volgens de stichting moet ook de overheid meer ondernemen. Inmiddels bereidt men een wet voor die het mogelijk moet maken om de inleners, de bedrijven die uitzendkrachten inhuren bij de uitzendbureaus, aansprakelijk te stellen als uitzendkrachten schade lijden door ontduiking van de regels. De SNCU maakt een onderscheid tussen “malafide” en “bonafide” uitzendbureaus, en tussen “oneerlijke” en “eerlijke” concurrentie binnen het kapitalisme. Bonafide uitzendbureaus maken het weliswaar wat minder bont, maar in feite buiten alle uitzendbureaus hun arbeiders uit. Er moet immers winst gemaakt worden.

Huisjesmelkers

Om inzicht te krijgen in malafide uitzendbureaus hield RvB een enquête onder 2.100 uitzendbureaus die zijn aangesloten bij de werkgeversorganisaties ABU en NBBU. Hen werd gevraagd om een schatting te maken van het aantal malafide bureaus, het aantal op malafide wijze bemiddelde uitzendkrachten, en het malafide inleentarief. Ook vroeg RvB naar de herkomstlanden van illegale arbeidsmigranten en naar sectoren met veel malafide bemiddeling. Het gemiddelde malafide inleentarief blijkt 16 euro per uur te bedragen. In de land- en tuinbouw is dat nog lager, namelijk 14 euro. De tarieven van bonafide uitzendbureaus beginnen bij 16 euro en lopen vaak nog op. Omdat de malafide bureaus lagere tarieven berekenen, halen ze hun winst uit praktijken die niet zijn toegestaan volgens de regels in de uitzendsector. Ze betalen bijvoorbeeld slechts het minimumloon, terwijl volgens de cao een hoger loon moet worden betaald. Maar of de bureaus nu “malafide” dan wel “bonafide” worden genoemd, het inleentarief van alle bureaus ligt veel hoger dan het loon dat de arbeider uiteindelijk krijgt. De bureaus verdienen dus allemaal flink aan het vuile, zware, eentonige en slechtbetaalde uitzendwerk.

Nogal wat uitzendbureaus ronselen MOE-migranten al in de herkomstlanden en regelen ook hun huisvesting in Nederland. Die woonruimte blijkt vaak duur en slecht te zijn. Veel arbeiders wonen bij elkaar op kleine kamers in krakkemikkige panden, in caravans of in vakantiehuisjes. De bureaus zijn zo koppelbaas en huisjesmelker tegelijk. Ze hebben er belang bij om de migranten geïsoleerd te houden van de rest van de samenleving. Daardoor kennen de arbeiders hun rechten niet en kunnen ze makkelijker onderdrukt worden. Polen verblijven soms wel met 12 tot 18 mensen in huizen waar volgens de regels slechts vier personen mogen wonen. Ze betalen dan per persoon maandelijks zo’n 400 euro aan huur en hebben geen huurcontract. De huursom wordt door het uitzendbureau ingehouden op hun weekloon. De vakbonden krijgen wekelijks met dit soort wantoestanden te maken. “Nederland heeft een slecht imago gekregen”, aldus Maarten Post van de Hout- en bouwbond CNV. “Jonge Polen gaan liever naar de landen om ons heen naar werk zoeken: België, Engeland, Zweden. En dat is een slecht teken, want vergeet niet dat we de Polen keihard nodig hebben voor onze economie.”(3) De CNV-bond heeft een calamiteitenfonds opgezet en vangt zelfs dakloze Polen op in samenwerking met het Leger des Heils. “Misschien niet een taak die je van een vakbond zou verwachten, maar het blijkt nodig.”

Ook werkgeversorganisaties zijn bezorgd over “de imagoschade” die malafide uitzendbureaus veroorzaken. ABU-directeur Jurriën Koops erkent dat de huisvesting bij die bedrijven “vaak een zootje” is. Er is een groot gebrek aan flexwerkers en dus hebben de bazen belang bij een gunstig beeld in het buitenland van het Nederlandse arbeidsklimaat. Koops wijst “de lawine aan negatieve berichtgeving” over Poolse migranten dan ook sterk af. Hij zet een aantal vooroordelen over hen op een rijtje. “’Ze’ sluiten de dag af met een stevige hoeveelheid bier. ‘Ze’ zijn de Nederlandse taal niet machtig. ‘Ze’ komen met vrouw en kinderen onze kant op en belasten de toch al kwetsbare scholen. Tegen het eind van het jaar als de werkloosheid weer op gaat lopen komt daar ongetwijfeld een klassieker bij: ‘ze’ pikken onze banen in.”(4) Die beeldvorming leidt volgens de uitzendbaas af van het echte probleem: “de malafide uitzendondernemingen, de louche tussenpersonen, mensenhandelaren en huisjesmelkers die misbruik maken van deze slecht geïnformeerde en kwetsbare groep. Uitbuiting, onderbetaling en beroerde huisvesting zijn het gevolg.” Met dit soort terechte kritiek op de anti-migrantenstemming onder conservatieve beleids- en opiniemakers heten liberale kapitaalbezitters bruikbare Oost-Europese “gastarbeiders” welkom. Maar als de migranten niet langer nodig zijn, dan willen ze hen natuurlijk wel in een handomdraai weer kunnen dumpen in hun eigen land.

Noten

Terug