Anti-koloniale activist: “Laten we ophouden foute heren te eren!”

Koloniale massamoordenaar Van Heutsz.
Koloniale massamoordenaar Van Heutsz.

Anti-koloniaal verzet is er altijd geweest. Tijdens de koloniale overheersing, vooral door tot slaaf gemaakten en andere gekoloniseerden. Maar ook daarna, tegen de geschiedschrijving erover en de verbeelding ervan. Er bestaat ook in Nederland een strijdtraditie waarbij het verheerlijken van het koloniale gezag wordt aangevallen. Het verzet tegen het Amsterdamse Van Heutsz-monument is daarvan een belangrijk voorbeeld. Een gesprek met de activist Koos Borghouts, nauw betrokken bij dat verzet.

“Toen wij in mei 1997 als buurtbewoners een uitnodiging ontvingen voor een inspraakavond over het opknappen van het Van Heutsz-monument, sloeg de schrik ons om het hart. Geen enkel woord over het misplaatste eerbetoon voor de koloniale moorden die zijn gepleegd door Van Heutsz, bevelhebber van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger, en zijn kornuiten tijdens de Atjeh-oorlog (1873-1913) in het toenmalige Nederlands-Indië”, aldus Borghouts. Hij wilde voorkomen dat het monument in z’n ‘oude glorie’ hersteld zou worden. Dat zette hem en anderen ertoe aan om te gaan strijden voor een herdefiniëring van het monument. “Voor ons was het monument en het water eromheen een bekende plek om in onze eigen buurt te recreëren, ook met onze kinderen erbij. De letters waarmee werd verwezen naar Van Heutsz, waren in die tijd van het monument verdwenen. Zolang ik me kan herinneren, is het beeld altijd flink beschadigd geweest, wat veelzeggend is.”

Het voormalige Van Heutsz-monument op het Olympiaplein in Amsterdam-Zuid bestond oorspronkelijk uit een 18,7 meter hoge gedenkzuil, een vrouwenfiguur met een wetsrol in de hand, geflankeerd door twee leeuwen, en diverse reliëfs. Een vijver en een muur omringden het geheel. Op de sokkel was een plaquette aangebracht met een portret van Van Heutsz. Het monument heet nu Indië-Nederland.
Het voormalige Van Heutsz-monument op het Olympiaplein in Amsterdam-Zuid bestond oorspronkelijk uit een 18,7 meter hoge gedenkzuil, een vrouwenfiguur met een wetsrol in de hand, geflankeerd door twee leeuwen, en diverse reliëfs. Een vijver en een muur omringden het geheel. Op de sokkel was een plaquette aangebracht met een portret van Van Heutsz. Het monument heet nu Indië-Nederland.

Slachtpartijen

Vanaf het moment dat bekend werd dat er een Van Heutsz-monument zou komen, was het omstreden. De in 1924 overleden Joannes Benedictus van Heutsz bracht met keiharde repressie Atjeh onder Nederlands bewind, daarna volgden er nog meer Indonesische eilanden. Als dank daarvoor kreeg hij op kosten van de staat een praalgraf en als enige niet-koninklijke persoon een staatsbegrafenis. Toen in de jaren dertig bekend werd dat er in Amsterdam ook nog een monument voor hem zou worden opgericht, leidde dat tot fel protest van communisten en sociaal-democraten. Want ook in “het moederland” was toen al wijd en zijd bekend welke koloniale slachtpartijen en plunderpraktijken er in Nederlands-Indië plaatsvonden. Het monument werd toch gebouwd en op 15 juni 1935 door koningin Wilhelmina onthuld.

Minister-president Hendrik Colijn, die in Nederlands-Indië de rechterhand van gouverneur-generaal Van Heutsz was geweest, zei bij de onthulling van het monument dat Van Heutsz de vergelijking met Hannibal, Caesar en Alexander de Grote gemakkelijk kon doorstaan. En dat bedoelde hij positief. Ook Colijn had zich schuldig gemaakt aan koloniale terreur. Vanuit Lombok schreef hij aan zijn vrouw: “Ik heb negen vrouwen en drie kinderen, die genade vroegen, op een hoop moeten zetten, en zo dood laten schieten. Het was onaangenaam werk, maar ’t kon niet anders. De soldaten regen ze met genot aan hun bajonetten. Enige hartverscheurende kreten klonken en toen ik mij weer omdraaide, waren allen dood. Ik keerde mij naar achteren om een sigaar aan te steken. ’t Was een verschrikkelijk werk.”

Vrijheidsbeeld

De activisten uit latere tijden, onder wie Borghouts, voelden zich in hun strijd om het monument niet in ‘oude glorie’ te laten herstellen, gesterkt door Frits van Hall, de architect van het monument. Van Hall was zich indertijd terdege bewust van de controverse rond de koloniale misdadiger. Tot enorme teleurstelling van de Van Heutsz-bewonderaars had hij geen protserig traditioneel standbeeld gemaakt met een machtige hoog op een paard gezeten bevelhebber, ver boven de gewone mensen verheven. Zijn monument verbeeldde daarentegen het leven in de Indische archipel, waarbij in het midden een grote en trotse vrouwenfiguur is te zien. Hij plaatste er slechts een klein portret van Van Heutsz bij, in de vorm van een medaillon op de sokkel. Daarover zou hij later hebben opgemerkt: “Als het hier ooit zover komt, dan mag je dat portret verwijderen. Vervang het door de woorden ‘Vrijheid’, ‘Merdeka’ of ‘Indonesië’, en je hebt een vrijheidsbeeld.” In die geest streefden Borghouts en anderen een herziening van het monument na.

Nog dezelfde nacht na de onthulling in 1935 werd het monument met rode verf beklad. In de jaren erna viel het herhaaldelijk ten prooi aan bekladdingen en vernielingen. Er zijn in de loop der tijd diverse verzoeken gedaan om het monument af te breken of een andere functie te geven. Provo hield er in de jaren zestig diverse ludieke acties en schilderde de woorden “Provo” en “Image” op de sokkel. Tot tweemaal toe werd het monument getroffen door een bomaanslag, in 1967 en in 1984. De plaquette met het portret van Van Heutsz werd in 1984 gestolen en later verdwenen ook nog de letters die zijn naam vormden. In 1998 onthulde ex-Provo Roel van Duijn een blanco plaquette op de sokkel.

In Indonesië is overigens meteen korte metten gemaakt met het verheerlijken van het koloniale gezag door middel van beelden. Borghouts: “Al bij het uitroepen van de onafhankelijkheid in 1945 werd het Van Heutsz-monument in Jakarta gesloopt. Als vrije natie wilde Indonesië zich ontdoen van positieve herinneringen aan de koloniale overheersing. Een straat in Jakarta die naar Van Heutsz was vernoemd, werd omgedoopt in die van bekende Indonesische verzetsstrijders.”

Polderen

Het protest van de Amsterdamse buurtbewoners in de jaren negentig stond dus in een lange traditie. Borghouts en anderen dienden een officieel verzoek in “bij het stadsdeel om het monument een andere naam en functie te geven. In de geest van Van Hall zou dat een vrijheidsbeeld mogen zijn, een eerbetoon aan de slachtoffers van het koloniale regime. Of een eerbetoon aan de Indonesië-weigeraars die hun poot stijf hielden en geen deel wilden uitmaken van de zogenaamde politionele acties, bedoeld om het onafhankelijkheidsstreven van de Indonesiërs te breken.” Stadsdeelvoorzitter Weeda toonde zich er huiverig voor om met het verzoek in te stemmen, maar door aanhoudende druk werd Instituut Clingendael de opdracht gegeven om te onderzoeken of er voldoende draagvlak voor een ander soort monument was. In 2000 stelde Clingendael voor om de naam van Van Heutsz niet terug te laten keren op het monument. Een grote overwinning! De adviestekst was “1596 Nederland Indië 1949”. Op 31 januari 2004 werd eindelijk besloten dat de naam van het monument zou worden gewijzigd in “Monument Indië-Nederland”. Het moest voortaan gaan om een gedenkteken dat herinnert aan de relatie tussen Nederland en Indië gedurende de hele koloniale periode.

Hoewel Borghouts niet ontevreden is over de herdefiniëring van het monument, noemt hij het een klassiek voorbeeld van een compromis. “Het jaartal 1949 is gehandhaafd. Dat had natuurlijk 1945 moeten zijn vanwege het uitroepen van de onafhankelijke republiek Indonesië, maar dat ligt in Nederland nog steeds gevoelig. De invloed van oud-Indiëstrijders is nog altijd enorm. Achterop de sokkel staat helaas nog steeds: ‘pacificator Van Heutz’. Hij wordt daarmee nog steeds neergezet als een soort vredestichter. De rest van de tekst is redelijk okee, maar gaat toch te veel uit van het standpunt van de overheerser.”

Dat polderen is overigens geen recent verschijnsel. Het voornemen om een monument voor Van Heutsz op te richten leidde indertijd tot een tegenactie en de roep om een standbeeld voor de anarchistische voorman en anti-militarist Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Door dat monument toe te staan hoopten de autoriteiten het verzet tegen het Van Heutsz-monument te kunnen smoren. Het standbeeld van de in 1919 overleden Domela Nieuwenhuis werd op 29 augustus 1931 onthuld op het Amsterdamse Nassauplein. Tienduizenden waren daarbij aanwezig, onder wie communisten, anarchisten, anti-militaristen en andere links georiënteerde groeperingen, zoals De Dageraad, de Vrije Socialisten, de Algemeene Nederlandsche Geheelonthoudersbond en de Nederlandschen Vegetariërsbond. Voor hen was Domela Nieuwenhuis “us ferlosser” (“onze redder”) geweest.

Slavernijmonument

Ook in andere gemeenten zijn er in de loop der forse bezwaren gerezen tegen “het eren van foute heren” door middel van monumenten, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het protest tegen het standbeeld van de koloniale misdadiger Jan Pieterszoon Coen in Hoorn en de acties tegen het Leidse Indië-monument. Pas de laatste vijftien jaar worden er monumenten opgericht die juist de slachtoffers van het koloniale systeem herdenken, zoals het slavernijmonument in het Amsterdamse Oosterpark, waar elk jaar op 1 juli de afschaffing van de slavernij wordt herdacht. Dat monument is er gekomen dankzij de druk vanuit de zwarte gemeenschap, door nazaten van tot slaaf gemaakten. De laatste jaren is de anti-koloniale strijd versterkt door de opkomst van de beweging tegen de racistische karikatuur Zwarte Piet. Ook de acties tegen de propagandafilm “Michiel de Ruyter” en tegen de Gouden Koets van het koningshuis laten zien dat het verheerlijken van het koloniale verleden vandaag de dag flink wordt bekritiseerd.

“Nederland was fout”, aldus Borghouts. Hij was ook betrokken bij de totstandkoming van het boek “Er waren er die niet gingen” en bij acties tegen de viering van 400 jaar Verenigde Oostindische Compagnie (VOC). “Ik heb geen respect voor killers. Erkenning van de Nederlandse staat voor de verschillende begane wandaden in de voormalige koloniën? Nederland wil er niet aan. Er bestaat nog steeds een legerregiment dat trots de naam Van Heutsz draagt. Er is in Nederland geen enkel officieel monument voor de slachtoffers van het kolonialisme. Wat te doen met al die objecten die het koloniale verleden bevestigen of niet ter discussie stellen? Slopen, herinrichten of van nieuwe teksten voorzien! De activist Jan Bruens zei eens dat we een Vergissingenmuseum moeten inrichten. Daar kunnen we een hoop wandaden kwijt die in naam van de Nederlandse staat zijn gepleegd.“

Ellen de Waard
Harry Westerink