De Peueraar 45, mei 1994

Auteur: Harry Westerink


Een nieuw college, een nieuw geluid?

Parkeerschil? Stationspleinbeheerders? Interactief besturen? Ombuigingstaakstelling? Atlascoimplex? Voor wie het nog niet wist: onlangs is in Leiden een nieuw College van B&W samengesteld en benoemd. Tijd voor een duik in het Collegeprogramma en een blik in de onderhandelingskeuken van GroenLinks.

Na onderhandelingen achter de schermen is er in Leiden in april 1994 een schattig kindje geboren: een College met PvdA-, CDA-, GroenLinks- en D'66-wethouders. Oude bekenden zijn teruggekeerd: Tjeerd-megacity-van Rij, Hennie-cult en knust-Koek (beiden PvdA), Joop-autosluw-Walenkamp (CDA) en Jan-slinks-Laurier (GroenLinks). Nieuwkomers zijn: Hans de Goede en Pex Langenberg (beiden D'66). Het kindje heeft in alle haast een basisdocument in elkaar getimmerd: het Collegeprogramma l994-1998. Daarin heeft het kindje een heleboel moeilijke woorden gebruikt. Waar het op aankomt is de volgende zin: "Al met al gaat het om een totaal van 14 miljoen aan ombuigingen". Ombuigingen, het misleidende woord voor bezuinigingen. Het oude en vertrouwde liedje: 4 magere jaren lang bezuinigen en nog eens bezuinigen. Een geluk bij een ongeluk is dat de VVD, de winnaar van de Leidse gemeenteraadsverkiezingen en inmiddels de grootste Partij in de Leidse gemeenteraad, buiten het College is gebleven. In dat geval zou het kindje nog schattige? zijn geworden. Dan zou er nog meer zijn "omgebogen". De vingertjes van arme, zielige kindertjes, bijvoorbeeld. Als je de moeite neemt om het Collegeprogramma door te nemen, dan ontgaat je al snel de lust tot lezen. Het straalt een kleffe, kille, zielloze burgermansgeest uit. Het is vooral godsallemachtig saai en slaapverwekkend. En meer van hetzelfde, hetzelfde van de laatste 4 jaar. Een betrekkelijk willekeurig citaat: "Het huidige tekort aan betaald werk is een bedreiging. Dit gegeven vraagt om meer dan alleen een planning op operationeel niveau. Het daagt de gemeente uit een rol te kiezen. In de komende jaren zal dat zijn: de gemeente als ondernemer, generator van werk, motor van investeringen, partner in de arbeidsmarkt, partner van het bedrijfsleven."

Over 4 jaar wordt dit weer geschreven, ongeacht wie er dan in het College zit. Een ander citaat, over bezuinigingen op het gebied van welzijn: "In het kader van het welzijnsbeleid is het van belang zich te realiseren dat bezuinigingen, die in het verleden door het Rijk op dit terrein zijn doorgevoerd, in hoge mate zijn opgevangen door de gemeente Leiden zelf. In het licht van de huidige financiële situatie van de gemeente is het duidelijk, dat dit niet ongewijzigd voortgezet kan worden. Een herbezinning op de vraag, wat op dit gebied tot de gemeentelijke kerntaken gerekend moet worden, is in dit kader noodzakelijk." Over 4 jaar zal men schrijven dat die "herbezinning" van het vorige College niet ver genoeg ging. Dan moet er meer worden bezuinigd. Dan moeten ook de armpjes van de inmiddels groter, zieliger en armer geworden kindertjes worden "omgebogen".

De paden op, de wijken in

Om een indruk te geven van het beleid van het nieuwe College, bespreek ik hieronder een aantal onderdelen. Als eerste neem ik het bestuurlijke vernieuwingsbeleid onder de loep. Ook in Leiden dringt bij bestuurders het besef meer en meer door dat de kloof tussen 'de' politiek en 'de' burger toeneemt. Daar is 'de' politiek niet blij mee. In het Collegeprogramma is dat aldus verwoord: "Uit stemgedrag en uit allerlei eigen ondervinding en onderzoek blijkt immers nogal wat van protest tegen wat men noemt "de gevestigde politiek" en de manier van politiek bedrijven. De kritiek is gevarieerd. Sommigen zeggen het vertrouwen in de politiek verloren te hebben. Anderen menen dat de politiek zich niet bezig houdt met wat burgers belangrijk vinden. Politici zijn niet toegankelijk genoeg, weten niet wat er leeft en verschillen te weinig van opvatting, zo hoort men. De lokale politiek heeft te weinig profiel! Wat er ook precies van zij, het college wil hierin niet berusten."

Dat laatste blijkt uit het in het programma gepresenteerde idee van een zogenaamde stadsschouw. Een stadsschouw is "een uitgebreide, wandeling in een stadsdeel waarbij alle voorkomende voor verbetering vatbare facetten van de stad kritisch bekeken en besproken worden en eventueel als actiepunt voor gemeente of anderen genoteerd. Doelstelling is, behalve om tot daadwerkelijke verbeteringen te komen, tevens om hiermee de betrokkenheid van de diverse participanten te vergroten en gestalte te geven aan de gedachte van 'partnerschap' tussen gemeente en stadbewoners, bedrijven en andere stedelijke gebruikers." De paden op, de wijken in! Dat zal echter niet al te vaak gebeuren. Slechts een keer in twee jaar zal een selecte groep van ondernemers, bewoners, stedenbouwkundigen, architecten en gemeentelijke diensten de aapjes in de stedelijke dierentuin gaan bekijken.

Aansluitend 9p deze stadsschouwen streeft het College naar het opzetten van een zogenaamd 'social return'-programma in de buurt Groenoord, naar het voorbeeld van het gelijknamige programma van het Rotterdamse 'Kop van Zuid'-project. Het College wil hiervoor een Buurt Ontwikkelingsmaatschappij Groenoord (BOG) in het leven roepen. Deze organisatie kan, aldus het College, in nauwe samenwerking tussen gemeente, bewoners en bedrijfsleven de kleinschalige economie en werkgelegenheid bevorderen. In dit plan is het Groenoordhallenterrein van groot belang. Het gebied moet omgetoverd worden tot een heus Groenoord Plaza, een nieuw city-vormingsproject met allerlei luxueuze voorzieningen. Zo moet Groenoord meegevoerd worden in de vaart die door de vernieuwing van het Stationsgebied op gang is gebracht. Dat gebeurt in de vorm van een eng corporatistisch samenwerkingsmodel waarin langdurig werklozen moeten (!) meehelpen om de plannen te verwezenlijken.

Modderpoel van banen: de banenpool

Als het College aan werkgelegenheid denkt, dan duikt daarbij nogal eens de banenpool op. De banenpool is het vangnet voor langdurig werklozen. Het is een uitermate geschikt instrument om deze kanslozen klusjes te laten opknappen die te min zijn voor werknemers met een reguliere baan. Banenpoolers zijn tweederangsarbeiders met weinig status, beloning en rechtszekerheid. In het programma komen we de banenpoolers tegen in de vorm van stationspleinbeheerders (wegzetters van fietsen) en parkeergaragebewakers (oppassers op auto's). Dat zijn geen taken die tot de verbeelding spreken. Ook het College ziet in dat er heel wat schort aan de banenpool. "De gemeente zal zich verzetten tegen het streven de banenpool een gedwongen tijdelijk karakter te geven. Dat betekent een sluipende verschuiving van doelgroep. Wie echter - mede door deelname aan de banenpool - de stap naar de reguliere arbeidsmarkt kan en wil maken, dient daarin ook gesteund te worden. De gemeente zal zijn invloed in het RBA (het arbeidsbureau, Peueraar) aanwenden om actieve bemiddeling voor deze groep te bevorderen en zich verzetten tegen tendensen mensen definitief af te schrijven. Het college vindt verbetering van de arbeidsvoorwaarden van de banenpoolers noodzakelijk."

Het is de vraag of de huidige economische herstructurering een verbetering van de arbeidsvoorwaarden in de banenpool toestaat. Ook aan de doorstroming van banenpoolers naar een reguliere baan mag zwaar worden getwijfeld. Al jaren blijft de totale hoeveelheid betaalde arbeid nagenoeg constant. Het scheppen van extra werkgelegenheid, begrepen als structurele uitbreiding van de bestaande werkgelegenheid, blijkt een illusie. Daarom zullen oplapmiddelen als de banenpool geen garantie kunnen geven op een vaste baan. Het ligt meer voor de hand dm te veronderstellen dat banenpoolers spotgoedkope reserve-arbeidskrachten zullen blijven, goed genoeg om karweitjes voor rijken te verrichten. Zal de gemeente Leiden daar verandering in kunnen brengen?

De migrant, het openbaar vervoer en de heilige koe

Wie denkt dat het College vanwege de opkomst van extreem-rechts ruime aandacht besteedt aan de bestrijding van racisme, die komt bedrogen uit. Welgeteld een nietszeggende alinea gaat in op de positie van migranten: "Leiden is een stad waar mensen met verschillende culturele achtergronden met elkaar leven. Tegenover de groeiende discriminatie en intolerantie zal gewerkt moeten worden aan integratie in wederzijds begrip en respect en met waardering voor de inbreng van een ieder. Volgens de lijnen van "Allemaal Leidenaars" en in samenspraak met zelforganisaties zal verder vorm gegeven worden aan een multiculturele samenleving. Activiteiten worden geconcretiseerd in een actieprogramma, dat voortdurend geactualiseerd zal worden." De nota "Allemaal Leidenaars" werd in Peueraar nr. 32 en 33 besproken. Daaruit bleek dat migranten grote twijfels hadden over het beleid van de gemeente. De Turkse zelforganisaties klaagden erover dat zij niet waren betrokken bij de voorbereiding van de nota. Dat is een heel ander geluid dan de bovenstaande bloemrijke taal van het College. Overigens, ook aan internationale solidariteit, vluchtelingen, emancipatie- en anti-apartheidsbeleid maakt het College weinig woorden vuil.

Deze geringe aandacht staat in schril contrast tot de overkill aan beleidsmaatregelen op het gebied van parkeren. Tot in detail is uitgewerkt wie waar, wanneer en waarom zijn of haar heilige koe mag neerplanten. Niettemin durft het College de volgende opmerking te plaatsen: "Het openbaar vervoer behoudt zijn prioriteitspositie ten opzichte van andere vervoerswijzen." Ik heb eerder de indruk dat het College al jaren bezig is met een hopeloze inhaalrace. De auto krijgt op landelijk en plaatselijk niveau het meeste voordeel en gemak toebedeeld, en het openbaar vervoer holt daar in ademnood achteraan. Ook het College heeft dat begrepen: "In de komende jaren zal de aandacht naar vooral de volgende punten uitgaan: (...) het zo goed mogelijk opvangen van de rijksbezuinigingen, die vooral de exploitatie van minder rendabele lijnen treffen." Hoe het College het ook wendt of keert, er gaan klappen vallen in het openbaar vervoer.

De auto daarentegen krijgt landelijk en plaatselijk geen strobreed in de weg gelegd. Ook het Leidse College heeft er veel geld en tijd voor over om de auto te verwennen. Denk bijvoorbeeld aan de geplande vreselijk dure tunnel onder het Stationsplein. Om het 'verdriet' over de autoluwe binnenstad op te vangen, verrijzen er nu en in de toekomst talloze oerlelijke parkeergarages op plaatsen die heel geschikt zouden zijn voor woonruimte. Die autoluwe binnenstad, overigens, stelt, weinig voor: het zijn een paar straten waar de auto niet in mag. Het College wil niet teveel tegen de haren instrijken van diegenen die de autodrug graag willen pushen: de ondernemers en de rijke consumenten en toeristen. Van een autoluwte in de hele binnenstad is zeker geen sprake. Sterker nog, in diezelfde binnenstad worden steeds meer parkeergarages gebouwd. Hoezeer het College de auto bevoordeelt boven het openbaar vervoer blijkt wel uit de woorden over de omstreden Rijksweg 11 West: "De mogelijkheid van aanleg is afhankelijk van de uitkomsten van de provinciale studie ten behoeve van het Streekplan Zuid-Holland West. De aanleg van een weg op het tracé zal in de komende periode niet onmogelijk worden gemaakt." Van "niet onmogelijk maken" naar "mogelijk maken" is een hele kleine stap. Ik heb het donkerbruine vermoeden dat de aanleg van Rijksweg 11 West in de komende jaren steeds acceptabeler gemaakt zal worden. Rond het jaar 2003 zal de aanleg waarschijnlijk daadwerkelijk aan de orde komen.

De positie van GroenLinks binnen het College

Jaren geleden alweer is GroenLinks Leiden gaan deelnemen aan het Leidse College van B&W. De partij-afdeling koos daarmee principieel voor een zetel aan de tafel van de macht. De voormalige actievoerder Hans de la Mar bevocht zich een plaatsje tussen de regenten. Jan Laurier heeft zijn pionierswerk overgenomen. In het nieuwe College zal zijn wethoudersportefeuille bestaan uit sociale zaken, werkgelegenheidsbeleid, Zijlbedrijven, sociale vernieuwing, wijkbeheer, afvalbeleid en vluchtelingenbeleid.

Met de deelname aan het College zijn de bestuurlijke en institutionele kanten van GroenLinks versterkt. Dit hangt samen met de ontwikkelingen op landelijk niveau. GroenLinks heeft het imago van actiepartij met een weliswaar bevlogen maar tegelijk onrealistisch partijprogramma definitief van zich afgeschud. Geen geitenwollensokken, geen sandalen, geen onverzorgde dromerige koppen meer; maar gepolijste yuppentypes die hun schaapjes op het droge hebben. Dat beeld werd onlangs bevestigd door een onderzoek van het Amsterdamse reclamebureau BSB. Dit bureau publiceerde in het blad HP/De Tijd onlangs een profielschets van de gemiddelde GroenLinkser: "De GroenLinkser denkt vooral aan geld, als de wekker 's ochtends gaat. De gemiddelde GroenLinkser is zeer welgesteld, leest .na het werk het liefst VT Wonen en Avenue en bezoekt regelmatig het Concertgebouw of theater." Gelukkig is hier sprake van een gemiddeld type; ook minder yuppie-achtigen zullen de partij dus nog bevolken. Niettemin geeft zo'n profielschets te denken, met name als je eigen ervaringen hiermee nogal eens overeenkomen.

De positie van GroenLinks in het College is behoorlijk dubbelzinnig. Aan de ene kant heeft GroenLinks met het leveren van een wethouder ontegenzeggelijk de kans gekregen en gepakt om meer invloed op het Collegebeleid uit te oefenen. Een portie invloed binnen de gevestigde politiek waarop een gemiddelde buitenparlementaire politieke stroming jaloers zou zijn. Aan de andere kant moet GroenLinks door gebrek aan tijd en energie de kans laten liggen om te werken aan machtsvorming buiten de gemeenteraad, bijvoorbeeld in sociale bewegingen, buurtcomité's, zelforganisaties, kortom, buitenparlementair werk aan de basis. Het wethouders- en fractiewerk slokt enorm veel aandacht op, zodat er weinig mogelijkheden overblijven voor contacten met de 'achterban' en het 'volk'. In de loop der jaren hebben andere partijen (bijvoorbeeld de SP), actiegroepen, comité's en zelforganisaties dit vacuüm ten dele opgevuld. Hun invloed aan de basis zou de in het raadswerk verzuipende GroenLinksers wel eens jaloers kunnen maken. Je zou kunnen stellen dat de invloed in de hoogste plaatselijke politieke regionen ten koste is gegaan van de invloed aan de basis. Deelname aan het College is dus zeker niet alleen maar winst; er gaat ook veel verloren.

Politiek van de haalbaarheid

Linkse politiek zou niet alleen moeten draaien om invloed op zich, maar ook om invloed waartoe, invloed waarheen. Waar heeft wie invloed op? Wie bepaalt wat? In de praktijk is de GroenLinks-fractie met handen en voeten gebonden aan het Collegeprogramma. Dat betekent dansen op een slap koord. Om enige doelpunten te scoren, moet GroenLinks zich bij voorbaat op een heleboel van oudsher linkse strijdpunten buitenspel zetten. Loonarbeid of de vrije markt-economie op zich staan bijvoorbeeld niet ter discussie. Betaald werken is goed, ook al zorgt het ervoor dat het systeem van het verhuren van je eigen lichaam of geest in stand blijft. Ook al leidt het ertoe dat de met loonarbeid tot stand gekomen winsten terecht komen in de zakken van de bazen. Helaas treuren veel GroenLinkers hier niet meer zo hevig om. Ze kunnen er ook niet meer pisnijdig om worden. Vaak hebben ze zo zeer afstand genomen van het linkse verleden en gedachtegoed dat de voormalige strijdbaarheid en verzetsgeest als sneeuw voor de zon is verdwenen. Ze vereenzelvigen zich al te gemakkelijk met de heersende structuur van de maatschappij.

Misschien klinkt het bovenstaande alsof ik, als buitenparlementair linkse activist en journalist, de waarheid in pacht heb. Alsof ik GroenLinks wil afzeiken. Dat is niet mijn bedoeling; ik wil opbouwende kritiek geven. En ik sta open voor kritiek op buitenparlementair links. Uiteraard zie ik in dat het onterecht zou zijn om al het wereldleed neer te laten ploffen op de schouders van die ene GroenLinkse wethouder in het Leidse College. Ik weet ook wel dat deelname aan een College van B&W niet ogenblikkelijk tot omverwerping van het kapitalisme leidt, of zoiets. Het zou onzinnig zijn om dat te verwachten. Wat ik wel verwacht van een linkse partij, van linkse politiek, is dat er nog steeds, en juist in deze tijd, grote en fundamentele vraagtekens worden gezet bij de huidige inrichting van onze samenleving. Ik ben bang dat een hoop GroenLinksers dat niet meer doen (ter nuancering: ook veel andere linkse mensen doen dat niet meer...). Ik denk dat met het grijpen van een kleine portie invloed in het staatsapparaat tegelijk ook het kapitalistische systeem wordt omarmd als minst kwade of misschien zelfs wel beste van alle werelden. Wat dan nog overblijft is het afvijlen van de scherpe kantjes. Met de Realpolitik, de politiek van de haalbaarheid, is de hoop en het ideaal van een wezenlijk andere, een anti-kapitalistische en anti-patriarchale maatschappij vervlogen. De moed om die hoop en dat ideaal te hebben is afgestorven. Dat stemt me droevig, ook al omdat de noodzaak van zo'n andere maatschappij elke dag op me af komt stormen.

Voor mij komt die Realpolitik heel duidelijk naar voren in de recente College-onderhandelingen, en in de goedkeuring van het resultaat daarvan door de leden en het bestuur van GroenLinks Leiden. In de reactie van het GroenLinks-bestuur staat vol trots: "Uit het door de delegatie (die de onderhandelingen namens GroenLinks voerde: Jan Laurier, Rianne Peeters en Edith van Middelkoop, Peueraar) opgestelde overzicht van programmapunten blijkt dat van de 42 voor GL belangrijke punten maar liefst 34 adequaat zijn geregeld in het collegeprogramma. Deze score lijkt wel duidelijk te maken wat GL in dit college te zoeken heeft." Deze, puur kwantitatieve benadering zegt mij weinig. Het gaat om het linkse karakter, om de kwaliteit van deze punten. En: het gaat ook om de strijdpunten waarover überhaupt niet onderhandeld wordt, bijvoorbeeld omdat van tevoren al wordt ingeschat dat deze niet haalbaar zijn. Als je vanuit die visie naar de 34 pluspunten kijkt, dan blijkt het onderhandelingsresultaat nogal mager. Weliswaar wordt onder andere aandacht besteed aan kinderopvang, vluchtelingen, kringloopbedrijven, onafhankelijke bewonersondersteuning, uitvoering van het Klimaatverbond, en minimumlijders. Maar ik vind dat de 34 pluspunten in het niet vallen bij de aangekondigde bezuinigingen, die met name het welzijnsbeleid gaan treffen, en bij de al geplande en deels uitgevoerde grootschalige city-vormingsprojecten, die leiden tot meer kantoorbouw en dure woningen. Bovendien verbleken de pluspunten in ernstige mate bij 3 minpunten die ik nu ga bespreken.

Rijksweg 11 West, Boommarkt-parkeergarage en, aantasting van het Groene Hart

De enige tamelijk vergaande GroenLinkse strijdpunten tijdens de College-onderhandelingen waren de aanleg van Rijksweg 11 West, de parkeergarage aan de Boommarkt en het bebouwen van de Grote Polder. GroenLinks is tegen deze punten; dit "nee" vormde een belangrijk onderdeel van het verkiezingsprogramma van GroenLinks Leiden. Maar helaas, het heeft niet mogen baten: de andere onderhandelende partijen wezen het "nee" af. Daar waar GroenLinks enigszins kleur kreeg, en partij koos voor het milieu, daar heeft men bakzeil gehaald. "GL roept als enige "nee" tegen deze ontwikkelingen en heeft dit "nee" dan ook niet in het ,collegeprogramma opgenomen gekregen", aldus het bestuur. In plaats van blij te zijn met 34 pluspunten ben ik verdrietig over deze 3 minpunten. De minpunten die voor GroenLinks hete hangijzers vormden, hadden wat mij betreft breekijzers moeten zijn. ik vraag me af wat GroenLinks in dit College heeft te zoeken. Het zou, denk ik, van een strijdbaardere opstelling van de delegatie (en van de achterban) hebben getuigd om te eisen dat minimaal een van de 3 punten zou worden gehonoreerd. Om vooraf te stellen en tijdens de onderhandelingen in het oog te houden dat deelname aan het College voor GroenLinks zinloos zou zijn zonder een dergelijke honorering. Dat zou de zaak er niet gemakkelijker op hebben gemaakt, dat besef ik. Maar linkse politiek is ook niet gemakkelijk: het is trekken en duwen. Het is geen ouwejongens-krentenbrood-politiek: Nu valt er bijzonder weinig links gezicht te ontdekken aan het programma. Het ziet eruit alsof GroenLinks niet in het College zit. Ik neem aan dat ik daarover van mening verschil met de meeste GroenLinksers. Dat komt, denk ik, omdat links voor mij anders is dan links voor GroenLinks. Het bestuur blijft positief: "Het bestuur is van mening dat het afwijzen van dit college-akkoord op grond van het feit dat ons "nee" niet gehonoreerd is een niet meet dan symbolische daad zou zijn. Het is volstrekt duidelijk dat ondersteuning van het akkoord niet betekent dat GL akkoord is gegaan met de aanleg van RW 11 west, de Boommarktgarage en het aantasten van het Groene Hart. De overeengekomen teksten bieden voldoende ruimte voor de GL-fractie om de komende jaren de GL-inzet (overeenkomstig het GL-verkiezingsprogramma) op deze punten overeind te houden." Hoe dat moet gebeuren, zegt het bestuur er niet bij. Als het "nee"-standpunt nu niet wordt gehonoreerd, waarom vertrouwt het bestuur dan zo op de toekomst? Tegenover de symbolische afwijzing van het college-akkoord staat de symbolische deelname aan het College. Symbolisch, omdat GroenLinks geen of veel te weinig eigen gezicht in het College heeft. Omdat GroenLinks medeverantwoordelijk wordt voor een beleid dat met hele kleine verschillen ook vastgesteld zou zijn door de huidige College-partijen zonder GroenLinks. Omdat GroenLinks zich te veel richt op het behouden van haar invloedrijke positie in het College, en te weinig op het vasthouden aan haar verkiezingsprogramma.

De toekomst in het College oogt somber, wat betreft de 3 punten. Het GroenLinks-bestuur geeft zelf aan dat de rijksoverheid een bestemmingsplan heeft tegengehouden waarin aanleg van Rijksweg 11 West onmogelijk werd gemaakt. Met andere woorden: op dat punt heeft GroenLinks nu al voorgoed verloren. Blijft over: de Boommarktgarage en de aantasting van het Groene Hart. Het bestuur stelt dat de voorstanders van de Boommarktgarage deze locatie hebben ingeslikt. Zij zijn bereid om een nadere afweging te maken. Ik denk dat die parkeergarage gewoon ergens anders komt te staan, 500 meter verder of zo. De garage komt er toch wel. Evenals alle andere (bestaande of geplande) garages die blijkbaar noodzakelijk zijn om de heilige koe in de watten te leggen. Immers, zonder nieuwe parkeergarages geen autoluwe binnenstad. Met andere woorden: op dit punt heeft GroenLinks bijna niets te winnen.

Op het derde punt, "nee" tegen het bebouwen van de Grote Polder (en dus "nee" tegen het aantasten van het Groene Hart), kan ook al nauwelijks gescoord worden. De rijksoverheid kiest tot nu toe voor handhaving van vliegkamp Valkenburg. Bebouwing daar is, hoewel wenselijk geacht door de Leidse politiek, steeds onmogelijk gemaakt door de rijksoverheid. Leiden moet, ook volgens GroenLinks, uitbreiden. Een van de weinige goede alternatieven die dan overblijft, is bebouwing van de Grote Polder. Ook hier verliest GroenLinks dus.

Een schimmige toekomst

Rest de vraag: wat heeft GroenLinks nog wel te winnen in dit College? GroenLinks wordt medeverantwoordelijk voor een beleid van keiharde bezuinigingen aan de ene kant en een beleid van verspillende grootheidswaan aan de andere kant. Waarom toch? Heeft GroenLinks vanuit links perspectief gezien met dit Collegeprogramma niet meer te verliezen dan te winnen? Ik denk dat het voeren van oppositie tegen een belabberd Collegeprogramma zinniger en effectiever is dan het deelnemen aan een College met een klein beetje minder belabberd programma. Het voeren van oppositie biedt meer mogelijkheden om de contacten met de 'basis' aan te halen en te verstevigen. Dat geeft de gelegenheid om bijvoorbeeld meer tijd te steken, in massawerk tegen racisme, iets waarvoor de GroenLinkser Gerard van Hees in de vorige Peueraar pleitte. GroenLinks zou zo de broodnodige scherpte in haar politiek kunnen aanbrengen. Dat zou op lokaal niveau kunnen leiden tot, aan de ene kant, meer samenwerking tussen linkse mensen en, aan de andere kant, meer aandacht voor mensen die uit onvrede op extreem-rechts stemmen. Dat is vandaag de dag een harde noodzaak. Het is de vraag of mensen van GroenLinks het met het bovenstaande eens zijn, of zij de noodzaak tot samenwerking ook inzien. Vinden zij deelname aan het College in feite een niet ter discussie staand dogma? Ik denk dat veel GroenLinksers dit zullen ontkennen. Zij zullen zeggen dat deelname aan het College geen doel op zich is. Ze beschouwen deelname als een middel. Ik ben benieuwd naar het moment waarop voor hen het doel het middel niet meer heiligt. En ik ben bang voor een schimmige toekomst met een mistige linkse vertegenwoordiging in het College.

Terug