Oud-Indiëstrijders weigeren Nederlandse oorlogsmisdaden toe te geven

Prosper Ego probeert nog altijd massamoorden recht te praten.

Door de rechtszaak tegen de Nederlandse staat wegens de massamoord in het Indonesische dorp Rawagede moeten de uiterst rechtse oorlogsveteranen van het OSL zich in bochten wringen om de koloniale oorlog tegen Indonesië goed te kunnen blijven praten. Hoewel de rechter de staat aansprakelijk heeft gesteld voor dat bloedbad, blijft OSL-voorzitter Prosper Ego partij kiezen voor “onze Hollandse jongens”.

Voordat de rechter over de zaak had geoordeeld, leek Ego warempel schoorvoetend te willen toegeven dat het Nederlandse leger in Rawagede fout heeft gehandeld. In zijn maandelijkse commentaar betitelde hij de gebeurtenissen in dat dorp op 9 december 1947 namelijk als “een afschuwelijk drama. Een aantal Nederlandse militairen heeft zich toen schuldig gemaakt aan het executeren van vrijwel alle mannelijke bewoners. Pas enige jaren geleden werd aan dit drama publiciteit gegeven. Aanvankelijk waren wij van mening dat hier sprake was van een zoveelste aanval op de integriteit van de Nederlandse strijdkrachten. Maar daar moeten wij op terugkomen. Met grote bitterheid moeten wij thans vaststellen dat de executie van de mannelijke bewoners, ondanks de omstandigheden waaronder deze plaatsvond, een schandaal was en tot op zekere hoogte te vergelijken met het optreden van de Duitse bezetters in Frankrijk en Nederland (Putten). Wij kunnen ons er niet aan onttrekken om wat er in Rawagedeh plaats heeft gevonden ten scherpste te veroordelen.”

Deze plotselinge koerswijziging moet binnen het OSL als een donderslag bij heldere hemel zijn aangekomen. Misschien hebben de nationalistische en oerconservatieve oudstrijders zich vertwijfeld afgevraagd of de hersens van hun hoogbejaarde voorman inmiddels aan het verweken zijn. In die kringen is het niet alleen ongehoord, maar zelfs ronduit beledigend om het optreden van het Nederlandse leger in Indonesië na de Tweede Wereldoorlog te vergelijken met het optreden van de Duitse bezetters in Nederland tijdens die oorlog.

“Wij hebben ons sinds jaar en dag ingezet tegen de voortdurende aantasting van de reputatie van de Nederlandse strijdkrachten, maar hier buigen wij het hoofd voor wat er in Rawegede heeft plaatsgevonden. Wij kunnen en willen ons hiervan niet met een jantje-van-leiden afmaken”, voegt Ego er nog aan toe. De OSL-voorzitter heeft vanzelfsprekend wel een eigen belang bij de boetedoening: “Het is van groot belang dat dit drama niet steeds kan worden gebruikt om de veteranen in diskrediet te brengen.” Met een doekje voor het bloeden wil hij het Rawagede-vlekje wegpoetsen van het in zijn ogen verder smetteloze blazoen van het Nederlandse leger.

Maar die veel te late en nogal schijnheilige schulderkenning lijkt binnen het OSL in het verkeerde keelgat te zijn geschoten. Nadat de rechter op 14 september de Nederlandse staat aansprakelijk had gesteld voor de massamoord in Rawagede, verscheen een “update” van Ego over de Rawagede-affaire, die meer weg heeft van een rectificatie waarmee hij zichzelf een draai om de oren geeft voor zijn eerder ingenomen standpunt. Hoogstwaarschijnlijk onder druk van zijn achterban blaast de OSL-voorzitter in dat nieuwe artikel heel anders van de toren, met de onbeschaamd nationalistische trots die hem zo eigen is.

“Volgens de beweringen van de nabestaanden en hun pleitbezorgers” zou het gaan om de executie van “onschuldige burgers”, schrijft hij. Maar in werkelijkheid zou zich in de buurt van Rawagede “vermoedelijk” een “terroristische ondergrondse beweging” hebben ontwikkeld. Zo probeert Ego tegen beter weten in de koloniale geschiedschrijving overeind te houden, vanuit de jarenlang herhaalde beeldvorming dat het goede moederland in de koloniën voor orde en welvaart zorgde, maar in dat streven werden tegengewerkt door onbeschaafde inheemse onruststokers en bandieten. Volgens veel oudstrijders waren de Indonesiërs namelijk geen vrijheidsstrijders, maar terroristen en criminelen.

“Er moet wel een gegronde reden geweest zijn voor het neerschieten van gevangenen door Nederlandse militairen die, nauwelijks droog achter de oren, uit hun dorpen naar Indonesië werden gestuurd”, zo praat Ego de massamoord door het Nederlandse leger goed, waarbij hij de mythe reproduceert dat “onze jongens” het beste met de hele wereld voor hebben. Hij gaat uit van de veronderstelling dat Nederlandse militairen per definitie uit een beter hout zijn gesneden dan militairen uit andere landen. “Het is niet aannemelijk dat deze jongens zo maar uit balorigheid mensen doodschoten”, durft hij zelfs te beweren. “Wel waren deze jonge militairen geconfronteerd met een niets en niemand ontziende vijand en hadden ze enkele van hun kameraden verloren.” Dat sommigen van “onze Hollandse jongens” inmiddels zelf een boekje opengedaan hebben over hun misdaden, onder meer in het tv-programma Andere Tijden, dat lijkt Ego niet te deren. (Kijk deel 1 en deel 2 van die documentaire.)

De OSL-ers lijken het nooit te willen leren. Het Nederlandse leger stond tijdens de koloniale oorlog tegen de Indonesiërs aan de verkeerde kant, en 62 jaar na het einde van die oorlog blijven de oudstrijders nog steeds aan die verkeerde kant staan. Ook het aansprakelijk stellen van de overheid door de rechter voor het bloedbad in Rawagede schijnt geen verandering te kunnen brengen in de halsstarrige keuze van het OSL om Nederlandse oorlogsmisdadigers vrij te pleiten. Het OSL komt zelfs op voor de massamoordenaar Jan Pieterszoon Coen. De oudstrijders hebben namelijk onlangs gedreigd met een rechtszaak, als de gemeente Hoorn zou besluiten om het bronzen beeld van deze van zijn voetstuk gevallen koloniale crimineel niet terug te plaatsen op de sokkel.

Harry Westerink