Schaamlap en smeerolie van de deportatiemachine

Schilderij in Spaans klooster met katholieke monniken die graag en veel lijden

Al jarenlang leveren mensenrechtenorganisaties kritiek op de keiharde behandeling van illegalen in uitzetgevangenissen. De katholieke organisatie Justitia et Pax bracht onlangs het onderzoeksrapport “Humaniteit in vreemdelingenbewaring” uit, waarin justitiepastors vertellen over hun werk als geestelijk verzorger in die gevangenissen. Ze voelen zich aan de leiband lopen van de overheid, maar gaan wel akkoord met de fundamenten van het migratiebeleid.

“Niemand” zal ontkennen dat beheersing van de migratie nodig is, stellen de Justitia et Pax-onderzoekers onomwonden in het begin van het rapport.Daarmee is de toon gezet. De organisatie aanvaardt het recht van de overheid om mensen zonder verblijfsrecht uit te sluiten, op te pakken en uit te zetten. Men maakt alleen bezwaar tegen de manier waarop dat plaatsvindt. Door het te doen voorkomen alsof iedereen vindt dat migratie beheerst moet worden, gaan de onderzoekers volkomen voorbij aan de mening van miljoenen migranten en vluchtelingen die het slachtoffer van migratiebeheersing zijn. Zij zullen het stoppen of beperken van migratie helemaal niet “nodig” vinden, want dat zou tegen hun eigen belangen ingaan. Daar komt bij dat wereldwijd veel radicaal-linkse organisaties, waaronder ook Doorbraak, juist nadrukkelijk pleiten tegen migratiebeheersing.

Spanningsveld

Geestelijk verzorgers in illegalengevangenissen zijn aan de ene kant ambtenaren van het ministerie van Justitie, maar werken aan de andere kant in opdracht van een religieuze of levensbeschouwelijke instelling. Ze leggen dezelfde ambtseed en geheimhoudingsverklaring af als andere Justitie-ambtenaren, maar dienen in hun contacten met gevangen illegalen een onafhankelijke positie in te nemen. Dat levert een enorm spanningsveld op. “Voor veel justitiepastores gelden deze spanningen als bron van frustratie. Voor een aantal van hen vormen ze daarom redenen om het werk in de vreemdelingenbewaring vroegtijdig te beëindigen.” Ze zeggen in het belang van de gevangenen te willen werken en hen geestelijk te willen steunen. Directies en bewakers van illegalengevangenissen waarderen de inzet van godsdienst echter vooral omdat de gevangenen er vaak rustig en volgzaam van worden en dan minder snel in opstand komen. “Pastores beseffen dat hun werk hierdoor helpt om het systeem van vreemdelingenbewaring in stand te houden. Hun werk vormt een reden te meer voor beleidsmakers om te kunnen stellen: ‘Zo erg is het toch niet in vreemdelingenbewaring, kijk maar: de mensen zijn rustig en er is zelfs uitgebreide geestelijke verzorging voorhanden.’” Schaamlap en smeerolie voor de deportatiemachine dus. Toch blijven veel pastors doorgaan met werk waarvan ze zelf vinden dat het bijdraagt aan “de instandhouding van een systeem dat indruist tegen de eigen principes”. Zo maken ze zichzelf bedoeld of onbedoeld medeverantwoordelijk voor de uitvoering van het beleid tegen illegalen.

“Pastores zien het als hun taak om daar op te treden waar de humaniteit van de gedetineerde in het geding is.” Voor de illegalen is die “humaniteit” natuurlijk 24 uur per dag zoek. “Hoe kan het dat ik gevangen zit zonder iets misdaan te hebben?”, vragen ze  voortdurend aan de pastors. Maar dat leidt er niet toe dat de pastors collectief gaan optreden tegen de stelselmatige vrijheidsberoving van onschuldige mensen. Nee, “het gaat er voor de pastor om steeds goed te luisteren en mee te voelen voor elk mens en zijn afzonderlijke verhaal. Door middel van geloofscommunicatie wordt getracht de individuele levensverhalen binnen een groter verband te plaatsen waarin raad, kracht en troost gevonden kan worden. Hierbij dient ruimte te zijn om schaamte en andere emoties te uiten en daarover te spreken.” Maar die “schaamte” blijkt vooral bij de pastors zelf te zitten. De pastors “zijn opgeleid om strafrechtelijke gedetineerden te begeleiden in hun zoektocht naar verzoening met zichzelf en de wereld om hen heen. Veelal staan in deze gesprekken de schuldvraag, spijt en schaamte voor de misdaad centraal. De onderzoekers hebben gemerkt dat in vreemdelingenbewaring de situatie omgekeerd ervaren wordt: schaamte en schuldgevoel is er ditmaal aan de kant van de justitiepastores zelf. In de ontmoeting met de gedetineerden vertegenwoordigen de pastores de samenleving die deze mensen niet alleen weigert te helpen in hun zoektocht naar een beter leven, maar hen in plaats daarvan zelfs in een gevangenis opsluit.” De pastors lijken dus eerder zelf “geestelijke verzorging” nodig te hebben. Nog beter zou het zijn als ze zouden gaan weigeren om nog langer een verlengstuk te vormen van het staatsapparaat tegen illegalen. Ze zouden moeten breken met de dubbelzinnige vriend of vijand-positie die ze ten opzichte van de illegalen innemen, een positie die ook kenmerkend is voor een flink aantal steungroepen met “vrijwillige terugkeer”-projecten.

Justitia et Pax pleit voor dat soort projecten als “alternatief voor vreemdelingenbewaring”, waarmee men in feite de overheid wil helpen om mensen effectiever uitgezet te krijgen. In het rapport staat het voorbeeld van het “transithuis”, een soort kerkelijk uitzetcentrum voor afgewezen vluchtelingen die met zachte dwang het land uitgewerkt zouden moeten worden. Zo gaan christelijke steungroepen objectief gezien op de stoel van het ministerie van Justitie zitten. Tot verdriet van Justitia et Pax heeft de overheid dit initiatief tot nu toe echter nog geen subsidie verleend. Volgens de organisatie geeft de overheid liever de voorkeur aan uitbreiding van het aantal illegalengevangenissen.

Harry Westerink