Hongarije: mediawet omstreden, vrijheid bedreigd

Protest op 14 januari in Budapest
Hongarije heeft onlangs een nieuwe mediawet doorgevoerd. Die wet heeft aanleiding gegeven tot protesten, zowel vanuit de Hongaarse maatschappij zelf als vanuit andere EU-landen en de EU als zodanig. De binnenlandse protesten zijn hoopgevend en terecht. De kritiek van westerse politici, hoezeer ook onderbouwd met zinnige argumenten, heeft echter iets dubbelzinnigs en verdient het om kritisch tegen het licht te worden gehouden. Een en ander vindt plaats tegen de achtergrond van ontwikkelingen in Hongarije die zeer zorgwekkend zijn, maar tegelijk niet vrij van ironische tegenstrijdigheid.

Die mediawet is een gevaarlijk onding. Een nieuw gevormde mediaraad mag op basis van die wet vaststellen of kranten, omroepen en websites wel voldoende “moreel” of “objectief” berichten. Is dat naar het oordeel van die raad niet het geval, dan kan een website of een krant een boete krijgen, tot 90 duizend euro. Een omroep kan in het uiterste geval zelfs 700 duizend euro boete krijgen. Opmerkelijk is dat de regering de raad het recht heeft gegeven om journalisten niet alleen in Hongarije, maar ook buiten de landsgrenzen te vervolgen. “Daarbij wordt vooral gedacht aan internetmedia die over Hongarije publiceren”, aldus Nu.nl. Het is een hoogst kwalijke aanval op de persvrijheid, in Hongarije en internationaal. En zelfs de schijn van onafhankelijkheid is de mediaraad niet gegund, want de regering stelt dit censuurorgaan samen.

De wetgeving past in een rechts-autoritaire trend die de Hongaarse maatschappij al enige tijd treft. De wet is doorgevoerd door de regering van premier Orban. Die staat aan het hoofd van Fidesz, een partij die in 2009 via verkiezingen een tweederde meerderheid in het parlement behaalde. Met zo’n meerderheid kan Fidesz de grondwet naar believen wijzigen. Dat heeft Orban dan ook maar liefst al tien keer gedaan. Orban en zijn Fidesz zetten de politiek naar hun hand.

Fidesz

Wat is die Fidesz voor een club? In de geschiedenis ervan zit bijna een kwart eeuw hoop, desillusie en verrechtsing verpakt. De groepering begon in de nadagen van de ‘communistische’ eenpartijstaat als dissidente oppositiegroep met links-liberale inslag. Terechte kritiek op het autoritaire en bureaucratische karakter van de staat werd er gecombineerd met een verstandig opkomen voor democratische vrijheden, maar ook met een misplaatst geloof in de vrije markt. Orban zelf werd van de ene dag op de andere beroemd vanwege een toespraak bij de herbegrafenis van Imre Nagy in 1989. Nagy was in 1956 voor korte tijd premier van Hongarije, toen een revolutie van arbeiders en jongeren de stalinistische staat tijdelijk deed wankelen en arbeidersraden de maatschappij korte tijd grotendeels bestuurden. Een grootschalige Russische militaire aanval en bezetting sloeg die revolutie neer. Nagy werd opgepakt en na een schijnproces geëxecuteerd. Zijn herbegrafenis liet zien dat de legitimatie snel afbrokkelde voor het bewind dat via die Russische bezetting aan Hongarije werd opgelegd. Wat er van over was, werd via die herbegrafenis zo ongeveer ten grave gedragen.

Welnu, bij die gelegenheid hield Orban, toen student rechten, een toespraak waarin hij de Russische troepen opriep om te vertrekken. En hij riep op tot democratie in westers-liberale zin. Dat was, in die context, wel degelijk radicaal, en hij werd er prompt een democratische volksheld mee. De jaren erop was Fidesz een links-liberale oppositiebeweging, wiens aanvoerder Orban door een andere dissident aangeduid werd als “de ultieme anarcho-liberaal”. Fidesz bekritiseerde de regering die na 1989 aantrad omdat ze … “pogingen ondernam om de in 1989 met politieke consensus tot stand gebrachte grondwet om te vormen tot een instrument dat de politieke meerderheid van de regering diende”, aldus Trouw.

Trouw schetst vervolgens hoe Fidesz zich vanaf 1994 van liberaal tot conservatief ontwikkelde, hoe de partij al een keer eerder regeerde met steun van uiterst-rechts, en hoe toen – net als nu – mensen van de oppositie uit de overheidsdienst werden gewerkt. Dat was tussen 1998 en 2002. Daarna kwam er weer een regering van de tot ‘socialisten’ omgevormde opvolger van de communistische partij tot stand. Onder die regering werd een hard bezuinigingsbeleid doorgevoerd – en vanwege het ‘linksige’ profiel van die regering vertaalde de woede van de bevolking daarover zich voor een groot deel in steun aan de inmiddels hard rechts geworden Orban, en aan de nog veel rechtsere partij Jobbik die in 2009 met 46 leden in het parlement verscheen.

Protest

De autoritaire mediawet past dus in een rechts-autoritaire ontwikkeling waar Fidesz van profiteert en zelf leiding aan geeft. De wet wordt ook al toegepast, en wierp nare schaduwen vooruit: “Drie presentatoren van de Hongaarse staatsomroep zijn op non-actief gesteld omdat zij 1 minuut stilte vroegen voor de nieuwe mediawet in het land. Ze waarschuwden dat de wet een einde maakt aan de persvrijheid in het land”, aldus De Volkskrant. Intussen wordt bijvoorbeeld ook bekeken of muziek van rapper Ice-T wel vóór 21 uur ’s avonds uitgezonden had mogen worden, dat overigens nog op basis van een eerdere mediawet. Andras Schiff, een klassieke pianist van Hongaarse afkomst, wil niet meer naar Hongarije terug nadat hij met de dood is bedreigd wegens kritiek op onder meer de mediawet. Hij ondertekende een open brief die zich keerde tegen het feit dat Hongarije juist nu EU-voorzitter werd. Zulke bedreigingen zijn het gevolg van de van hogerhand aangewakkerde sfeer. Intussen worden directeuren van musea en dergelijke her en der ontslagen omdat ze van de verkeerde partij zijn.

Verzet tegen die ontwikkeling is hard nodig. Daarom is het positief dat in Hongarije zelf fel protest tegen die wet plaatsvindt. Op 14 januari vond een demonstratie plaats waaraan duizenden mensen deelnamen. Die was via internetmedia georganiseerd. Op een Facebook-oproep meldden 71 duizend mensen zich aan. Het was de tweede demonstratie tegen de wet in korte tijd. Mensen werden onder meer toegesproken door Tibor Bakacs, die opriep voor hernieuwd protest op 27 januari. Bakacs is journalist en was dissident in tijden van het ‘communistische’ bewind. Dat laatste is belangrijk om vast te stellen: steun voor Orban komt namelijk nogal eens van mensen die zeggen dat de media zo ongeveer in handen zijn van een kliek van ex-communisten, en dat kritiek op de mediawet dus geen oprechte vrijheidsdrang uitdrukt, maar veeleer een wens om de macht van die ex-communisten te verdedigen. Een artikel in die geest verscheen bijvoorbeeld in een artikel in De Volkskrant, onder meer geschreven door een hoofdredacteur van het Katholiek Nieuwsblad, dat de huidige regering maar liefst een “zegen voor het Hongaarse volk” noemt. Dat juist critici van de communisten van destijds zich tegen de mediawet uitspreken, geeft aan dat dit een verkeerde voorstelling van zaken is.

Kritiek op de mediawet, en vooral ook straatprotest tegen deze en soortgelijke repressieve maatregelen, zijn hoopgevend. Langs deze weg kan een kritisch, werkelijk vrijheidslievend links geluid weer groeien tegen de rechtse verdrukking in. Met de kritiek van westerse politici ligt het echter complexer. Er zouden daar wel eens andere afwegingen mee kunnen spelen. De New York Times beschrijft bijvoorbeeld dat de regering Orban uit de neo-liberale pas loopt. Orban wees bijvoorbeeld de IMF-aanpak af en weigert nieuwe geëiste bezuinigingsmaatregelen. Dan maar geen financiële hulp van die kant. “Bezuinigingsbeleid heeft tot niets geleid. Was dat wel zo, dan zaten we nu niet waar we zitten”, aldus Orban. Bepaald geen onzin, gezien de eerdere bezuinigingen, doorgevoerd onder leiding van de vorige, ‘socialistische’ regering. Maar het is geen progressief nee tegen bezuinigingen. Het doet meer denken aan de autoritaire, rechts-populistische gedeeltelijke breuk met het neo-liberalisme die we kennen van Geert Wilders. Maar het is wel een dwarsheid die hem niet populair maakt bij de westerse regeringen. De zorg in die kringen over Hongarije is dus niet louter ingegeven door principes over persvrijheid, zo mogen we aannemen.

Voor linkse mensen hier is dat echter geen enkele reden om halfslachtig te zijn. Die mediawet is een onding, de protesten in Hongarije verdienen onze sympathie en solidariteit. Tegelijk valt het te hopen dat die protesten verder gaan dan puur liberale argumenten, en dat de strijd voor mediavrijheid niet uitsluitend in handen komt van krachten die deze strijd verbinden aan een strijd voor weer meer markt, meer ondernemersvrijheid en dus nog minder sociale rechten voor de meeste Hongaren. Want zolang de strijd voor democratische vrijheid in handen is van neo-liberalen, kan Orban des te makkelijker de terechte anti-neo-liberale houding van veel Hongaren verbinden met rechtse opvattingen, en daardoor zijn aanvallen op de vrijheid van onverdiende geloofwaardigheid helpen voorzien. Vrijheid en sociale rechtvaardigheid horen niet tegenover elkaar te staan, zoals nu in Hongarije in flinke mate gebeurt. Vrijheid en sociale rechtvaardigheid horen bij elkaar.

Peter Storm
Maker van het weblog Rooieravotr.