Kerkasiel || Hoofdstuk 2

2. DE MENSENRECHTENSITUATIE IN IRAN

Nieuwe wetgeving

Het ministerie van Buitenlandse Zaken zegt in haar ambtsbericht: "Een kritische houding jegens het Iraanse regeringsbeleid leidt op zichzelf niet tot problemen."

Mensenrechten-organisaties denken daar anders over. Zo schrijft Vluchtelingenwerk: "Onder het huidige bewind worden de mensenrechten op grote schaal geschonden. Willekeurige arrestaties, oneerlijke processen en marteling komen geregeld voor. Lijfstraffen als geseling, hand afhakken en steniging werden in 1982 in ere hersteld. Verder staat op een groot aantal misdrijven de doodstraf, zoals drugsdelicten, overspel, homoseksualiteit en 'contrarevolutionaire' activiteiten."4 'Tegenstanders van God' en/of 'bedervers van de maatschappij' moeten onmiddellijk worden geëxecuteerd. In november 1995 heeft het Iraanse parlement een nieuwe strafwet goedgekeurd. Samengevat komt deze erop neer dat vrijwel alle praktijken waarover mensenrechtenorganisaties klagen, verheven zijn tot officiële wetgeving. Belangrijk voor Iraanse asielzoekers is de bepaling dat iedereen die een vereniging heeft gevormd van meer dan twee personen met de bedoeling de veiligheid van de staat in gevaar te brengen, twee tot tien jaar cel kan krijgen. De nieuwe wet voorziet in de doodstraf voor iedereen die de veiligheid van de staat in gevaar brengt of verantwoordelijk is voor belediging aan het adres van Khomeini of zijn opvolger Khameini.5 Op propaganda tegen het regime staat drie maanden tot een jaar.

Vanaf januari '96 mogen bioscopen in Iran alleen door mannen en vrouwen apart bezocht worden.

Aan de Islamitische strafmaatregelen werd op 6 mei 1996 een artikel toegevoegd. De inhoud daarvan is dat iemand die militaire, politieke, economische, maatschappelijke of wetenschappelijke informatie verstrekt aan de oppositie en doorgeeft aan het buitenland als spion aangemerkt wordt. Als sanctie zullen zijn bezittingen in beslag worden genomen en hijzelf zal bij arrestatie worden geëxecuteerd. Het regime heeft door deze maatregelen vrij spel om haar tegenstanders als spion terecht te stellen. Deze bepaling kan iedere asielzoeker treffen, want zij hebben allemaal een verhaal dat zij in het land waar zij asiel aanvragen vertellen. Op 15 mei 1996 heeft het Iraanse parlement nieuwe strafmaatregelen aangekondigd tegen vrouwen die de Islamitische 'gedragkleding' niet respecteren. Deze straf maatregel bestaat uit boete, zweepslagen en gevangenisstraf.

Het Openbaar Ministerie "Moghtadai" heeft op 25 juli 1996, zware strafmaatregelen aangekondigd. Zo worden straffen als het afhakken van vingers en/of voet, levenslange celstraf of 74 zweepslagen opgelegd aan mensen die iets gestolen (zouden) hebben. Deze straffen zijn ook in praktijk gebracht. Op 12 september 1996 werd door het hoofd van de Staatsraad, Mohammadi Gilani meegedeeld dat degene die omgekocht wordt terechtstelling staat te wachten. Na het aannemen van deze wetten kwam een reeks van arrestaties. In een verslag van Nabard Culturele Associatie-Nederland6 staan 200 arrestaties voor spionage in 1996 vermeld, 30.000 in verband met drugs en 4 voor diefstal.Een woordvoerder van de Juridische Macht heeft op 11 november 1996 aangekondigd de procedure te versnellen.

Speciale rechtbanken en de revolutionaire rechtbanken hebben een samenwerkingsverband opgericht. Het resultaat van deze combinatie is dat de rechters meer gewelddadige straffen opleggen. Dezelfde maand besloot het ministerie van Binnenlandse Zaken dat mensen die willen trouwen zich moeten melden bij de ordedienst. Zij moeten de schriftelijke beloften ondertekenen waarin staat dat zij geen muziek maken tijdens de bruiloft en dat mannen en vrouwen apart blijven.

Islamitische Revolutionaire Rechtbanken

In de paragrafen "Politiediensten" en "Proces-voering" van het ambtsbericht van mei 1996 wordt geprobeerd de suggestie te wekken dat de rechtsgang in Iran verbeterd is en de wetten en de rechten van verdachten gerespecteerd worden. Ook wordt gesteld dat de strenge wetten en straffen, bijvoorbeeld ten aanzien overspel, niet worden uitgevoerd. De Iraanse regering zou in de praktijk veel milder zijn dan de wetten: "De aanwezigheid van een raadsman bij de zitting is verplicht gesteld en iedere verdachte dient binnen 24 uur na arrestatie te worden voorgeleid voor de rechtbank. (...) Foltering met het doel een verdachte te laten bekennen is bij de grondwet expliciet verboden (...) Het voorschrift dat een bekentenis alleen mag worden aanvaard indien deze voor de rechter wordt gedaan, beoogt in elk geval foltering als methode om een bekentenis af te dwingen in het strafproces uit te bannen."

Maar VVN zegt: "Politieke verdachten worden berecht door Islamitische Revolutionaire Rechtbanken. Hierbij is veelal sprake van oneerlijke processen en een gebrek aan eenduidigheid in de rechtspraak. Gevangenen worden routinematig mishandeld en gemarteld om bekentenissen af te dwingen"7 Het rechtssysteem wordt getypeerd door willekeur en er is sprake van extreme verschillen in de strafoplegging per individu voor hetzelfde delict.

Rechtszittingen vinden bijna altijd plaats achter gesloten deuren, dikwijls in de gevangenis. De procesgang is kort: de zittingen duren vaak slechts enkele minuten.8 Schendingen van de mensenrechten worden verborgen gehouden. Officiële regels voor arrestatie, gevangenschap en rechtspraak worden zelden bekendgemaakt. Er wordt geen informatie gegeven aan de gevangenen over de reden van hun arrestatie en ze worden pas na maanden of zelfs jaren op de hoogte gesteld van de aanklachten. Contact met advocaten is haast altijd verboden en gevangenen kunnen tot tien jaar achter tralies doorbrengen voordat hun verwanten weten waar ze zijn.9 Ook de mededeling van Buitenlandse Zaken dat het rechtssysteem in Iran verbeterd is omdat in 90 procent van de zaken voor de revolutionaire rechtbanken beroep is aangetekend, wordt door Amnesty bestreden. Dat er beroep is aangetekend, zegt volgens Amnesty niets:"Heeft het ministerie informatie over de wijze waarop in de praktijk beroepszaken worden gevoerd, of gesproken kan worden van een eerlijk proces?" Amnesty kent geen voorbeelden van een vonnis dat in hoger beroep is vernietigd en houdt dan ook "zorgen" over de kwaliteit van de rechtsgang in het land. Als voorbeeld van vermoedelijk oneerlijke procesgang wordt het hoge aantal doodstraffen genoemd tegen "drugsmokkelaars". Buitenlandse Zaken stelt slechts vast dat drugshandel regelmatig met de doodstraf wordt bestraft.

Executies

"Sinds het uitroepen van de Islamitische Republiek in 1979 zijn vele duizenden gevangenen geëxecuteerd. Over 1993 zijn 93 gedocumenteerd gevallen bekend van mensen die zijn terechtgesteld. In 1993 werden veel minder terechtstellingen gemeld door de Iraanse media dan in voorgaande jaren, vermoedelijk als gevolg van richtlijnen van de regering. Deze waren kennelijk opgesteld om te voorkomen dat mensenrechtenorganisaties de informatie over de terechtstellingen zouden gebruiken bij hun kritiek op de doodstraf in Iran. Hieruit kan echter zeker niet afgeleid worden dat het aantal executies is afgenomen. Een indicatie hiervoor is het bericht van de Iraanse pers dat in juni 1993 in vijf dagen tijd 8615 personen waren gearresteerd voor drugsdelicten. Amnesty vreest dat velen van hen reeds zijn geëxecuteerd."10 Sinds 1989 zijn 4000 mensen geëxecuteerd i.v.m. 'drug offences'. Volgens de informatie gepubliceerd in de Iraanse en internationale pers zijn in 1995 minstens 50 personen geëxecuteerd, 15 in het openbaar, 38 werden opgehangen, een werd gedood door steniging, een werd geëxecuteerd na 80 zweepslagen gekregen te hebben.

In 1996 is het aantal executies verdubbeld tot 110. Van deze mensen zijn er 7 beschuldigd van verboden relaties en overspel, 51 mensen zijn beschuldigd van de handel in drugs, 14 zijn beschuldigd van politieke activiteiten en de rest van deze mensen is veroordeeld tot algemene straffen inzake corruptie en spionage. Van 2 mensen weten we dat ze zijn gestenigd, van 59 mensen dat ze zijn opgehangen. Deze executies werden in kranten van het regime vermeld. Er zijn ook andere executies geweest die niet vermeld zijn in de kranten. Vluchtelingenwerk Enschede vertaalde een bericht uit de Iraanse krant Keyhan van 28 november 1996: "Sinds lang geleden, begon de Islamitische Republiek met een angstwekkende arrestatiegolf van de landsadvocaten in de stad Rezaieh. Het secretariaat van "Hezb-e-Mellat-e-Iran" (Partij Iraanse Natie), die dit bericht op 21-11-1996 publiceerde, verklaarde dat Rasool Zolfagharie - een beroemde landsadvocaat - na een formeel en niet-openbaar proces, achter gesloten deuren van een Revolutionaire Islamitische Rechtbank in dezelfde stad geëxecuteerd werd. Verder stond in dit bericht dat het leven van een andere landsadvocaat, Rouz-Mosawie, ook in gevaar is. Hij zit momenteel in de gevangenis."

Straffen die vergezeld gaan van marteling, zoals amputatie en geseling worden doorlopend ten uitvoer gebracht. Het is ook duidelijk dat het aantal publieke executies en executies door steniging toeneemt, schreef de speciale vertegenwoordiger voor de commissie van de mensenrechten van de VN op 16 januari 1995. Om te voorkomen dat mensen politiek actief worden, worden regelmatig politieke gevangenen op een willekeurig moment terechtgesteld en geëxecuteerd. Zo is bijvoorbeeld in een gevangenis waar het onrustig was, het hoofd van een man afgehakt, andere mensen moesten toezien hoe het lichaam doodging.

Het bewind schendt nog steeds op grote schaal de mensenrechten. Er is geen bewijs van verbetering in 1995. Stelselmatige schendingen, waaronder buitengerechtelijke moorden en standrechtelijke vonnissen, marteling en andere vernederende behandelingen komen wijdverspreid voor; verdwijningen; willekeurige arrestaties en gevangenschap; het ontbreken van eerlijke processen; ellendige gevangenis-omstandigheden; onderdrukking van de vrijheid van meningsuiting, pers, vergadering, vereniging en godsdienst. (...) Meldingen van geselin-gen, stenigingen, amputaties en publieke executies zijn gewoon.

De VN heeft op 6 maart 1996 zijn bezorgdheid uitgesproken over de schendingen van de mensenrechten in Iran, in het bijzonder over het hoge aantal executies, martelingen en wreedheden, onmenselijke of vernederende behandeling of straf, het niet voldoen aan de internationale maatstaven m.b.t. rechtspraak, het ontbreken van garanties voor een eerlijk legaal proces. Ook bevestigde dit rapport de bevindingen van mensenrechtenorganisaties m.b.t. de behandeling van gevangenen en de rechtsgang. Ook in juni, augustus, november en december 1996 heeft de VN Iran veroordeeld. Het Europees parlement heeft februari 1996 een petitie getekend waarin het regime veroordeelt.

Zelfcensuur

"In de praktijk worden deze vrijheden (van meningsuiting en van vereniging en vergadering) voor zowel individuen als de media ingeperkt door zelfcensuur", staat te lezen in het ambtsbericht van mei 1996. In plaats van de Iraanse regering te bekritiseren over het gebrek aan vrije meningsuiting, wordt in het ambtsbericht indirect tegen Iraniërs gezegd dat zij maar hun mond moeten houden omdat ze dan niets te vrezen hebben. Hiermee ontkent het Nederlandse ministerie de fundamentele mensenrechten van deze mensen. Nog los van het feit of je veilig bent in Iran als je alsnog je mond houdt, wordt blijkbaar vrijheid van meningsuiting voor Iraniërs niet zo belangrijk gevonden.

Volgens bovengenoemde wet van 6 mei 1996 wordt iemand die economische, sociale, politieke, militaire en veiligheidsinformatie verstrekt aan buitenlanders of aan een oppositiegroepering ter dood veroordeeld als deze informatie volgens de regering geheime informatie is. Hierdoor is het vanzelfsprekend dat de mensen bang zijn en niet met buiten- landse journalisten durven te praten en dat ook journalisten niet durven te schrijven. De regering kan immers altijd zeggen dat die informatie volgens haar geheime gegevens bevatte. Het is dus vanzelfsprekend dat zelfcensuur bestaat vanuit een terechte angst voor de regering. Deze angst komt voort uit de kennis van mensen over de terreur en het onderdrukkingsmechanisme van de Iraanse regering. Als zij ook maar de kleinste fout maken, kunnen zij tot heiden of spion verklaard worden en krijgen zij de doodstraf.

Censuur van ongewenste meningen is in Iran niet de taak van een beperkt aantal ambte- naren. De regering heeft gesteld dat het een "heilige plicht" is van alle moslims om andere mensen te bespioneren en te verraden.

In 1996 mocht Human Rights Iran na jaren van afwezigheid weer bezoeken, en schreef: "Als er hoe langer hoe meer vraagtekens gesteld worden bij de legitimiteit van het heersende gezag, is het duidelijk dat schrijvers en journalisten meer angst krijgen voor represailles.

Schrijvers die er drie jaar geleden geen bezwaar tegen hadden als men ze citeerde, willen nu anoniem blijven. De overheid gaat zo ver met het ondermijnen en uithollen van de wetsregels, dat de burgers geconfronteerd worden met een diepgaande onzekerheid over de grenzen van een acceptabel sociaal gedrag. Slachtoffers van willekeurig en discriminerend overheidshandelen, hetzij dat het geweldpleging, vrijheidsberoving of eenvoudig het geen toegang krijgen tot informatie betreft, zijn niet in staat op een legale manier hun recht te zoeken."11

Om in Iran gebruik te kunnen maken van de "vrijheid van meningsuiting" moet je voldoen aan de Islamitische normen en waarden.Deze normen en waarden worden iedere dag opnieuw door de regering uitgelegd. De mensen leven dus altijd in onzekerheid of ze aan de gestelde regels en wetten voldoen. Dus, om een beetje zekerheid en vrijheid te krijgen, is het niet genoeg om moslim te zijn, is het zelfs niet genoeg om tussen de tientallen Islamitische stromingen de Shiitische stroming aan te hangen. Je moet jezelf iedere dag aanpassen aan de willekeurige wensen en interpretaties van de hoogste geestelijke leider en alle belangrijke machthebbers in de Iraanse regering.

Persvrijheid?

Gholshiri is op het moment een van de actiefste schrijvers in Iran, in een interview over Ahmed Mier Alaie heeft hij gezegd dat leven als schrijver in Iran vreselijk gevaarlijk is. Soortgelijke gebeurtenissen als met Alaie kunnen ieder moment met ieder van ons gebeuren: "Ik heb herhaaldelijk dreigbrieven ontvangen, de Iraanse autoriteiten hebben gezegd dat zij tot nu toe hebben voorkomen dat de fundamentalisten jullie iets doen, maar als we de fundamentalisten de ruimte geven kan alles gebeuren."

UNCHR

In zijn op een na laatste verslag (11 oktober 1996) over de situatie in Iran bracht de speciale vertegenwoordiger voor de UNCHR (United Nations Committee On Human Rights) Copithorne een aantal zaken naar voren: "Er zijn een aantal aanwijzingen geweest dat het sociale klimaat minder tolerant wordt. De Iraanse en de internationale pers hebben bericht dat, onder het motto van bestrijding van 'sociale corruptie' en 'decadente verwesterlijking', zowel de regering als non-gouvernementele groepen activiteiten gestart hebben als:

Over de laatste verkiezingen, waarbij het regime een aantal uitslagen ongeldig heeft verklaard, wat leidde tot protesten: "Tenslotte waren er berichten dat de politie een einde gemaakt had aan demonstraties tegen de handelwijze van de regering bij de verkiezingen in Bonab, een stad in Noordwest Iran, en dat een aantal mensen gedood was."

Over strafvervolging heeft Copithorne een zeer gedocumenteerd verslag geschreven. Een algemene opmerking van zijn kant hierover: "Het strafsysteem in Iran lijkt duidelijk harder geworden te zijn. Volgens informatie in de Iraanse en internationale pers zijn minstens 66 personen ter dood gebracht in de Islamitische Republiek Iran in de periode van 1 januari t/m 31 augustus 1996. Dit is een veelzeggende toename vergeleken met het aantal van 50 geëxecuteerde personen dat door de speciale vertegenwoordiger geregistreerd was voor 1995."

Copithorne concludeert: "Zoals dit rapport laat zien, wekt de informatie die de speciale vertegenwoordiger bereikt de indruk dat de stand van zaken met betrekking tot de mensenrechten in de Islamitische Republiek Iran verslechterd lijkt te zijn sinds zijn rapport eerder dit jaar aan de Commissie voor de Mensenrechten. Vooral de ontwikkelingen op het gebied van executies, sociaal klimaat en strafrecht, zijn, indien ze bevestigd worden na besprekingen met de Iraanse autoriteiten, volgens hem een duidelijk bewijs dat een cultuur waarin de mensenrechten gelden, nog steeds opgebouwd moet worden."

Rapport UNCHR januari 1997

30 Januari 1997 bracht Copithorne het verslag over de situatie in Iran gedurende 1996 uit. De situatie is er niet beter op geworden: "The Government's human rights record remains poor; there was no evidence of significant human rights improvement during the year."

Er waren steeds meer berichten van geweld door Hezbollah. Leden van de regering verdedigen de leden van de Hezbollah en moedigen ze aan bij hun aanvallen, er zijn geen rechtszaken tegen hen aangespannen. Copithorne signaleerde de neiging van de staatspolitie en het leger om niet tussen beide te komen wanneer inofficiële groepen probeerden bijeenkomsten van de oppositie of culturele bijeenkomsten te verstoren. Zowel reguliere als paramilitaire veiligheidstroepen begaan vele en ernstige schendingen van de mensenrechten. Er is geen bewijs van verbetering van de mensenrechten in dit jaar. Systematische schendingen zijn: moorden zonder vorm van proces en standrecht; verdwijningen; een wijd verbreid gebruik van martelingen en andere vernederende behandelingen; zware gevangenisomstandigheden; willekeurige arrestaties en gevangenschap; het ontbreken van eerlijke processen; inbreuk op de persoonlijke rechten van de burgers; beperking van de vrijheid van meningsuiting, van de persvrijheid, het recht van vergadering en vereniging, de vrijheid van godsdienst en de bewegingsvrijheid.

Betrouwbare rapporten geven aan dat veiligheidstroepen doorgaan met het martelen van gedetineerden en gevangenen. De gebruikelijke methoden zijn: opgehangen worden voor lange tijd in een verwrongen houding, branden met sigaretten, en, het meest voorkomend, hard en vele malen geslagen worden met kabels of andere dingen op de rug of de voetzolen. 10 juli 1996 is een nieuwe wet van kracht geworden, die Islamitische straffen als geselen, stenigen, amputaties en openbare terechtstellingen weer invoert. Twee personen werden gestenigd, terwijl twee anderen werden geëxecuteerd na gegeseld te zijn. Onder de geëxecuteerden was Merhrdad Kalany, die op 22 juni terechtgesteld werd op beschuldigingen die onder meer inhielden dat hij "een ontmoeting en een gesprek" gehad had met Reynaldo Galindo Pohl, de vroegere speciale afgezant van de VN, en met de delegatie die hem vergezelde. Sommige andere gevangenen die Pohl ontmoet hebben, klaagden over represailles. Amir Entezam verklaarde met stelligheid dat hij zo intensief geslagen is dat hij het gehoor in zijn linkeroor verloren heeft.

De regering blijft de algemene geldigheid van de mensenrechten ontkennen en probeert de critici in diskrediet te brengen. Zo beschrijft in een Iraans persverslag de directeur van de Evin gevangenis de inspecteurs van de mensenrechten als "zieke" mensen die doorlopend misleidende en onware rapporten uitbrachten.

Copithorne maakt melding van een aantal verdwijningen, maar "er is geen betrouwbare informatie te krijgen over het aantal verdwijningen". In de periode direct na de arrestatie worden vele gevangenen alle contacten met de buitenwereld onmogelijk gemaakt.

Aanklachten betreffen dikwijls vage vergrijpen als "contra-revolutionair gedrag", "morele corruptie" en "heulen met wereldse arrogantie". Geheime processen duren gewoonlijk niet langer dan vijf minuten. De andere processen zijn schijnvertoningen, bedoeld om de schijnwerpers te richten op een afgedwongen bekentenis.

In 1995 begon de regering een wet uit te voeren die rechters het recht geeft als aanklager en rechter in dezelfde zaak op te treden. Hoewel de grondwet willekeurige arrestatie en gevangenhouding verbiedt, is er volgens de berichten geen wettelijk maximum voor eenzame opsluiting, noch enig juridisch middel om de wettigheid van de detentie te bepalen.

De veiligheidstroepen informeren familieleden dikwijls niet over het welzijn en de verblijfplaats van de gevangene. Zelfs als deze omstandigheden bekend zijn, kunnen de gevangene toch bezoeken van zijn familie en een advocaat ontzegd worden. Bovendien ontvangen families van geëxecuteerde gevangenen niet altijd bericht van de dood van de gevangene. Degenen die wel zo'n bericht ontvangen, kunnen gedwongen worden de regering te betalen om het lichaam van hun verwant terug te krijgen.

Gematigd of pragmatisch imago?

Rafsanjani was vanaf de eerste dagen van de revolutie de rechterhand van Khomeini, commandant van de strijdkrachten en voorzitter van het parlement. Het is de kunst van de Iraanse regering om voor buitenstaanders de suggestie te wekken dat het terrorisme het werk is van kleine fundamentalistische groeperingen en dat Rafsanjani, en anderen, pragmatisch en gematigd zijn. Deze 'pragmatici' zouden dan gesteund moeten worden zodat de 'radicale' groeperingen overwonnen kunnen worden. Maar mensen die deze redenering geloven, begrijpen niets van wat de essentie is van deze regering.

De regering heeft vanaf haar ontstaan haar macht te danken aan het bestaan van der-gelijke terreuracties in een dimensie die nog niet eerder is toegepast. Daardoor hebben ze iedere potentiële tegenstander door angst het zwijgen opgelegd.

Rafsanjani heeft in het vrijdaggebed op 8 mei 1989 in verband met de situatie in de bezette Palestijnse gebieden gezegd: "Als wij als wraak voor alle Palestijnen die in de bezette gebieden of daarbuiten worden vermoord, vijf Amerikanen of Engelsen of Fransen vermoorden, dan zullen deze zionisten niet zo durven doorgaan. We kunnen niet simpelweg Israëliërs vermoorden, maar Amerikanen, Engelsen en Fransen kun je genoeg in iedere hoek van de wereld vinden."

Rafsanjani roept fundamentalisten dus openlijk op tot terreuracties om onschuldige Westerse burgers te vermoorden. De Westerse landen begrijpen het beleid van de Iraanse regering niet. Ze hebben namelijk gezegd dat Rafsanjani dit soort uitspraken alleen maar doet om de stemmen van fundamentalisten te winnen. De buitenlandse politiek van elk land is een duidelijke weerspiegeling van het binnenlandse beleid. De Iraanse regering is zo'n dictatoriale regering dat ze zelfs haar eigen wetten aan haar laars lapt als haar dat zo uitkomt. Marashi is de hoogste secretaris van het presidentiële instituut. Marashi heeft gezegd: de "Raad van de belangen van de Islamitische regering" heeft de bevoegdheid om nieuwe wetten in werking te stellen die volkomen in tegenspraak zijn met de Iraanse grondwet.' Zij heeft dit al herhaaldelijk gedaan.

Hasan Rouhani, eerste secretaris van de "Raad van de veiligheid van de regering" en vice-voorzitter van het Islamitische parlement zei: "Omdat Rafsanjani een bijzonder politicus is met buitengewoon talent, kan hij tegen de Iraanse grondwet in nog een keer president worden, omdat bijzondere mensen de wet niet hoeven te volgen en boven de wet staan." Dit zijn officiële discussies van de hoogste ambtenaren van de Iraanse regering. Rafsanjani is sinds 1989 aan de macht, het is naïef te veronderstellen dat er onder zijn bewind iets zal veranderen in Iran. De stelling van Amnesty International is juist dat in Iran de belangrijkste regeringsfunctionarissen boven de wet staan.

"Benamingen als 'gematigd' of 'pragmatisch' zijn door de westerse regeringen uitgevonden om hun toenadering tot de moordenaars in Teheran te rechtvaardigen en een excuus te hebben voor hun schandalige relatie met het regime (...) Europa denkt alleen aan economisch voordeel op de korte termijn", aldus Ehsan Kermani, voorzitter van de vereniging Iraanse academici in Nederland.12

Minderheden en andersgelovigen

Hozatalislam Valmoslimin Sejed Reza Taghavi, de voorzitter van de commissie voor kunst en cultuur in het Iraanse parlement, zei: "De kerntaak van de pers is het bewaken van de Islamitische cultuur, geloof en waarden. De grenzen van de vrijheid worden bepaald door de islamitische waarden en normen." Als je aan deze normen en waarden voldoet, dan mag je de regering bekritiseren. Taghavi: "Met deze voorwaarde dat de kritiek de regering moet steunen en versterken."

Ayatollah Montazeri was tijdens Khomeini de op een na hoogste geestelijke leider in Iran en was door Khomeini zelfs als zijn opvolger aangewezen. Volgens het laatste rapport van Amnesty International (Jaarboek 1996) zijn veertien volgelingen van Ayatollah Montazeri in 1993 gearresteerd. Sindsdien is er niets gehoord over hun lot. Van groot-Ayatollah Shirazi zijn 21 volgelingen gearresteerd nadat Shirazi kritiek had geuit op bepaalde aspecten van het regeringsbeleid. Eind 1995 was niet bekend waar zij zich bevonden. Groot-Ayatollah Rouhani had een open brief geschreven aan de regering waarin hij kritiek uitte op bepaalde aspecten van het regeringsbeleid en klaagde dat hij al meer dan tien jaar huisarrest had. In augustus werden zeker 25 mensen gearresteerd toen zij voor Rouhani's huis bijeenkwamen om tegen de daden van de regering te protesteren. Van hun lot was eind 1995 niets bekend. Als dit soort dingen zelfs de hoogste Shiitische leiders overkomen, dan is wel duidelijk wat er gebeurt met religieuze minderheden als ze de tolerantiegrens van de Islamitische machthebbers overtreden.

Op 14 mei 1996 zei Ayatollah Jazdi, de president van de islamitische rechtbank: "Bahaïten beschouwen we niet als een religie, zij zijn een spionagenetwerk." Aanhangers van het Baha'i-geloof worden als afvalligen beschouwd en systematisch vervolgd. Het ingeschreven staan bij een instituut van de Baha'i- gemeenschap werd beschouwd als misdrijf. Baha'i-leden die werkten in de overheidssector moesten al hun verdiende geld terugbetalen, anders volgde er strafvervolging en detentie.

Etnische minderheden als Baluch, Koerden, en Arabisch-sprekenden zijn ook in 1996 ernstig onderdrukt door het regime. Vluchtelingenkampen van Iraanse Koerden zijn gebombardeerd. Meer dan dertig leden van Koerdische partijen zijn vermoord. Bij demonstraties zijn velen gewond geraakt, gearresteerd en doodgeschoten. Vier religieuze Baluch-leiders werden door het regime vermoord. Veel Baluchen werden onder valse voorwendsels beschuldigd door het regime, gearresteerd en als drugshandelaar geëxecuteerd. Op beschuldiging van spionage voor Irak zijn Arabisch sprekenden uit de provincie Khozestan gearresteerd.

Christenen

In het ambtsbericht van mei 1996: "Indien moslims bekeerd zijn tot het christendom en zich discreet opstellen, zullen zij doorgaans geen problemen van de zijde van de Iraanse autoriteiten ondervinden." De machthebbers zouden zich gematigd tolerant opstellen tegenover religieuze minderheden. De Zwolse president is in de uitspraak van 18 juni 1996 echter van mening dat deze kwalificatie 'de werkelijkheid geweld aandoet'. Nederlandse rechters hechten zwaarwegende betekenis aan zaken waarin een vluchteling zijn of haar christelijke geloofsovertuiging openlijk belijdt. Met een dergelijk ambtsbericht is een vluchteling afhankelijk van de mate waarin een rechter op het ambtsbericht afgaat. Ook Amnesty meent dat in Iran sprake is van een actieve vervolging en opsluiting van religieuze minderheden. De mensenrechtenorganisatie geeft een gedetailleerd overzicht van vijftien gevallen in 1995 en 1996, waarbij aanhangers van een religieuze minderheid zijn doodgeschoten of zonder vorm van proces gevangen zijn gezet.

Volgens Vluchtelingenwerk staat op bekering van de islam naar het christendom de doodstraf.13 De christelijke minderheid heeft te lijden onder ernstige discriminatie van overheidswege. Dit houdt meestal onder-drukking en uitsluiting in ten aanzien van onderwijs, werkgelegenheid en huisvesting. Voor dezelfde vergrijpen krijgen christenen zwaardere straffen dan moslims. Ook worden zij dikwijls geconfronteerd met maatregelen als confiscatie van eigendommen, ontslag en ontzegging van pensioenrechten.

Ondanks het feit dat christenen in theorie vrijheid van godsdienst genieten, hebben zij in praktijk te vrezen voor vervolging, indien zij op enigerlei wijze publiekelijk de islamitische zeden overtreden. Iedere vorm van missiewerk is verboden en kan leiden tot vervolging. In 1994 zijn drie dominees met kogelgaten in hun hoofd of onder verdachte omstandigheden dood aangetroffen. Volgens een onbevestigd rapport hebben de autoriteiten in Teheran in april 1995 dominee Khosrow Khodadadi, een moslim overgegaan tot het christendom en pastor van de gesloten Assyrische Pinksterkerk, in Hamadan gearresteerd. Hoewel hij in juni werd vrijgelaten, hebben de autoriteiten zijn familie niet ingelicht over zijn verblijfplaats tot drie weken na zijn arrestatie.

Dominee Khosdadadi was volgens de berichten mishandeld tijdens zijn gevangenschap. Voor zijn gevangenschap werd hem het leven lange tijd moeilijk gemaakt vanwege zijn trouw aan het christendom. Uit angst voor zijn leven en de veiligheid van zijn gezin, vluchtte hij in 1994 van Iran naar Turkije. De afgelopen 10 jaar zijn 800 Iraniërs door Turkije aan Iran uitgeleverd. Daarvan zouden 240 spoorloos zijn verdwenen.14 In november 1994 werd ook Khosdadadi terug naar Iran gedeporteerd waar de autoriteiten hem het bevel gaven te verhuizen van zijn woonplaats Hamadan naar Teheran. Volgens de berichten weigert de regering dominee Khosdadadi toestemming te geven het land te verlaten.

Copithorne heeft in zijn rapport geschreven dat 9 mensen van het Baha'i-geloof nog in de gevangenis verblijven. Twee van hen, Misaghi en Kalagabadi, zijn veroordeeld tot de doodstraf. Zolfaghari en Mahrami, zitten vanwege hun bekering in de gevangenis. Een ander, Talebi, werd om dezelfde reden veroordeeld tot de doodstraf. Misagi en een andere aanhanger van het Baha'i-geloof zitten nog steeds in de gevangenis. In 1996 werden 5 aanhangers van het Sunnitische geloof vermoord, alsmede een Iraanse jood en de dominee Josefie. Volgens de afdoeningsnotitie15 worden Bahai's enkel (!) met beperkende maatregelen ten aanzien van onderwijs en werkgelegenheid geconfronteerd. In Copithorne's laatste verslag schreef hij: "Aanhangers van het Christendom, het Jodendom en het Zoroastrianisme zijn vrij hun geloof te praktizeren en hun kinderen erin te onderwijzen, maar de regering bemoeit zich met het bestuur van hun scholen. Lastige gevallen worden door regeringsfunctionarissen is gewoon. De onderdrukking van evangelische Christenen nam in 1996 toe. Begin juli werd een bekeerde Moslim, Sharam Sepehri Fard, gearresteerd op beschuldiging van in het bezit te zijn van "gevoelige informatie". Kort na zijn arrestatie werd hem alle bezoek ontzegd, en zijn toestand is onbekend. Eind september werd een moslim die zich bekeerd had tot het evangelische christendom, Pastor Mohammed Yessefi (ook bekend als Ravanbaksh) volgens de berichten door de autoriteiten ter dood gebracht."

Vrouwen

Volgens de bovengenoemde afdoeningsnotitie is de positie van vrouwen in Iran verbeterd.

De strenge Islamitische gedragsregels voor vrouwen zouden minder strikt worden toegepast en overtreding van gedrags- en kledingvoorschriften zou enkel met een "waarschuwingspreek" en/of geldboete worden bestraft. Er zou geen sprake zijn van recente gevallen van veroordeling tot geseling en/of gevangenisstraf wegens overtreding van deze voorschriften.

Als de verklaring omtrent het plegen van overspel aannemelijk zijn, maar een vervolging niet bewezen kan worden (wat vrijwel onmogelijk is), wordt geen vergunning tot verblijf gegeven.

Amnesty heeft in 1995 echter drie 'urgent actions' gepubliceerd van gevallen waar juist wel gesproken wordt van vrouwen die van overspel waren verdacht.

Paramilitaire vrijwillige strijdkrachten, zoals de Basijs en Hezbollahs, en andere veiligheidstroepen bewaken de sociale activiteiten van de burgers. Zulke organisaties mogen vrouwen van wie de kleding niet het haar en het hele lichaam (behalve handen en gezicht) bedekt en vrouwen die make-up dragen, het leven moeilijk maken en gevangen nemen.

Volgens het officiële Iraanse dagblad Keyhan (november 1995) zijn alleen al in 1995 in Teheran meer dan 1.325.700 vrouwen op straat gearresteerd in verband met het niet voldoen aan de Islamitische kledingvoorschriften, waarvan 26.000 voor de rechtbank moesten verschijnen.

Ook in Keyhan werd gemeld dat tijdens een bruiloftsfeest in augustus 1995 in Mashad vrouwen werden opgepakt voor het dansen zonder sluier. De bruid kreeg 85 zweepslagen, haar zus 75, andere vrouwen kregen 25 tot 60 zweepslagen.

Het Iraanse parlement heeft op 15 mei 1996 nieuwe strafmaatregelen aangekondigd, tegen vrouwen die de islamitische "gedragskleding" niet respecteren. In 1996 werden op 1 januari 150 vrouwen gearresteerd wegens het dragen van de verkeerde kleding, 16 december werden 10 vrouwen om dezelfde reden gearresteerd. Hetzelfde jaar werd fietsen voor vrouwen verboden en werden speciale rechtbanken opgericht om in het openbaar vrouwen die zich niet aan kleding of gedragsvoorschriften houden te kunnen veroordelen.

Ook met betrekking tot dit onderwerp weerspreekt de rechter het ambtsbericht. In de uitspraak van 1 juli 1996 overweegt de afdeling bestuursrechtspraak dat overtreding van kledingvoorschriften in Iran kan worden aangemerkt als oppositionele actie en dat daarom niet uitgesloten is dat de overtreder een anti-regeringsgezinde politieke overtuiging wordt toegedicht.


Verder naar hoofdstuk 3
Terug