Gudarz Ehteshami, een Iraanse vluchteling waarvan het asielverzoek niet erkend werd, deed in het asielzoekerscentrum van Leusden in de nacht van 29 op 30 januari 1997 een poging tot zelfmoord. Hij sneed in zijn nek en polsen. Omwonenden wisten erger te voorkomen.
Directe aanleiding vormde het Tweede Kamerdebat over het asielbeleid. Gudarz werd overgebracht naar een psychiatrische inrichting "Zon en Schild". Zijn Iraanse kamergenoot, Gohlam Zamani, was eveneens teleurgesteld en depressief geworden. Ook hij wordt nu verpleegd in een psychiatrische inrichting, het "Sinaïcentrum". Tijdens het bewuste kamerdebat bleek dat, ondanks vele petities en demonstraties van vluchtelingen- en Nederlandse organisaties, een kamermeerderheid gemeenten veroordeelde die (zoals Apeldoorn) weigeren uitgeprocedeerde asiel-zoekers uit hun opvangwoning te zetten en hun uitkering te stoppen. Ook vond een Kamermeerderheid dat staatssecretaris Schmitz van Justitie moet doorgaan met Ter Apel, het verwijdercentrum voor uitgeprocedeerden. Op 24 februari 1997 zijn twee Iraniërs, Ahmed Ahmedi en Ali Asri, in AZC Drachten in hongerstaking gegaan. Ahmed Amedi vroeg 20 maanden geleden asiel aan voor hemzelf en zijn vrouw en twee kinderen. Ali Asri en zijn vrouw en vier kinderen kwamen 31 maanden geleden aan in Nederland. Ze stellen nadrukkelijk dat ze met de hongerstaking slechts op open en eerlijke wijze aandacht willen vragen voor de manier waarop hun rechtszaken behandeld worden. Ook hun vrouwen en kinderen hebben aangegeven het voorbeeld van hun echtgenoten te willen volgen.
Ali Asri is nooit opgeroepen in Iran voor militaire dienst. Vanwege zijn politieke achtergrond is hij - overigens tot zijn grote opluchting - ongewenst in het Iraanse leger. Justitie stelt dat hij is vrijgesteld van dienstplicht omdat hij relaties zou hebben met hoge functionarissen binnen het Mullah-regime. Het is algemeen bekend dat Iraanse mannen die net als Ali worden afgewezen voor het Iraanse leger, de facto politiek zijn gebrandmerkt. Asri heeft hiervoor duidelijke bewijzen overlegd. Verder beweert Justitie dat hij met zijn eigen Iraanse paspoort naar Nederland is gereisd. Asri heeft nooit over een dergelijk paspoort beschikt. Justitie beweert in haar ambtsbericht dat voor het soort politieke activiteiten die Asri heeft gedaan, hooguit enkele dagen gevangenisstraf staan. In werkelijkheid heeft Asri drieënhalf jaar gevangen gezeten. Omdat hij zich tijdens zijn gevangenisstraf 'officieel' tot 'goed moslim' bekeerde, werd hij voorwaardelijk vrijgelaten. Asri weet echter dat een volgende arrestatie waarschijnlijk zijn dood zal zijn. Justitie stelt tenslotte dat het uiterst verdacht is dat Asri over zoveel goed gedocumenteerde bewijzen beschikt. Voor hun advocaten is het onbegrijpelijk dat hun asielverzoeken tot nu toe zijn afgewezen.31 Na 32 dagen zijn ze gestopt omdat de IND toezegde dat ze hun verhaal zorgvuldig zou bekijken.
Juli 1996 was de heer Shahram Nematollahi (die verblijft in het AZC van Stevensbeek) uitgeprocedeerd. Uit een medisch rapport van Amnesty International bleek dat zijn psychische situatie slecht was. Zijn broer werd gedood tijdens gevangenschap. Tijdens 2 periodes van gevangenschap is Nematollahi mishandeld. Tijdens behandeling van het rapport van Amnesty door de Geneeskundig Inspecteur (GI) van het Ministerie van Justitie mocht Nematollahi in Nederland blijven.
Augustus vorig jaar had de GI de beoordeling al op schrift staan, zonder zelfs Nematollahi gezien te hebben. Desondanks duurde het nog een half jaar voordat de advocaat dit oordeel in handen kreeg. Tegelijkertijd kwam de mededeling van Justitie dat het "uitstel van vertrek" beëindigd was. Nematollahi kon dus gedeporteerd worden. En dan te bedenken dat de staatssecretaris in april 1996 nog schreef dat asielzoekers een vergunning tot verblijf op humanitaire gronden kunnen krijgen als sprake is van traumatische ervaringen. Shahram Nematolahie hield vanaf 26 februari een hongerstaking. Zijn situatie is vreselijk, lichamelijk maar vooral ook geestelijk. Na de hongerstaking werd Shahram opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis.
In het AZC Markelo heeft de Iraanse Esmeth op zaterdag 1 maart 1997 geprobeerd een einde aan haar leven te maken. Ze is daarna korte tijd in het ziekenhuis opgenomen maar is inmiddels weer ontslagen. Ondanks de slechte fysieke en geestelijke toestand waarin ze nog steeds verkeert - en waarvan de zelfmoord een rechtstreeks gevolg was - is er niets aan haar situatie verbeterd.
Esmeth en haar echtgenoot verblijven ruim een jaar in Nederland. Gedurende de eerste maanden verblijft het echtpaar in OC Hoogeveen. Daar wordt een zwangerschap van Esmeth door de dokter van het centrum niet opgemerkt. Een van de medewerkers van het asielzoekers-centrum geeft haar pillen voor de pijn. Na 3 dagen begint ze hevig te bloeden en krijgt een miskraam. Enige tijd later volgt voor het echtpaar hun eerste negatieve beschikking. Esmeth stort door alle voorgaande ellendige ontwikkelingen geestelijk en fysiek volledig in. In deze tijd wordt ze in het ziekenhuis in Hoogeveen opgenomen waar ze 12 dagen aan het infuus ligt. Esmeth wordt opnieuw zwanger maar besluit daarna tot een abortus omdat het voor haar niet mogelijk is onder deze omstandigheden een kind te dragen. Ze is in deze periode onder dagelijkse psychiatrische behandeling.
Het echtpaar wordt daarna overgeplaatst naar AZC Markelo. Ook wordt Esmeth naar het RIAGG gestuurd. Men schrijft haar medicatie voor maar deze blijkt eerder averechts te werken. Esmeth wordt steeds vergeetachtiger, heeft evenwichtsproblemen, wordt incontinent en geestelijk uiterst labiel. Ze heeft voortdurend ruzie met haar man en haar broer. Tijdens een van haar woedeaanvallen bedreigt ze haar man en broer met een mes omdat ze meent dat deze haar willen aanvallen en vermoorden. Ze is dan al zover heen dat ze haar man en broer niet meer herkent. De spanningen lopen hoog op maar de dokter van het asielzoekerscentrum verandert zijn behandelingsmethode niet. Het blijft bij praten. Op zaterdag 1 maart pleegt Esmeth dan zelfmoord. Ook haar broer is er inmiddels geestelijk zeer slecht aan toe.
10 april 1997 begonnen vijf Iraniërs op AZC Nijmegen een hongerstaking. Ze
moeten van de politie naar de Iraanse ambassade om laissez-passer's te laten maken. Een van
hen is Makarem. Hij heeft herhaaldelijk laten weten "liever in Nederland te
sterven dan in Iran". Makarems openlijke protest tegen allerlei wantoestanden
in Iran en zijn 'gebrek aan respect voor de islam' - hij had zijn dochtertje van zes laten rondlopen in een jurk zonder mouwen - hadden hem in conflict gebracht met zijn werkgever en de
autoriteiten. Hij werd bestraft met zweepslagen en celstraf. Vergeefs trachtte men hem hardhandig een bekentenis af te dwingen van vermeend lidmaatschap van een verboden organisatie.
Toen hij kort na zijn vrijlating hoorde dat hij opnieuw gearresteerd zou worden, nam hij de
benen. Zijn vluchtverhaal wordt ondersteund door een ontslagbrief van zijn Iraanse werkgever
en een dagvaarding waarin de Iraanse Justitie hem beschuldigd van sabotage. De dagvaarding
is volgens Justitie niet authentiek. Een onafhankelijk deskundige die ook regelmatig klusjes
doet voor de Duitse justitie heeft onlangs de echtheid van de documenten aangetoond.
"Het kan niet zo zijn dat de papieren in Duitsland wel en in Nederland niet echt
worden bevonden", zegt zijn advocaat, meester Wijngaarden.32
Makarem duikt onder. De anderen krijgen kerkasiel in de rooms-katholieke kerk De Goede Herder in Nijmegen! Op 5 mei 1997 zijn ze nog steeds in hongerstaking. De regering heeft geen serieuze poging gedaan om met hen te praten.
Shapour Islam, een 40-jarige Iraanse vluchteling, heeft donderdag 10 april 1997 om 22.00 uur zichzelf aan een boom opgehangen. Deze boom stond bij de brug tussen Nieuwegein en IJsselstein. Shapour was zijn schuilnaam, zijn werkelijke naam was Atta Allah. Hij kwam twee jaar en twee maanden geleden naar Nederland. Van die tijd was hij de eerste drie maanden in OC Leiden. Daarna werd hij overgeplaatst naar AZC Utrecht. Daar kreeg hij veel problemen met het Ministerie van Justitie en de staf van het COA (centrale opvang asielzoekers).
Hij had al een paar keer zelfmoordpogingen gedaan, omdat hij niet serieus werd genomen. Hij had tien maanden geleden zijn tweede negatieve beschikking gekregen en kon niet langer in martelende onzekerheid leven. Vijf maanden geleden had hij, na een conflict met de staf van het centrum en Vluchtelingenwerk, zijn vuist tegen de ramen van het centrum geslagen. Drie vingers raakten dermate gewond dat hij ze later niet gewoon kon bewegen. Het conflict ging erover dat hij zijn documenten terug wou en naar een ander land wou vluchten. Deze papieren kreeg hij niet. Kort daarna probeerde hij zich door een bus dood te laten rijden, dit mislukte omdat hij op tijd werd gezien. Hierna werd hij vijftien dagen naar een psychiatrisch centrum in Utrecht gebracht.
Vier maanden geleden werd hij overgeplaatst naar AZC Markelo. In dit AZC kreeg hij ook problemen met de directie en Vluchtelingenwerk. Hij stond erg wantrouwend tegenover Justitie en de COA.
Shapour wilde naar zijn broer in Utrecht gaan. Hij vroeg van de vluchtelingenwerk of hij een dag eerder zijn zakgeld kon krijgen. Het antwoord op deze vraag was 'ja'. Toen hij bij de geldautomaat kwam, was er geen geld en zijn bankpas werd ingenomen door de geldautomaat. Hij dacht dat Vluchtelingenwerk dit hem bewust had aangedaan. Dit was aanleiding voor extra frustraties. Omdat hij dacht dat de bron van alle ellende in AZC Utrecht was, heeft hij daar heeft hij een paar ruiten kapot gemaakt. Op donderdag zes maart hij werd gearresteerd en naar een gevangenis in Sittard gestuurd.
In Sittard begon hij met een hongerstaking. Na vijf dagen (dinsdag elf maart) werd hij overgeplaatst naar een gevangenis in Den Haag. Shapour was daar ook veertien dagen in hongerstaking. Op vier april was de verjaardag van Shapour, hij had duidelijk gemaakt dat hij op zijn verjaardag niet meer in gevangenis zou blijven, hij zou dan niet meer in deze ellendig omstandigheden doorleven. Shapour was vast van plan om op die dag zelfmoord te plegen. Blijkbaar was de politie daar ook van overtuigd. Zij brachten Shapour om drie uur 's morgens op vier april naar zijn broer (Kameran, woonachtig in Utrecht).
Zijn broer bracht hem af van de gedachte zelfmoord te plegen. Kameran wilde hem helpen met het vluchten naar een ander land. Toen Shapour een paar dagen later terug wilde gaan naar Markelo, werd zijn dagkaart niet geaccepteerd in de tram. Hij werd daarop gearresteerd en naar een politiecel gebracht. De dag erop liet de politie hem gaan, met de mededeling dat hij donderdag 10 april terug moest komen.
Shapour raadpleegde Vluchtelingenwerk Utrecht over wat hij het best verder kon doen. Het advies was terugkeren naar Iran. Zelf wilde hij via Duitsland naar een ander land vluchten. Na een meningsverschil met Vluchtelingenwerk hierover, werd hij gearresteerd door de politie en met boeien om zijn handen en voeten naar de gevangenis gebracht. Kort daarop, 10 april, werd hij weer op straat gezet. Hij belde om 17.00 uur zijn broer en zei dat de politie hem volgde, maar hij zou ze kwijt proberen te raken en dan naar hem toen gaan. Om 19.00 uur was hij bij zijn broer. Daar vroeg hij de sleutel van de schuur om wat spullen van zichzelf te pakken. In plaats daarvan pakte hij een touw en ging naar de brug bij Nieuwegein en IJsselstein. Tussen 21.00 en 22.00 uur heeft hij daar zichzelf opgehangen. Op zijn t-shirt had hij met een stift geschreven dat de Nederlandse regering verantwoordelijk is voor zijn dood. Vrijdagochtend werd hij door voorbijgangers gevonden.
22 april 1997 starten ook drie asielzoekers een hongerstaking naast het Tweede Kamergebouw. Aanleiding is de afwijzing van hun asiel-verzoek en de dreigende uitzetting naar Iran.
Een van hen, V., is vanaf 1980 voor Fedayin actief geweest. Fedayin is een ondergrondse communistische organisatie. Zijn broer en zus waren ook actief voor Fedayin, begin 1980 zijn ze geëxecuteerd. Ook V. is gearresteerd geweest. V. was redacteur van het sociaal-culturele en literaire blad "Adine", waarvan Sarkuhi hoofdredacteur van was.
Op dit moment zijn honderden Iraniërs in dezelfde psychische situatie, velen gebruiken kalmerende middelen. Jaren leven in martelende onzekerheid heeft hen geestelijk gebroken. Deze situatie is niet te toleren, om meer ellende te voorkomen moet er serieuze aandacht komen voor hun situatie.
Tientallen Iraniërs zijn inmiddels uitgezet; ook gezinnen worden niet meer ontzien. Honderden uitgeprocedeerden kunnen volgen.
Alles wijst er op dat Justitie grootscheepse uitzettingen voorbereidt. Honderden Iraniërs zijn inmiddels uitgeprocedeerd. Op steeds grotere schaal worden door de Nederlandse vreemdelingendienst foto's gemaakt en persoonlijke gegevens geleverd voor laissez-passer's.Iraniërs worden gedwongen naar de door hen gevreesde ambassade te gaan. Een Iraniër sloeg zichzelf in de politie-auto onderweg daar naar toe uit wanhoop met zijn handboeien in het gezicht en beet in zijn eigen polsen. Sommige asielzoekers worden na hun bezoek aan de ambassade gevangen gezet omdat ze volgens Justitie anders uit het asielzoekers-centrum zouden vluchten.
De advocaat Van Zundert schreef 5 februari 1997: "Vanmiddag heb ik, toen
ik een afspraak wilde maken om mijn cliënt Mahmood Hemmati te bezoeken in het
Justitieel Centrum Koning Willem II te Tilburg, gehoord dat hij al op 28 januari jl. op het
vliegtuig naar Iran is gezet. Ik vind het uiterst vreemd dat ik hierover nooit eerder ben ge‹nformeerd. Wat nog merkwaardiger is, is dat Justitie niet heeft afgewacht, totdat de rechter over
zijn zaak heeft beslist. Mahmood Hemmati is de Iraniër die door de Vreemdelingenpolitie te Den Haag met overdreven geweld uit het AZC Wassenaar is weggesleept. De video-opnamen daarvan zijn getoond in het KRO-programma "Ongelooflijke Verhalen" op dinsdagavond 28 januari jl. (nota bene de dag dat hij op het vliegtuig naar
Iran is gezet!).
In zijn zaak is door mij een tweede asielverzoek ingediend op 20 januari jl. Hierbij deed ik
een beroep op het nieuwe feit, dat een collega van mijn cliënt (die beschuldigd werd van
het niet stopzetten van beelden van demonstraties tijdens een voetbalwedstrijd) in
gevangenschap is overleden.
Op 24 januari kwam de IND met een negatieve beslissing naar aanleiding van dit asielverzoek. Cliënt moest binnen 24 uur het land verlaten. Daarop heb ik op dezelfde dag nog een verzoek voorlopige voorziening bij de Rechtbank ingediend. In plaats van de behandeling bij de rechter af te wachten is, naar vandaag blijkt, cliënt al op 28 januari uitgewezen. Ik vind dit een onaanvaardbaar gesol met mijn cliënt. Er was geen enkele noodzaak om niet de beslissing van de rechter af te wachten, behalve dan dat Justitie bang is door de rechter op de vingers te worden getikt."