Artikel in jaarboek, 29 mei 2009

Auteur: De Fabel van de illegaal



Tweede jaarboek Kritiek met artikel Fabel-medewerker Westerink

Boekcover
Op 29 mei 2009 is het tweede jaarboek Kritiek verschenen, met daarin onder meer het artikel “Dromen over het beheer van de BV Nederland” van Harry Westerink. Daarmee reageert de Fabel-medewerker op het artikel “Meer dan mooie dromen” van SP-Kamerlid Ronald van Raak dat in het eerste nummer van Kritiek verscheen. Ook Ron Blom en Pepijn Brandon reageerden op Van Raaks artikel over “het praktische internationalisme van de SP”.

Het jaarboek Kritiek richt zich op socialistische discussie en analyse, en in dit nummer in het bijzonder op illegale migratie en de kraakbeweging. Het boek is 210 pagina’s dik en kost € 24,95. Voor meer informatie zie Kritiek-website .

Klik hier voor een pdf-scan van Van Raaks artikel en lees hieronder de integrale tekst van Westerinks reactie.



Dromen over het beheer van de BV Nederland
Het praktische nationalisme van de SP
SP-ideoloog Ronald van Raak



Vanuit een buitenparlementair en revolutionair links perspectief beschouwd maakt het artikel “Meer dan mooie dromen” van SP-Tweede Kamerlid Ronald van Raak in het jaarboek Kritiek 2008 mij vooral duidelijk hoe smal en begrensd het gebied van politieke mogelijkheden is waarop partijen als de SP zich begeven. Dat is weinig verrassend. Parlementair links, dat wil zeggen sociaal-democratisch links, is in de loop van de laatste 30 jaar en zeker na de val van de Berlijnse muur steeds meer verwaterd, verschraald en verkleurd. Het is materieel en ideologisch enorm in het defensief gedrongen. Men legt zich neer bij de bestaande kapitalistische en patriarchale verhoudingen in de samenleving, keurt deze in essentie vaak ook goed of onderneemt in elk geval nauwelijks nog stappen die zouden kunnen leiden tot wezenlijke maatschappelijke veranderingen. (1) Niet alleen heeft de sociaal-democratie zich al lang geleden akkoord verklaard met de fundamenten van staat en kapitaal. Men is ook meer en meer doorgeschoten in een verrottingsproces van neo-liberalisering. De SP is de enige parlementair-linkse partij in Nederland die zich daar tot nu toe nog enigszins aan heeft weten te onttrekken. Veel linksen voelen zich daarom aangetrokken tot de SP. Toch zou dat voor Van Raak geen reden mogen vormen om een eenzijdig juichverhaal over zijn partij neer te zetten.

Een curieuze geschiedenis

Van Raak begint zijn artikel met een korte wat curieuze historische schets, die vooral bedoeld lijkt om de SP te kunnen neerzetten als enige logische erfgenaam van de linkse geschiedenis en praktijk. Zijn geschiedenisles lijkt bedoeld om te kunnen concluderen dat internationalisme en anti-nationalisme in de praktijk eigenlijk geen toekomst hebben en dat links maar het beste kan opereren binnen de landsgrenzen, precies zoals de SP voorstaat. Zo plukt Van Raak citaten uit het Communistisch Manifest waarin Karl Marx de ontwikkeling beschrijft die “de productie en consumptie van alle landen kosmopolitisch maakt”, om vervolgens te suggereren dat Marx die ontwikkeling afwees, net als de SP dat nu doet. Marx beschreef ook hoe landen door de economische ontwikkelingen worden samengedrongen in “één natie, één regering, één wet, één nationaal klassebelang, één douanegrens”, aldus Van Raak. Waarbij hij het doet voorkomen alsof Marx daarmee vooruit liep op het protest van de SP tegen de Europese eenwording. Zo lijkt Van Raak Marx om te willen toveren tot een hedendaagse anti-globalist, tot een ideoloog die alleen “de globalisering van de economie” problematiseert, in plaats van het kapitalisme zelf. (2) Marx bestreed echter niet zozeer het internationale karakter van de economie, maar vooral het kapitalisme an sich, het hele systeem van loonarbeid en winstdwang. Volgens hem was het historisch onvermijdelijk dat het kapitalisme steeds internationaler en daardoor verwoestender zou worden. Met de internationalisering van het kapitalisme zou naar zijn mening ook de arbeidersbeweging internationaler en sterker worden, waardoor het kapitalisme uiteindelijk verslagen zou worden - een opvatting die tegenwoordig overigens terecht als te mechanisch wordt afgewezen.

In de eerste helft van de twintigste eeuw werd de strijd van onderop door de sociaal-democratie gekanaliseerd tot een historisch compromis tussen de arbeidersbeweging en de burgerij. Massastakingen werden ingeruild voor een overlegmodel tussen “sociale partners”. Het revolutionaire streven naar een socialistische samenleving werd vervangen door het doel van ‘kapitalisme met een menselijk gezicht’. Naast reformisme bevorderde de sociaal-democratie ook het nationalisme. De arbeidersbeweging werd afgeleid van zijn oorspronkelijke internationalistische streven en geperst in het keurslijf van de natiestaat. Van Raak schrijft in zijn artikel enthousiast over de successen van de nationale vakbonden en partijen, en zet daar ietwat smalend het “heel wat minder bloeiend bestaan” van internationale organisaties tegenover. Die groeiende nationale gerichtheid leidde echter wel tot dieptepunten als de Eerste Wereldoorlog, waarbij een flink deel van links in onder meer Duitsland en Frankrijk meedeed aan het ophitsen van arbeiders om tegen elkaar te vechten, in plaats van tegen de machthebbers in eigen land. De verschrikkelijke gebeurtenissen tussen 1914 en 1918 lijken voor Van Raak op de een of andere manier het definitieve bewijs te vormen dat internationale organisaties geen toekomst hebben. “Tijdens de Eerste Wereldoorlog stonden miljoenen arbeiders uit verschillende landen tegenover elkaar. Daarmee gaven zij ongewild de boodschap af dat de internationale solidariteit het onderspit had gedolven ten opzichte van nationaal geformuleerde belangen.” Een veel meer voor de hand liggende les die we kunnen leren van de Eerste Wereldoorlog is natuurlijk dat links zijn internationalisme zo sterk moet maken dat het nastreven van “nationaal geformuleerde belangen” nooit meer kan leiden tot de dood van miljoenen arbeiders. Nuttig om hierbij in herinnering te roepen is dat meteen na de Eerste Wereldoorlog de sociaal-democratische regering in Duitsland onder leiding van Friedrich Ebert het internationalistisch georiënteerde deel van de arbeidersbeweging kapot maakte door de vooraanstaande communisten Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht te vermoorden. “Iemand moet de bloedhond zijn”, verklaarde toen de sociaal-democraat Gustav Noske, die in opdracht van Ebert knokploegen had georganiseerd om de beginnende revolutie in Duitsland de nek om te draaien. Van Raak echter laat de internationalistische les die we uit de Eerste Wereldoorlog kunnen trekken, links liggen. Hij promoot in zijn artikel juist het denken en handelen binnen het kader van die “nationaal geformuleerde belangen”. Zo lijkt hij nationalisme nastrevenswaardig en internationalisme als een heilloze, tot mislukken gedoemde weg te beschouwen.

Personeelschef

De Nederlandse sociaal-democratie groeide in de tweede helft van de twintigste eeuw uit tot de personeelschef van de BV Nederland en de zaakwaarnemer van de staat. De sociaal-democraten zetten hun droom over het zelf beheren van de BV Nederland om in daden. Men aanvaardde ‘regeringsverantwoordelijkheid’ en daarmee de verantwoordelijkheid om de heersende patriarchale en kapitalistische verhoudingen in goede banen te leiden, in plaats van ernaar te streven die te vernietigen. Parlementair links leerde zichzelf aan om met de staat mee te denken en begon zich steeds meer met haar te vereenzelvigen. Het besef van de reëel bestaande klasse- en machtstegenstellingen en van de noodzaak om een antagonistische tegenmacht van onderop te vormen verdween grotendeels. Men ging meer en meer beweren dat dit revolutionaire denken uit de tijd was. De druk nam enorm toe om zich aan te passen en op te sluiten binnen de nauwe kaders van het parlementarisme en daarmee binnen de politieke ruimte van de burgerlijke politiek. Die ruimte is voor parlementair links steeds kleiner geworden. Rechts-populistische en conservatieve opiniemakers hebben het de laatste jaren meer en meer voor het zeggen gekregen. Ze begonnen het publieke debat te domineren over thema’s als de islam, migranten, vluchtelingen, arbeid, werkloosheid, milieu, positie van vrouwen, (homo)seksualiteit, jongeren en ouderen. Daarbij werd “de linkse kerk” niet alleen failliet verklaard, maar ook tot zondebok gemaakt voor ongeveer alle maatschappelijke problemen van na de Tweede Wereldoorlog.

Om in het moeras van het parlementarisme overeind te blijven, voelt links zich vandaag de dag gedwongen om steeds rechtsere geluiden te laten horen. Nationalisme, racisme en populisme worden daarom ook binnen parlementair links meer en meer genormaliseerd. Onder aanvoering van de PvdA is het beleid tegen illegalen vanaf het begin van de jaren 90 keihard gemaakt. Meer in het algemeen worden “allochtonen” in de hoek gedrukt waar de klappen vallen. Nederlands nationalisme is massaal op komen zetten en parlementair links neemt er nauwelijks afstand van. Integendeel, men omarmt bijvoorbeeld de inburgeringsplicht en draagt zo enthousiast bij aan de disciplinering van (vooral de onderkant van) de samenleving. Zo werkt links mee aan het intensiveren van een maatschappelijke tweedeling van “autochtonen” die er vanaf hun geboorte bij horen, en “allochtonen” die er pas na veel geploeter bij mogen horen en vaak terecht het gevoel hebben dat ze er in feite nooit bij zullen horen, hoeveel moeite ze ook doen. Tegenover het dominante rechtse vertoog van “de Nederlandse cultuur” met zijn “Nederlandse normen en waarden” staat parlementair links inhoudelijk met lege handen. Sterker nog, SP- en andere linkse Kamerleden weigerden om op 22 maart 2008 een landelijke manifestatie in Amsterdam te ondersteunen in het kader van de internationale dag tegen racisme. Ze riepen zelfs op om die manifestatie te boycotten, want die zou te veel zijn gericht op de persoon van Geert Wilders. In plaats van te pleiten voor een cordon sanitaire tegen de racistische PVV-leider, schiepen ze zo in feite een cordon sanitaire tegen anti-racisten.

De PvdA en GroenLinks bekritiseren de SP regelmatig. Van Raak ergert zich daaraan en valt terecht de steeds rechtser wordende politiek van die partijen aan. Maar de eigen ideologische problemen verdwijnen niet door te wijzen op minpunten bij andere partijen. Van Raak probeert aan de ene kant de beeldvorming over de SP bij te stellen door inhoudelijke verschillen te benadrukken: zo dragen de PvdA en GroenLinks op sociaal-economisch terrein steeds scherper het neo-liberalisme uit, terwijl de SP daar in elk geval in woord al jaren stelling tegen neemt. Aan de andere kant toont Van Raak zich juist verheugd over de invloed die een aantal SP-standpunten op andere partijen gehad zou hebben. Zo zou de PvdA bepaalde ideeën van de SP hebben overgenomen en uitgevoerd, aldus Van Raak. In de beeldvorming heerst dus vooral afstand, in werkelijkheid is er ook veel toenadering en beïnvloeding. Verbazingwekkend is dat niet. In de parlementaire politiek zijn partijen - ook de linkse - steeds meer tot wasmiddelmerken geworden die zich met flitsende reclamecampagnes en loze slogans van elkaar wensen te onderscheiden (“vernieuwd!”, “anders!”, “beter!”, “schoner!”), maar in feite steeds meer op elkaar zijn gaan lijken.

Arbeiders aller landen

De huidige SP is zeker geen revolutionaire partij. (3) Hooguit lijkt de SP van nu op de PvdA van Joop den Uyl, zo’n 30 jaar geleden. Die was linkser, maar verre van voldoende. Buitenparlementair-linkse stromingen zagen in die tijd de sociaal-democratie a la Den Uyl als probleem, als sta-in-de-weg voor fundamentele maatschappelijke veranderingen. Daarbij heersen bij de SP een aantal rechtse opvattingen rond migratie en feminisme die zelfs bij de PvdA nooit wortel hebben kunnen schieten. Zo zou volgens de SP-nota “Arbeidersvrouw en feminisme” uit 1980 de emancipatie van arbeidersvrouwen verdeeldheid zaaien binnen de arbeidersklasse. Het zelfvertrouwen van de mannelijke arbeiders in hun strijd tegen de bazen zou volgens de nota een deuk oplopen als hun vrouwen een eigen autonome emancipatiestrijd zouden voeren. De partij heeft nooit echt openlijk gebroken met dat standpunt.

Dat geldt eveneens voor de racistische ideeën in de beruchte nota “Gastarbeid en kapitaal” uit 1983. Daarin werden buitenlandse arbeiders tot probleem gemaakt voor binnenlandse, Nederlandse arbeiders. Buitenlanders zouden de strijd van Nederlandse arbeiders ondermijnen door genoegen te nemen met lagere lonen en het aanvaarden van een hogere uitbuitingsgraad. Zo brak de SP principieel met het socialistische motto “Arbeiders aller landen, verenigt u!”, en voerde de partij een nare verdeel-en-heerspolitiek binnen de arbeidersklasse, een klassiek wapen van de gevestigde burgerlijke klasse. Indertijd kon alleen extreem-rechts sympathie opbrengen voor dat nationalistische standpunt. In plaats van “het praktische internationalisme” dat volgens Van Raak een kenmerk van de SP zou zijn, hebben we hier te maken met een politiek van “praktisch nationalisme”. Veel SP-ers, waaronder ook Van Raak, zijn er helaas nog steeds trots op dat hun partij als eerste zulke standpunten heeft durven uitdragen en daarmee andere partijen heeft beïnvloed. Op initiatief van de SP werd bijvoorbeeld in 2002 de parlementaire onderzoekscommissie Blok ingesteld die “het onvoldoende geslaagde integratiebeleid” moest onderzoeken. (4) Bij aanvang deelde SP-commissielid Fenna Vergeer “Gastarbeid en kapitaal” uit aan de andere commissieleden. Het onderzoek en het daaropvolgende debat leidde tot de inburgeringsplicht waarbij migranten wettelijk worden gedwongen om schools en braaf iets aan te leren dat nooit heeft bestaan, namelijk “de Nederlandse cultuur” en “de Nederlandse normen en waarden”. (5) En waarmee “allochtonen” klaar moeten worden gestoomd voor de slecht betaalde onderkant van de arbeidsmarkt van het voortwoekerende kapitalisme.

Koppelingswet

Als eerste partij kwam de SP ook met het idee van een gedwongen spreidingsbeleid voor “achterstandswijken”. Er zouden teveel migranten in dit soort wijken wonen, en daarom moesten die worden gedwongen om te verhuizen naar andere buurten. De migranten zouden niet zozeer een probleem hebben, maar veel meer een probleem zijn, een redenering die ondertussen gemeengoed is geworden in grote delen van de Nederlandse samenleving. De SP stelde jaren geleden al hun veronderstelde cultuur en hun herkomst ter discussie, in plaats van het probleem op te vatten als een sociaal-economisch vraagstuk van armoede en gebrek aan kansen, dus los van de huidskleur en culturele herkomst van de armen in die wijken. Rechts-populisten als Geert Wilders en Rita Verdonk plukken de vruchten van het zaaien van dit soort onzalige opvattingen.

Dat de SP het niet erg op migranten heeft, bleek niet zo lang geleden ook uit de stemmingmakerij tegen Poolse arbeidsmigranten. (6) Zij komen naar West-Europa voor geluk en welvaart. De SP pleitte echter voor een stop op hun komst. Eigen arbeiders en werklozen eerst, vindt de partij blijkbaar. Oftewel: praktisch nationalisme. Eerder dan andere partijen, pleitte de SP ook al in 1994 voor ontmoediging van de komst van Antillianen naar Nederland. (7) Antillianen zijn Nederlandse staatsburgers, maar toch wilde de partij hen toen al de toegang tot de rest van Nederland ontzeggen. Inmiddels spint de PVV van Geert Wilders garen bij de toegenomen hetze tegen Antillianen en voert de overheid een ronduit racistisch beleid tegen deze groep Nederlanders. Op het gebied van migratie heeft de SP overigens altijd al meegehuild met de wolven. (8) De partij gaat akkoord met de fundamenten van “het vreemdelingenbeleid”, dus ook met de deportatiemachinerie van de Nederlandse overheid, met de Koppelingswet uit 1998, met illegalengevangenissen, met het uitroken, uithongeren, uitsluiten, opjagen, opsluiten en uitzetten van mensen zonder verblijfsrecht. Het is een vorm van praktisch nationalisme om mensen op de vlucht voor oorlog, armoede, seksueel geweld, repressie, en milieuvernietiging tegen te houden aan de grenzen van Europa en van Nederland, en hen terug te sturen naar landen vol verschrikkingen. Het is praktisch nationalisme om in een wereld waar 80 procent van de mensen, veelal levend in de drie continenten Azië, Afrika en Latijns-Amerika, maar 20 procent van de welvaart en de rijkdommen van de aarde ter beschikking hebben, toch partij te kiezen voor het welvaartseiland Nederland, voor de Nederlanders dus, en daarom migratie zo moeilijk mogelijk te willen maken.

Vaderlandse geschiedschrijving

Voormalig SP-leider Jan Marijnissen heeft de toch al zo heersende nationalistische sentimenten nog een steun in de rug gegeven via zijn pleidooi voor meer aandacht voor “de vaderlandse geschiedenis”. (9) Juist van een socialist mag worden verwacht dat hij opkomt voor een ander soort onderwijs dan de reguliere eenzijdige geschiedenislessen over witte, rijke en machtige Hollandse mannen die in het jaar zoveel en zoveel nog rijker en machtiger zijn geworden. De dominante geschiedschrijving vindt plaats vanuit een eng nationaal en nationalistisch perspectief, gezien en opgetekend door de maatschappelijke bovenlaag die het voor het zeggen heeft. Socialisten zouden mensen juist bewust moeten proberen te maken van de geschiedenis van strijd door arbeiders, vrouwen, homo’s en zwarte mensen, waar ook ter wereld. Niet Nederland als natiestaat en niet het belang van Nederland en de Nederlanders zou centraal moeten staan, maar de slachtoffers van kapitalisme, racisme en (hetero)seksisme en hun verzet tegen dergelijke onrechtvaardige machtsverhoudingen.

Van Raak pleit voor lokaal politiek handelen. Daar zou de SP groot door zijn geworden. Belangrijk daarbij is de vraag vanuit welk gezichtspunt lokaal wordt gehandeld. Gaat het bijvoorbeeld om lokaal migranten te dwingen om zich te spreiden? Om lokaal illegalen uit te sluiten van onderdak, inkomen en een toekomst in Nederland? Of gaat het om lokaal handelen in het belang van migranten, vanuit een internationalistisch of zelfs anti-nationalistisch perspectief?

Van Raak probeert het beeld van een internationalistische partij neer te zetten door te verwijzen naar allerlei internationale contacten die de SP heeft, en naar de aanwezigheid van de SP bij vergaderingen van bijvoorbeeld de NAVO. Dat overtuigt niet. Rechtse partijen en het bedrijfsleven hebben ook contacten in andere landen en in internationale organisaties. Het gaat er niet om of de SP wel eens in het buitenland komt, maar of de partij inhoudelijk een internationalistische politiek voert. Uit alle bovenstaande voorbeelden blijkt dat dit veel te weinig het geval is, zeker niet bij de top van de partij. In de lagere rangen zijn tegenwoordig gelukkig wel steeds meer partijleden te vinden met een consequent anti-racistische en anti-nationalistische houding, onder meer doordat er zich de laatste jaren meer “allochtonen” bij de partij hebben aangesloten. Een hoopvolle ontwikkeling.

Noten:

Terug