De Fabel van de illegaal 43, januari/februari 2001

Auteur: Jan Tas en Harry Westerink


Justitie verantwoordelijk voor vervolging van vluchtelingen na deportatie

De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) probeert uit welbegrepen eigenbelang een scheiding te maken tussen zogenaamde "humane" uitzettingen en deportaties die uit de hand zijn gelopen. Men wil de rest van de samenleving wijsmaken dat de tienduizenden uitgezette vluchtelingen per jaar geen enkel gevaar lopen in het land van herkomst, behoudens wat "incidenten" en "bedrijfsongevallen". Maar bekend geworden martelingen en verdwijningen vormen juist het topje van de ijsberg en tonen aan dat het uitzettingsbeleid keer op keer over lijken gaat.

"Kamer verkeerd ingelicht over lot asielzoeker", "Congolees meisje zoek na actie marechaussee", "Opnieuw teruggestuurde Tamil in de cel". Wie krantenberichten over deportaties verzamelt, moet vaststellen dat de praktijk van het vluchtelingenbeleid in schrille tegenspraak is met de pr-campagnes en de schone schijn van de IND. Het ministerie van Justitie heeft zo ongeveer de hele wereld "niet onveilig" verklaard, zodat vluchtelingen in een handomdraai kunnen worden teruggestuurd naar de afschuwelijkste dictatoriale regimes. De Nederlandse staat draagt dan ook mede de verantwoordelijkheid voor de vervolging die vluchtelingen na terugkeer ondervinden.

Overgeleverd aan beulen

Neem bijvoorbeeld de zaak van de Nigeriaan Mathew Godspower, een jonge boer uit Ogoniland. Godspower was als Ogoni actief in het verzet tegen het militaire bewind in Nigeria. Na een conflict met regeringssoldaten vluchtte hij in 1996 naar Nederland. De IND weigerde hem in de asielprocedure op te nemen en deporteerde hem meteen. Bij aankomst op het vliegveld van Lagos wachtte een brigade van de beruchte politiedienst State Security Service (SSS) hem op. Die bracht hem naar de gevangenis in Port Harcourt, waar hij uitgebreid werd verhoord en gemarteld. Na een jaar in de gevangenis te hebben gezeten wist hij te ontsnappen en vluchtte hij opnieuw naar Nederland. Ook dit keer zag de IND niets in zijn verhaal. Het schip dat hem naar het volgens de IND "niet onveilige" Nigeria moest terugbrengen, ging via Engeland. In wanhoop stelde Godspower de kapitein van het schip een ultimatum: "Of ik ga dood op je schip, of je laat me in Londen gaan", waarop de kapitein de Britse immigratiedienst waarschuwde. Die stuurde Godspower wegens de te slechte situatie in Nigeria terug naar Nederland. De derde keer dat Godspower in Nederland was, lukte het hem eindelijk om door te dringen tot de asielprocedure, mede dankzij een betere advocaat.

Ook nadat ze een jarenlange asielprocedure doorlopen hebben, deporteert de Nederlandse staat vluchtelingen naar Nigeria. Dat blijkt uit het verhaal van een andere Nigeriaan, aangeduid als Johnny. In 1990 was hij als marinier tegen zijn wil betrokken geraakt bij een couppoging tegen het bewind van de toenmalige president generaal Babangida. Na een verblijf van maar liefst 6 jaar in Nederland stuurde de IND hem toch terug. Ook Johnny werd bij aankomst in Lagos meteen opgepakt door de SSS, overgebracht naar de gevangenis, verhoord en gemarteld. Hij zat lange tijd vast zonder enige aanklacht.1

Na diverse mislukte pogingen is de IND er onlangs helaas alsnog in geslaagd om de Iraanse vluchtelinge A. H. uit te zetten, ondanks haar aanhoudende verzet in het vliegtuig waarmee ze werd gedeporteerd. A. H. liet weten dat deportatie naar Iran haar dood zou betekenen. Ze was betrokken bij de studentenprotesten tegen het Iraanse regime in 1999, waarbij honderden studenten werden opgepakt en vastgezet. Sommige studenten worden nog steeds vermist. De IND bleef doof voor de bezwaren van de SP, GroenLinks en vluchtelingenorganisatie PRIME en speelt met het leven van A. H. door haar aan haar beulen over te leveren.2

Beter weten

De ministeries van Justitie en Buitenlandse Zaken gaan niet alleen uit van de onuitgesproken motto's "geen nieuws is goed nieuws" en "wat niet weet, wat niet deert". Men hanteert ook de beleidslijn dat men het altijd beter weet, in elk geval beter dan de vluchteling zelf. Het verhaal van de vluchteling geeft men standaard het nadeel van de twijfel. De IND gaat voor de uiteindelijke beslissing op de asielaanvraag blind af op het eigen ambtelijke onderzoek naar de achtergronden van de vluchteling en de vervolging die hij of zij heeft meegemaakt, hoe onvolledig of onbetrouwbaar anderen dat onderzoek ook vinden.

Ambtelijke blunders kunnen in zo'n klimaat niet uitblijven, zoals blijkt uit de zaak van de Zaïrees Malula Mampassi. Een week na zijn deportatie naar Zaïre in 1995, verdween hij. De politie was bij hem langs geweest, vertelde zijn zus aan zijn Nederlandse advocaat. Op vragen van Tweede Kamerleden hierover antwoordde de toenmalige staatssecretaris van Justitie Schmitz dat de man "in goede gezondheid" in een bakkerij in Brazzaville werkte. Schmitz vergiste zich echter: zij beschreef een landgenoot van Mampassi die enkele dagen eerder naar Zaïre was teruggestuurd.

Na in 1990 te zijn afgewezen werd een andere Zaïrees, B. N., naar Zaïre uitgezet. Kort daarop werd hij opgepakt en 3,5 jaar zonder proces opgesloten en gemarteld. Hij ontsnapte en vroeg in 1993 opnieuw asiel aan in Nederland. Volgens het ministerie van Buitenlandse Zaken zou blijken dat zijn naam niet voorkomt in het detentieregister, waarmee zou vaststaan dat B. N. niet gevangen had gezeten. Maar de Haagse vreemdelingenrechter vond het aannemelijk dat dit register incompleet is en dat B. N. wel degelijk was mishandeld. Naar Zaïre teruggestuurde vluchtelingen dreigden in de gevangenis zelfs van ondervoeding te sterven. Hun familie wist vaak niet dat ze zaten opgesloten. In andere "niet onveilige" landen doen zich vergelijkbare situaties voor.

Tweede Kamerleden hebben naar aanleiding van dergelijke "incidenten" al vaker gepleit voor een "beter toezicht" op de terugkeer van afgewezen vluchtelingen. Maar steeds opnieuw blijkt dat deze zogeheten "monitoring" volstrekt ontoereikend is.3 De IND veronderstelt dat de opgepakte en maar al te vaak ook gemartelde vluchteling in alle rust en vrijheid de Nederlandse ambassade kan opbellen om uit te leggen dat het toch niet zo goed met hem of haar gaat. Men weigert rekening te houden met de staatsrepressie waaraan teruggekeerde vluchtelingen bloot staan. In nogal wat landen wacht in principe elke vluchteling gevangenisstraf, omdat zij door hun vlucht het imago van hun land zouden hebben geschaad. De machthebbers daar beschouwen vluchten op zich al als een misdaad.

Verdwenen kinderen

Een ander "bedrijfsongeval" betrof een gezin dat begin 1998 werd uitgezet naar Macedonië en bij aankomst bleek te zijn verdwenen. Het gezin had eerder bij de IND een aanvraag ingediend om gedurende de afhandeling van hun zaak in Nederland te mogen blijven. Terwijl de ene IND-afdeling de beslissing op deze aanvraag had uitgesteld, besloot een andere afdeling om het gezin te deporteren. Toen hun advocaat telefonisch navraag deed bij de IND, gooide men daar de hoorn erop. De rechtbank besliste dat de deportatie onrechtmatig was.

Een Chinese vluchtelinge en haar in de Amsterdamse deportatiegevangenis geboren baby werden begin september 2000 uitgezet. Bij aankomst in China werden ze opgepakt. Sindsdien is niets meer van hen vernomen. Volgens de Chinese wet heeft de vrouw 2 misdaden gepleegd: ze is illegaal het land ontvlucht en ze heeft als ongetrouwde vrouw een kind gekregen. In dergelijke gevallen neemt de Chinese staat het kind van de moeder af en plaatst men het in een kindertehuis. Die zijn berucht wegens kindersterfte.

In december 2000 deporteerde de Koninklijke Marechaussee (Kmar) het 15-jarige Congolese meisje Jovithe Lay Maimona, opvallend genoeg naar Kenia. Daar werd ze op straat gezet en verdween ze spoorloos. Het meisje was eerder in Nederland terecht gekomen toen ze met een vals paspoort via Schiphol op weg was naar haar ouders in Frankrijk, die daar al geruime tijd legaal verblijven. De Kmar verhinderde de hereniging met haar ouders met het argument dat "overeenkomstig de regels is gehandeld". Men stelde niets te kunnen doen aan dit "drama", zoals men het schijnheilig betitelde. De Nederlandse afdeling van Defence for Children International (DCI) toonde zich verontwaardigd over de deportatie, die in strijd is met het VN-verdrag over de rechten van het kind.

Groepsvervolging

In 1998 werden de Tamils M. en J. op dezelfde dag gedeporteerd. Ze belandden in de gevangenis in Colombo in Sri Lanka. De tweede asielaanvraag van J., ingediend op de Nederlandse ambassade in Sri Lanka, werd afgewezen omdat onduidelijk was waarom hij was opgepakt. Het feit dat Tamils zonder enige aanklacht worden opgesloten, gebruikt de Nederlandse staat schandalig genoeg als argument om asielaanvragen af te wijzen. Het risico van marteling is standaard voor een Tamil die in Colombo wordt opgepakt, want de autoriteiten in Sri Lanka beschouwen elke Tamil als een gevaar voor de nationale veiligheid. Toch gaat de IND door met het deporteren van Tamils.

Ook naar Turkije uitgezette Koerden lopen het levensgrote risico van vervolging, omdat ze behoren tot een door de Turkse staat ongewenste groep. Dat is in het bijzonder het geval bij dienstweigeraars die niet willen deelnemen aan de binnenlandse oorlog tegen Koerden, waarvoor onder andere Nederlandse bedrijven wapens leveren. Het Turkse leger wordt gedomineerd door de fascistische Grijze Wolven, die het Koerdische verzet de kop indrukken. De dienstweigeraars die door de Nederlandse staat zijn uitgezet, worden met alle geweld gedwongen om toch in het Turkse leger te gaan. De repressie is dermate hevig dat een aantal dienstweigeraars onder uiterst verdachte omstandigheden om het leven is gekomen.4

Veel ellende en onderdrukking na deportatie door de Nederlandse staat komt nooit boven water. Van het merendeel van de uitgezette vluchtelingen wordt in Nederland nooit meer iets vernomen. Het IND-motto "geen nieuws is goed nieuws" moet nodig veranderd worden in "geen nieuws is geen goed nieuws".

Noten

Terug