Joke Kaviaar: Ahmed en de moord door papier

Papier is oppermachtig.
Papier is oppermachtig.
Papier is oppermachtig. Het zwijgt en zegt alles tegelijk. Het spreekt boekdelen en is blanco. Papier bedrukt met het logo van degenen die het papier beheersen, om zo ook mensen te kunnen beheersen. Dat papier is oppermachtig. Niet het papier dat is beschreven met laatste woorden, doordrenkt met tranen, woorden verworden tot vlekken voor wie ze begrijpen wil. Dat papier, dat wordt als vod verworpen.

Papier bepaalde het leven van Ahmed. Papier vermoordde Ahmed langzaam, dag voor dag, uur voor uur. Papier liet Ahmed wachten. Papier verstrikte hem in procedures. Papier stapelde zich op. Papier groeide uit tot zware stapels, werd een ondoordringbare muur van dossiers, hield vast de verstikkende stilte, het vacuüm. Zijn stem kwam niet door het papier. Papieren met woorden in een taal die hem als vreemde behandelde. Papier met zinnen in een taal die hem onbegrijpelijk bleef, niet omdat hij de taal van het volk waartussen hij was komen te wonen niet begreep – die begreep hij heel goed – nee, het was de taal van ambtenaren, van ministers, van wetten en regels die hem verplichtten tot van alles dat hij niet begreep. Zij verplichtten hem zich geestelijk helemaal uit te kleden, zijn angsten bloot te geven. Zij verplichtten hem om zelf met papieren te komen die zijn woorden zouden bevestigen, tot bewijs zouden dienen van zijn verhaal en zijn pijn.

Protestactie tegen de onmenselijke behandeling van vluchtelingen

Uit solidariteit met Ahmed en andere vluchtelingen die door het verschrikkelijke beleid van migratiebeheersing de dood worden ingejaagd voeren vluchtelingen vanmiddag om 14:00 uur actie bij het asielzoekerscentrum aan de Joseph Haydnlaan 2 in Utrecht. De vluchtelingen uit het Haagse Vluchthuis gaan er met een bus heen. Het tekent de strijdbaarheid en vastberadenheid van de vluchtelingen dat ze zo snel na de zelfmoordpoging van Ahmed een protestactie tegen het beleid uit de grond hebben kunnen stampen.

Harry Westerink

Papier bepaalde het leven van Ahmed omdat het papier een wapen is. Een wapen dat keer op keer gereproduceerd kan worden, afgeschoten kan worden, herladen zonder kogels nodig te hebben. Een wapen dat hem aanvalt, gehanteerd door lieden die niets anders weten te bedenken dan te leven volgens de regels van de papieren. Zij hebben de grond waarop wij allen lopen met papieren bedekt. Lijnen op dat papier bepalen waar wij mogen gaan. De een mag wat meer dan de ander. Sommigen kunnen betalen om de lijnen te mogen negeren. Anderen, die geen cent hebben, alleen maar een richtingsgevoel dat afgaat op een vals gevoel van veiligheid, kunnen nog geen streep passeren, geen lijn negeren. Als ze dat doen, dan worden ze ingepakt in dat papier. Het papier dat hun status bepaalt. De status van illegaal. De status van ongewenst. De status van een niemand te zijn en langzaam zelf tot papier te verworden.

Papier vermoordde Ahmed langzaam. Eerst merkte hij het niet. Zo zijn er zoveel. Ze verwachten dat papieren hen helpen zullen en hebben geduld. Zo worden ze voor de gek gehouden. De papieren van de dienst, de wetten op het papier, ze spreken van uitzonderingen en bepalingen, van rechten en procedures. Ze zijn netjes, die papieren, ordentelijk, en verpakt in plechtstatige terminologie. Je kunt ze rangschikken en bewaren in mappen, of je kunt ze in een oude doos bewaren onder je bed. En dan komt op een dag het laatste papier. Dat is het papier waarmee je het moet doen, al is niet duidelijk wat. Het papier met de beslissing. Het papier met het oordeel. Het papier waarvan je hoopt dat het je leven vleugels geeft waarmee op de wind kunt zeilen, alle kanten op.

Maar dat is niet het papier dat Ahmed kreeg. Dat papier is een zeldzaam papier, maar dat zegt niemand als je erom vraagt. Dat papier is een papier dat de meesten die hier komen niet kennen. Haastig waren zij gekomen, want er was geen tijd om de vlucht voor te bereiden, dus vertrokken zij zonder zelf enige papieren van belang mee te nemen, of zij namen wel papieren mee maar deze bleken geen waarde toegekend te krijgen in het land waar men juist zo graag papieren wil zien. Daar noemen ze die papieren vals omdat ze die papieren niet kennen.

Uiteindelijk zijn het de papieren van De Dienst van dit land – die zich de Dienst Terugkeer en Vertrek noemt als ware zij een hulporganisatie – die vals zijn. Papieren als de tanden van een goed getrainde valse hond produceren ze daar bij die Dienst en ze jagen ermee de mensen op: Pak ze! Pak ze! De papieren zijn onverbiddelijk. Of beter gezegd: degenen die de papieren maken. Maar je zult niet weten wie die mensen zijn die de papieren hebben opgesteld, zo bang zijn de ambtenaren om ook die angst te voelen, om er iets van terug te krijgen. Zij doen het papier in een envelop en verzenden het. Ze bewaren professioneel afstand, heet het. Een Ahmed maakt de envelop open en barst in tranen uit. Een Ahmed heeft geen antwoord meer op het papier en beseft dat hij langzaam dood aan het gaan is. Een Ahmed zoals Ahmed die in het asielzoekerscentrum in Utrecht verbleef, wilde niet meer langzaam dood gaan. Wie zou het merken? Wie zou er over spreken? Wie zou er vragen stellen? Het enige dat van hem zou overblijven was zijn naam op stapels met papieren waaraan het belangrijkste papier ontbrak: het papier dat hem rechten had moeten geven. Het recht om te bestaan. Het recht om te zijn en te blijven. En zo stierf hij, maar leefde hij nog en wilde hij niet meer.

Op 4 maart 2013 deed Ahmed wat velen voor hem al deden. Hij stak zichzelf in brand. Niet het papier stak hij in brand. Hij stak zichzelf in brand. Want hij wilde niet langzaam verder sterven. Niet meer in angst en onzekerheid over een toekomst zonder toekomst. Niet te zwerven op straat, te schuilen voor politie. Niet te bedelen om wat geld, te scharrelen in vuilnisbakken. Niet een schim te zijn.

Ahmed wilde er niet meer zijn omdat hij er niet meer mócht zijn.

Maar Ahmed is er nog. Hij overleefde en kan niet anders dan doorgaan met overleven. Maar dat is dan ook álles, dat is overleven en sterven tegelijk. Niemand zal hem begraven, niemand zal om hem rouwen. Hij is een levende dode. De stille getuigen zijn uit zijn kamer geruimd, nadat een ambulance hem wegvoerde, zo snel mogelijk. Enkele vuilniszakken met kleding en persoonlijke eigendommen gingen die bus in. Ongetwijfeld ook een doos met papieren die betekenisloos zijn en hem kansloos hebben gemaakt.

Wat moet er worden van de deels verbrandde Ahmed? Wat moet er worden van al die mensen zoals Ahmed die elke dag een stukje meer dood gaan zonder dat iemand het opmerkt? Wat moet er worden van al die mensen die zoveel papieren hebben maar alleen niet de juiste? Waarom accepteren we nog al die papieren die De Dienst uit naam van ons allemaal dagelijks produceert om mensen mee te vermoorden?

Ik zou niets liever willen doen dan al die papieren verbranden, voordat er nog een mens snel of langzaam door sterft. De papieren verbranden, als een vreugdevuur, een overwinning op de macht van de papieren. En de getuigen zullen niet stil zijn. Nee, nu zullen ze brullen en dansen en uitgelaten zijn en meer papieren in het vuur gooien. Waarvoor zijn al die papieren nodig, anders dan om er mensen, die de taal op de papieren niet kunnen verstaan en spreken, mee te ketenen?

Geen mens kan nog leven zonder papieren, documenten, bewijzen. Wie ze niet heeft, wordt erdoor geleefd. Papier of geen papier is het “to be or not to be, that’s the question” in het jaar 2013. En aan het eind van het verhaal sterft er altijd iemand tergend langzaam, net zo lang en net zo vaak totdat we de macht van het papier durven te verscheuren of verbranden, en daarmee de woorden, de lijnen, de zinloze wetten en hun uitvoerders tot het verleden laten behoren.

Joke Kaviaar