Zonder papieren: “Ik voel me verantwoordelijk voor de mensen om me heen”

De Cito-toets

Mensen zonder verblijfsrecht worden maatschappelijk uitgesloten en hebben in hun overlevingsstrijd de steun nodig van familie, vrienden en landgenoten. Het gaat vaak niet alleen om materiële hulp, dus niet alleen om brood, bed en bad. Want ze hebben ook behoefte aan juridisch en ander advies, aan bemoedigende woorden, aan tips om werk te vinden, en aan een groter netwerk van bondgenoten met wie ze samen de strijd voor een beter leven kunnen aangaan.

Een van de vele Marokkaans-Nederlandse vrouwen die zich inzet voor mensen zonder verblijfsrecht is Hafida. Ze heeft een verstandelijk gehandicapte jongere zus, Aziza. Nadat Hafida was getrouwd met een Tunesische man, nam ze de verantwoordelijkheid op zich om haar zus, die nog in Marokko woonde, in huis te nemen. Ze moest wel, want haar ouders konden niet langer meer voor haar zus zorgen. Met de komst van Aziza naar Nederland begon een lange lijdensweg die het gezin van Hafida, haar man en hun vier zonen op zijn kop zette. De IND wees de verblijfsaanvraag van Aziza namelijk af, en ook de vervolgaanvragen liepen op niets uit. Maar Hafida sprong voor haar zus op de bres en vroeg in de media aandacht voor het onrecht dat de overheid haar zus aandeed. “Zij heeft ook recht op een goed leven, en daarom wilde ik graag voor haar belangen vechten.”

Na zeven jaar gaf de IND Aziza tegen heug en meug alsnog een tijdelijke verblijfsvergunning. Hafida en haar man hadden ondertussen veel schulden moeten maken om voor Aziza te kunnen zorgen. Gelukkig kwam ze in aanmerking voor een Wajong-uitkering. Het gezin van zeven mensen had eindelijk wat meer geld om van te leven. Een paar jaar later kon Aziza haar tijdelijke verblijfsrecht omzetten in een verblijfsvergunning voor langere tijd. Daarvoor moest ze echter wel aanvraagkosten betalen van maar liefst 950 euro. Dat geld had Hafida niet, waardoor ze haar verblijfsrecht dreigde kwijt te raken en opnieuw illegaal zou kunnen worden. Dat mocht niet gebeuren. De Leidse steungroep De Fabel van de illegaal vroeg daarom aan een noodfonds of men Aziza financieel kon ondersteunen. Met succes, want ze ontving een bijdrage van het fonds waarmee ze de aanvraagkosten kon betalen en een veiligere verblijfspositie kon verkrijgen.

Ondanks een druk leven vol aandacht en zorgtaken voor anderen ziet Hafida toch nog kans om een Marokkaanse vader en moeder te helpen met hun zoon. Door gebrek aan kennis en door zware tekortkomingen van de overheid heeft hun kind nooit een verblijfsvergunning gekregen. De vader en moeder zijn zo’n 40 jaar geleden als arbeidsmigranten naar Nederland gekomen, maar hun zoon is door de overheid illegaal gemaakt en steeds gebleven. Zijn ouders hebben inmiddels de Nederlandse nationaliteit, maar hij wordt behandeld als een paria. Hij heeft een ontwikkelingsachterstand opgelopen, ging pas praten toen hij zeven jaar was, en leidt een geïsoleerd bestaan. Hij kampt met grote psychische problemen, vertrouwt niemand behalve zijn moeder, en wil liever niet meer leven. Tot overmaat van ramp werd hij een tijd geleden opgepakt door de politie en opgesloten in een illegalengevangenis, met de bedoeling om hem uit te zetten naar Marokko. Gelukkig kreeg de overheid daarvoor geen toestemming van de Marokkaanse autoriteiten. Na zijn vrijlating bleek het maandenlange verblijf in de gevangenis bijzonder traumatisch voor hem te zijn geweest. Hafida staat het gezin al langere tijd als een vertrouwenspersoon bij. Ze vertaalt en denkt mee tijdens gesprekken met advocaten en andere hulpverleners. Dankzij haar hulp kan het gezin gemakkelijker de weg vinden in het bureaucratische doolhof van formulieren, bewijzen, verklaringen en andere documenten waar aanvragers van een verblijfsvergunning in verzeild raken.

Ook thuis blijft Hafida genoeg problemen aan haar hoofd hebben. Haar gezin moet rondkomen van weinig inkomen, terwijl haar zus juist extra geld en voorzieningen nodig heeft. Daar komt nog bij dat ook haar eigen kinderen, die de Nederlandse nationaliteit hebben, te maken krijgen met uitsluiting. Een paar jaar geleden legde haar oudste zoon de Cito-toets af. De leiding van de basisschool bepaalde dat hij naar een lager middelbaar school-niveau moest gaan dan op basis van de uitslag van de toets diende te worden geconcludeerd. Men gaf voor dat standpunt geen enkel steekhoudend argument. Boos schakelde Hafida de gemeente in, waarop een ambtenaar de school een waarschuwing gaf. Ze wist gedaan te krijgen dat haar zoon toch naar het voor hem geschikte hogere onderwijsniveau kon gaan. Maar de schoolleiding bleek er niets van te hebben geleerd. Want men wilde een paar jaar later een andere zoon van haar naar een Mavo/Havo-school sturen, hoewel uit zijn Cito-toetsscore blijkt dat hij geschikt is voor het gymnasium. Hij werd verplicht om nog een toets af te leggen, wat hoogst ongebruikelijk is.  Gelukkig wist hij die toets met een bijna 100 procent-score af te ronden, zodat hij alsnog tot het gymnasium moet worden toegelaten. Hafida weet zeker dat er racisme in het spel is. Een Marokkaanse jongen uit een arbeidersmilieu, met arme ouders die het Nederlands ook nog eens met een zwaar accent spreken, die hoort niet thuis op een eliteschool. Dat is de indruk die de leiding van de basisschool haar heeft gegeven.

In dit artikel zijn schuilnamen gebruikt.

Harry Westerink