5. Monitoring in Iran is onmogelijk

Het feit dat er behoefte is aan monitoring in Iran geeft al aan dat de situatie onveilig is voor de teruggestuurde asielzoekers. De Nederlandse regering gaat bij de monitoring uit van het spreekwoordelijke "geen nieuws, goed nieuws". De achterliggende gedachte is dat mensen in gevaar een telefoontje naar de ambassade kunnen doen. Dit is irreëel omdat geen nieuws net zo goed kan betekenen dat mensen niet in staat zijn om contact op te nemen. Dat kan zijn omdat het fysiek onmogelijk is door bijvoorbeeld arrestatie. Of uit angst voor represailles. Mensen in problemen willen hun situatie niet verslechteren door contact op te nemen met een buitenlandse ambassade. Ze lopen dan immers het risico van spionage beschuldigd te worden. Oppositiegroeperingen in Iran hebben geleerd dat alleen goed nieuws ook goed nieuws betekent.

Monitoring is alleen mogelijk in een democratisch land waar genoeg gouvernementele organisaties zijn, zodat mensen hun problemen gemakkelijk kwijt kunnen. Contact opnemen met Amnesty International is ook uitgesloten, aangezien dit geen kantoor heeft (kan hebben) in Iran. Alleen dit al zegt genoeg over de mensenrechtensituatie. De hele discussie over monitoring is in feite overbodig. In zo'n dictatuur zouden zelfs duizenden Nederlandse ambtenaren niet in staat zijn de veiligheid van de teruggestuurde asielzoekers te garanderen.

In december 1996 vroegen 20 advocaten van Iraanse asielzoekers in een open brief "om onmiddellijk een einde te maken aan de onmenselijke uitzettingen naar Iran." Ze verwijzen met instemming naar een rapport van de UNCHR van 11 oktober 1996, waarin staat dat het uitgeprocedeerd zijn van Iraanse asiel-zoekers "in no circumstances should ... lead to deportation". De advocaten geven de verdwijning van de door Nederland uitgezette vluchteling Babak mede als reden voor hun bezorgdheid. "Zorgwekkend is ook, dat zo'n gevaarlijke politiek wordt doorgezet zonder gefundeerde argumenten. De landsadvocaat volstond onlangs in een procedure met het overleggen van een wetboek uit 1994... alsof dat meer betekenis zou hebben dan de feitelijke situatie in Iran." Ook voor en na Babak 'verdwenen' asielzoekers.

Zo werd op 19 juli 1996 Payman Saleihi vastgezet door de Iraanse autoriteiten. Een dag eerder werd hij in Nederland op het vliegtuig gezet. "Een functionaris van het ministerie van Justitie zou Saleihi opvangen, maar de Iraniër was toen al onderschept door de plaatselijke autoriteiten. Volgens zijn Nederlandse advocaat Hofdijk weet Justitie verder niets over het lot van de Iraniër."35 De IND gaat ervan uit dat er niets mis is, juist omdat ze niets gehoord heeft. De marechaussees die Saleihi naar zijn vaderland brachten, moesten voor het weekeinde weer thuis zijn en wachtten niet toen hij bij aankomst in Teheran werd opgepakt. Zijn familieleden hebben hem na een paar dagen vrij gekregen door hun huis als borg af te staan.

Volgens de Iraanse wet krijgt iedereen die in binnen- of buitenland kritiek heeft geuit op het regime, twee tot tien jaar cel voor het in gevaar brengen van de staatsveiligheid. Volgens Justitie is goede monitoring een voorwaarde voor de uitzetting van Iraniërs: de IND controleert ter plaatse hoe het de afgewezen asielzoekers vergaat.36 Over Saleihi hoeft niemand zich zorgen te maken want het Nederlandse ministerie van Justitie waakt. De Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) heeft namelijk sinds kort een medewerker gestationeerd op de Nederlandse ambassade in Teheran die alles in de gaten houdt, ook cliënten. Dat geldt ook voor alle honderd Iraniërs die het laatste anderhalf jaar zijn uitgezet. Het in de gaten houden gebeurt "in stilte en in het geheim", zegt de woordvoerder.

De IND-er ziet erop toe dat de uitgewezene goed aankomt en rapporteert verder hoeveel asielzoekers naar Nederland proberen te gaan zodat de stroom asielzoekers beter kan worden ingedamd.

De teruggestuurde asielzoeker krijgt een telefoonnummer en het adres van de Nederlandse ambassade mee en wordt verzocht die te informeren over zijn situatie. Doet hij dat niet, dan kan de IND-man zelf contact opnemen met de familie. De kans dat de uitgezette asielzoeker inderdaad belt is klein, want hij zou zich nog veel meer ellende op de hals halen. Maar stel dat de asielzoeker wel belt, dan kan de IND nog niets doen, omdat het om staatsburgers van een ander land gaat en Nederland zich niet kan mengen in binnenlandse aangelegenheden (...). Bovendien kan Nederland toch niet met goed fatsoen protesteren als de voormalig asielzoeker wordt beschuldigd van drugshandel.37 De IND noch de kleine ambassade die Nederland in Teheran heeft, een stad met evenveel inwoners als Nederland, zullen in staat zijn te volgen wat er in Iran gebeurt met de teruggestuurde asielzoekers. De heer Patijn, toenmalig staatssecretars van Buitenlandse Zaken, zei al dat de kleine Nederlandse ambassade niet alles kan behandelen. De advocaat Van Schijndel heeft op TV gedemonstreerd dat de Nederlandse ambassade telefonisch praktisch onbereikbaar is. Het Iraanse regime heeft haar monitoring beter geregeld: volgens de wet moet de vertegenwoordiger van de Iraanse revolutionaire rechtbank (gestationeerd op de luchthaven van Teheran) de persoon ondervragen en later moet hij/zij naar het "Bureau van de President". De taak van dit bureau bestaat uit het onderzoeken van de redenen tot vluchten. De uitkomst van dit onderzoek zal het lot van die persoon bepalen.


Verder naar hoofdstuk 6
Terug