De schokkende praktijk van het Amsterdamse dwangarbeidregime

Logo van het Amsterdamse comité.
Logo van het Amsterdamse comité.

Straf, uitbuiting, wantrouwen, intimidatie en rechteloosheid. Dat ervaren de Amsterdamse bijstandsgerechtigden die in het dwangarbeidcentrum van de gemeentelijke Dienst Werk en Inkomen verplicht onbetaald werken. De onlangs gehouden enquête van het comité Dwangarbeid Nee bevestigt nog eens hoe gemeenten sollen met dwangarbeiders.

Op maandag 27 mei, woensdag 29 mei, dinsdag 4 juni en donderdag 6 juni heeft het comité, waarin ook Doorbraak participeert, bij het met prikkeldraad omgeven dwangarbeidcentrum in Amsterdam Zuidoost aan 37 bijstandsgerechtigden gevraagd wat hun bevindingen zijn met het centrum. Van die 37 mensen verrichten er 35 dwangarbeid. Ze poetsen de werkschoenen van collega’s en werkmeesters, ze strijken hun werkkleding, ze helpen anderen met het invullen van formulieren, ze vervangen printerpapier en ze lakken en schuren houtjes. Het comité heeft een aantal bevindingen uit de enquête op een rijtje gezet:

  • De meerderheid van de ondervraagden, namelijk 29, heeft nog maar korter dan een jaar een bijstandsuitkering.
  • Iets meer dan de helft, namelijk 19, werkt korter dan drie maanden in het dwangarbeidcentrum. Twee van de ondervraagden werken er al 3 jaar.
  • De meeste dwangarbeiders, namelijk 25, werken tenminste 32 uur per week.
  • Vrijwel alle dwangarbeiders, namelijk 32, geven aan dat de trajectvergoeding die ze krijgen, veel lager is dan de kosten die ze dagelijks moeten maken om naar het centrum te reizen.
  • Bijna de helft van de ondervraagden, namelijk 15, geeft aan dat ze in de schulden zijn gekomen door de dwangarbeid.
  • Meer dan de helft, namelijk 21, geeft aan dat de Dienst Werk en Inkomen (DWI) hen loze beloften heeft gedaan.
  • De meeste dwangarbeiders, namelijk 26, geven aan dat ze het erg vinden om gratis te moeten werken.
  • Vrijwel alle ondervraagden, namelijk 34, hebben liever een gewone betaalde baan met minstens het minimumloon dan een uitkering.
  • Vijfentwintig ondervraagden ervaren een sfeer van wantrouwen. Ze worden gedwongen tot een dwangarbeidtraject, omdat de DWI ervan uitgaat dat ze “uitvreters” zijn. Ze voelen zich geïntimeerd door gemeente-ambtenaren.
  • Veertien ondervraagden hebben al eens een strafkorting op hun uitkering gehad.
  • Iets meer dan de helft, namelijk 20, ervaart het dwangarbeidcentrum als een gevangenis. Ze voelen zich gekleineerd.
  • Twintig ondervraagden geven aan dat als ze ziek zijn, de DWI hen onder druk zet om toch naar het centrum te komen en dwangarbeid te verrichten.
  • Negentien ondervraagden geven aan dat de DWI-ambtenaren naar medische gegevens vragen waar ze niet naar mogen vragen.
  • Iets meer dan de helft, namelijk 21, had recente werkervaring voordat ze in het dwangarbeidcentrum moesten gaan werken.
  • Een ruime meerderheid, namelijk 26, geeft aan dat ze door hun aanwezigheid en hun werk in het centrum nauwelijks tijd overhouden om een betaalde baan te vinden.
  • Iets meer dan de helft, namelijk 19, geeft aan dat ze verwachten dat ze door de DWI-trajecten nooit meer aan betaald werk komen.

Uit deze bevindingen trekt het comité de nogal voorzichtig opgestelde conclusie dat de dwangarbeid in het centrum “niet wordt gewaardeerd”. De dwangarbeiders ervaren het werk als een strafexercitie. Een exercitie waar ze niets mee opschieten, omdat ze daardoor niet meer toekomen aan het zoeken naar een betaalde baan. Zo raken ze “ernstig gedemotiveerd en komen ze in een eeuwige cirkel terecht”.

Ervaringsverhalen

Het comité somt verder nog een aantal ervaringsverhalen op die uit de enquête naar voren zijn gekomen:

  • Trajectvergoeding. Veel dwangarbeiders klagen over het verschil tussen het bedrag van de trajectvergoeding en het bedrag dat ze daadwerkelijk kwijt zijn aan reiskosten. Sommigen krijgen zelfs de vergoeding van 20 euro per maand niet eens. De DWI heeft hen daar niet van op de hoogte gesteld. Ze moesten zelf ontdekken dat ze recht op die vergoeding hebben en het zelf ter sprake brengen. Maar die 20 euro is sowieso veel te weinig.
  • Vergoeding kinderopvang. Voor kinderopvang geeft de DWI helemaal geen vergoeding. Dat is uitermate lastig voor alleenstaande ouders, die in het centrum ook dwangarbeid moeten doen.
  • Strafkorting. Dwangarbeiders die ’s morgens te laat op hun werk komen of afwezig zijn, krijgen regelmatig een strafkorting opgelegd. Dat geldt ook voor dwangarbeiders die voor hun mening uitkomen. De hoogte van de korting bedraagt meestal 30 procent. Die korting wordt nogal eens zonder nader schriftelijk bericht uitgevoerd. Soms krijgen dwangarbeiders geen korting als ze te laat komen. Dan moeten ze de tijd inhalen, ook als ze er een geldige reden voor hebben.
  • Schulden. Veel bijstandsgerechtigden raken in de schulden omdat het dwangarbeidtraject hen geld kost. Ze moeten bijvoorbeeld benzine voor hun brommer of ov-abonnementen kopen om naar hun werkplek te komen. Verder moeten werkloze ouders anderen zoeken om hun kinderen naar school te brengen en na school op te vangen, wat dikwijls geld kost. Als daar ook nog een strafkorting bovenop komt, dan zijn de rapen gaar. Overigens zijn mobiele telefoons door de DWI verplicht gesteld, maar wie er geen heeft, krijgt er niet een vergoed.
  • Werkmeesters en ander DWI-personeel. Er zijn in het dwangarbeidcentrum ongeveer 40 werkmeesters, over wie de dwangarbeiders veel klachten hebben. Volgens de regels mogen de dwangarbeiders nu wel naar buiten tijdens de werkpauze, maar van sommige werkmeesters mag het toch weer niet. Bellen tijdens de pauze is niet toegestaan. De consulenten van de dwangarbeiders zijn tegelijk ook hun klantmanagers, waardoor ze het idee hebben dat ze bij niemand terecht kunnen met hun klachten. Ook over hun klantmanagers klagen de dwangarbeiders veel. Als ze het hebben over de hoge reiskosten, dan krijgen ze te horen: “Kom dan maar lopend” of “Ga maar fietsen”. Dat merken de consulenten op in gevallen waarbij dwangarbeiders kilometerslange ritten moeten maken, dwars door Amsterdam. Een dwangarbeidster vertelde dat haar klantmanager in de kantine van het centrum openlijk en op luide toon haar financiële situatie ter sprake bracht. Iedereen kon horen hoe de privé-omstandigheden van de dwangarbeidster waren. Volgens een andere dwangarbeider is de DWI “de boel aan het flessen”, omdat de werklozen in het dwangarbeidcentrum niet naar betaalde banen mogen zoeken. Hij en anderen zijn ervan overtuigd dat de klantmanagers helemaal niet willen dat de dwangarbeiders betaald werk krijgen.
  • Beloften. De DWI maakt beloften vaak niet waar. Zo moeten sommige dwangarbeiders die al dwangarbeid doen in het centrum, op een andere plek, bijvoorbeeld in de bouw, zonder salaris werken in het kader van een zogenaamde proefperiode. Daarbij wekt de DWI de suggestie dat daarna misschien een arbeidscontract mogelijk is. Maar wanneer de periode is verstreken, moeten ze weer terug naar het dwangarbeidcentrum. Ze worden in de bouw dan vervangen door andere werklozen. In de zomer dwingt de DWI bijstandsgerechtigden om schoonmaakpersoneel te vervangen dat op vakantie gaat. Dat gebeurt ook weer zonder salaris en in het kader van een proefperiode. Nadat het schoonmaakpersoneel van vakantie is teruggekeerd, moeten de dwangarbeiders weer naar het centrum. Een dwangarbeider had van de DWI toegezegd gekregen dat hij een heftruck- en VCA-certificaat zou krijgen, als hij in het centrum dwangarbeid zou doen. Maar daar kwam niets van terecht.
  • Racisme. Veel dwangarbeiders voelen zich racistisch behandeld. Het merendeel van hen is van “allochtone” herkomst.
  • Ziek melden. Als dwangarbeiders ziek zijn en dat melden, dan worden ze eerst onder druk gezet om toch naar de werkplek te komen. “Neem een paracetamol en kom hierheen!”, krijgen ze te horen. Als ze toch thuis blijven, dan eist het DWI-personeel inzage in vertrouwelijke medische informatie. “Laat me je recept zien”, zegt men dan op dwingende toon. Maar er hoeft helemaal geen recept te zijn, bijvoorbeeld in het geval dat de huisarts heeft aangeraden om thuis in bed uit te zieken.
  • Formulierenbrigade. Sommige dwangarbeiders nemen deel aan de formulierenbrigade. Ze helpen anderen met het invullen van allerlei formulieren, bijvoorbeeld op het gebied van uitkeringen, belastingen en kwijtscheldingen. Ze hebben veel klachten over de werkbegeleiders, met wie ze weinig kunnen overleggen en waardoor ze klanten van de formulierenbrigade vaak tekort moeten doen.

Dit is een lichte bewerking van een verslag dat eerder is verschenen op de website van het comité Dwangarbeid Nee.

Harry Westerink