INLEIDING

Het 'niet onveilig' verklaren van onder andere Iran door de ministeries van Justitie en Buitenlandse zaken is niet uit de lucht komen vallen. In 1994 schreef de commissie Geelhoed: "Met name aan informatie die ertoe kan leiden dat het verschijnsel gedogen kan worden teruggedrongen bestaat bij Justitie sterk de behoefte". Op verzoek van de regering lichtte deze commissie het asielbeleid door. De commissie kwam met het advies dat het ministerie van Buitenlandse Zaken in haar ambtsberichten specifieker in moest gaan op de mogelijkheden tot verwijdering van afgewezen asielzoekers. In november 1994 kwam er een nieuw ambtsbericht uit van Buitenlandse Zaken over de situatie in Iran. De mensenrechtensituatie zou volgens de Nederlandse regering langzaam maar zeker verbeteren en het land zou een redelijke stabiliteit kennen. Op 2 november 1995 besloot de Rechtseenheidskamer (REK) dat Iran niet langer onveilig is voor iedere gevluchte Iraniër: "De rechtbank is voorts van oordeel dat een dergelijke standpuntswijziging niet altijd gebaseerd hoeft te zijn op een verbetering in de algehele situatie in het land van herkomst, maar ook, zoals verweerder (Justitie, red.) ten aanzien van Iran heeft betoogd, gelegen kan zijn in een gewijzigd inzicht in de beoordeling van de algehele situatie. Dat de mensenrechtensituatie in Iran zorgwekkend is, is niet in geschil en zal, zoals verweerder ook heeft aangegeven, een belangrijke rol moeten blijven spelen bij de beoordeling van de aanvraag om toelating als vluchteling of verlening van vergunning tot verblijf." De advocaat Bogaers: "In mijn eigen woorden weergegeven staat daar met zoveel woorden, dat de Rechtbank van mening is, dat de situatie in Iran niet is gewijzigd, maar dat een gewijzigd inzicht bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken en daarmee van de Staatssecretaris van Justitie in hoe die situatie moet worden beoordeeld ook dient te worden beschouwd als een rechtens relevante wijziging in de omstandigheden, zodat men daarmee in één keer van het gedoogbeleid afkomt. In feite staat er, dat poep niet vies is (zoals duizenden generaties lang beweerd), maar lekker. Deze uitspraak is een politieke uitspraak, gebaseerd op drijfzand, hier komt geen recht aan te pas."

Tot 1995 werden Iraanse asielzoekers die geen officiële vluchtelingenstatus hadden verkregen hier gedoogd. Met een tijdelijke verblijfs-vergunning mochten zij in Nederland blijven omdat Iran een onveilig land was. Met de uitspraak van de REK werd het startschot gegeven om daadwerkelijk over te gaan tot het uitzetten van uitgeprocedeerde Iraanse asielzoekers.

In januari 1995 kondigde staatssecretaris Schmitz aan dat afgewezen Iraanse asielzoekers geen voorlopige vergunning tot verblijf (VVTV) verleend mag worden.

In mei 1996 kwam Buitenlandse Zaken met een ambtsbericht dat de 'niet onveiligheid' van Iran opnieuw bevestigde. Tientallen Iraniërs waren toen al uitgezet. Tot verbijstering van asiel-zoekers en mensenrechtenorganisaties werden landen die jarenlang als 'onveilig' te boek stonden plotsklaps veilig genoeg geacht om asielzoekers naar terug te sturen. "Ik zie in elk ambtsbericht dat er wordt gelogen door Buitenlandse Zaken" stelde advocaat Bogaers in het programma "Ongelooflijke verhalen" van de KRO op 28 januari 1997. Waarom liegt Buitenlandse Zaken dan, wilde de interviewster weten. "Omdat er een restrictief beleid gevoerd wordt", antwoordde Bogaers, "men wil er alles aan doen om te voorkomen dat asielzoekers in het gelijk worden gesteld". Advocaat Van Zundert onderschrijft die visie: "Men is zo bezeten van de veiligverklaring, dat men daar de werkelijkheid op aanpast."1 De uitzettingen van Iraniërs staan niet op zich. Het vreemdelingenbeleid in de jaren negentig kenmerkt zich door verscherpte grenscontroles met mobiele brigades en het bouwen van gevangenissen waarin onwillige uitgeprocedeerden worden opgesloten. Opsporing en detentie worden steeds efficiënter. De deportaties worden geïntensiveerd. Er wordt niet langer gedoogd, maar opgespoord en uitgezet. Tegelijkertijd worden de gevolgen van dit beleid afgeschermd van de samenleving. Ook het derdelandenbeleid maakt het moeilijker voor asielzoekers om als vluchteling in Nederland erkend te worden. De definitie van het begrip vluchteling wordt steeds enger onder andere door de afschaffing van het gedoogdenbeleid en de verklaring dat landen veilig zijn geworden aan de hand van ambtsberichten van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De Wet op de Identificatieplicht en de invoering van de Koppelingswet maken het leven voor mensen zonder verblijfsvergunning steeds moeilijker.

De Nederlandse overheid constateert dat het beleid vruchten heeft afgeworpen: sinds enkele jaren neemt het aantal aanvragen voor asiel af en worden er ook minder gehonoreerd. In 1994 waren dat er 52.000 asielaanvragen, in 1996 ongeveer 20.000.2 De kernzin van het beleid is dat er zo min mogelijk asielzoekers moeten komen.

Eis van het kerkasiel:

Stop uitzettingen naar Iran.

De veiligheid van teruggestuurde asielzoekers is, door de slechte mensenrechtensituatie, niet gewaarborgd bij uitzetting.


Verder naar hoofdstuk 1
Terug