Reframing in oorlogstijd (reframing-discussie deel 4)

Het Nederlands leger deed ook mee aan de oorlog in Irak.
Mathijs heeft in zijn artikel over reframing een uiterst waardevol pleidooi gehouden om bij het opbouwen van verzet tegen Wilders en zijn bruinsprekers niet mee te gaan in de argumentatielijnen van de PVV, om niet in zijn frame te stappen, maar er een eigen argumentatielijn tegenover te stellen, binnen een eigen raamwerk, een frame. In een recensie reageerde ik met bijval, maar ook met nuancering. Soms is het wel zinvol om met één been in het frame van de tegenstander te stappen, om het te kunnen ontkrachten. Bovendien pleitte ik er ook voor om de onderliggende belangen naar boven te blijven halen. Aantonen dat Wilders-stemmers met hun keus vaak tegen hun eigen belang ingaan, is onvoldoende, zoals Mathijs stelt. Het gaat erom hoe mensen zelf hun belangen ervaren, verwoorden, en in een frame terugzien. Maar helemaal overbodig en zinloos is het niet.

Alle bijdragen aan dit debat vind je bij het thema “Discussie”.

Mathijs heeft inmiddels op mijn recensie gereageerd, en dat verleidt mij ook weer tot een reactie. Eerst even kort over de tweede kwestie: hoe belangrijk is het inzicht in belangen bij de strijd tegen Wilders? Daarover zijn we het niet diepgaand oneens: ik nuanceerde Mathijs’ betoog, en hij nuanceerde daarop mijn nuancering. Mathijs wijst er overigens terecht op dat voor het rijkere deel van de PVV-stemmers hun stemgedrag juist wel bij hun klassenbelangen aansluit. Maar mij gaat het natuurlijk vooral om het armere deel. Dat rijke mensen rechts zijn, dat is all in the game. Dat armere mensen rechts steunen, dat is voor links een probleem. Erop wijzen dat hun eigen belangen arme mensen tegenover Wilders plaatsen, is wel degelijk onderdeel van ons verhaal. Maar – en daarin heeft Mathijs gelijk – dat is beslist niet ons hele verhaal.

Bin Laden

Aardiger is de discussie die zich ontspint naar aanleiding van het framen van de Irak-oorlog. Ik betoogde: tegenstanders van de oorlog wisten het frame van Bush aanzienlijk te ontkrachten. Bush zei: Saddam moet gestopt worden, want hij ontwikkelt massavernietigingswapens en hij heeft banden met Bin Laden. Tegenstanders zeiden: voor die wapens is geen enkel bewijs en veel wijst juist op het ontbreken ervan, en een bondgenootschap met Bin Laden is evenmin aangetoond en politiek-ideologisch niet plausibel. Ik beweer dat het hardnekkig naar voren brengen dat Bush’ verhaal op dit punt geen steek hield, ertoe bijdroeg dat de grote steun die er in september 2002 nog voor zijn oorlog-in-aanloop was, in februari-maart 2003, vlak voor het uitbreken van die oorlog, sterk was afgenomen, en dat de afwijzing van de oorlog was gegroeid. Mathijs vindt “het succes van de strategie zacht gezegd betwistbaar”. Maar hij begint met te erkennen dat “de weerstand tegen de oorlog zeer groot was”, en dat “de anti-oorlogsbeweging inderdaad in staat bleek om op massale schaal te mobiliseren”. Welnu, dat betoogde ik, en de argumentatiestrategie die ik schetste droeg daaraan bij.

Mathijs komt met een reeks observaties die dit resultaat beogen te relativeren. Hij zegt: de oorlog ging toch gewoon door, de steun van de oorlog was “eveneens zeer groot (zo niet overweldigend)”, aanstichter Bush scoorde in 2004 zelfs een tweede termijn. Maar dat raakt mijn argument helemaal niet: nergens beweer ik dat het doorprikken van Bush’ leugens voldoende was om de oorlog tegen te houden! Ik zeg alleen dat er op deze manier aan een kanteling in de publieke opinie bijgedragen werd, in de periode 2002-2003. Mathijs erkent dat ook: “Dat framing in sommige situaties een effectieve methode kan zijn, neemt natuurlijk niet weg dat we, indien de mogelijkheden toereikend zijn, een stelling niet (ook) argumentatief onderuit zouden kunnen en moeten halen. In zoverre heeft Peter inderdaad een punt.” Welnu, verder ging mijn punt eigenlijk niet.

Mathijs laat zien hoe voorstanders van de oorlog hun eigen verhaal aan reframing onderwierpen. Toen het argument van wapens en Al Qaeda niet meer voldeed – wat overigens mijn punt dat het onderuithalen daarvan relevant was bevestigt – kwamen ze met iets anders: Saddam moest weg terwille van de vrijheid van het Iraakse volk. Mathijs heeft gelijk, zo’n draai was er. Betwistbaar is echter het succes van deze draai. Vanaf voorjaar 2004 konden tegenstanders van de oorlog, als Bush over vrijheid en mensenrechten begon, zeggen: kijk naar de behandeling van gevangenen in Abu Ghraib! Al eerder hadden Amerikaanse soldaten geschoten op demonstranten, en de bezettingsmacht hanteerde wetgeving van Saddam tegen stakers. De poging van Bush om zich als ontwapeningsbrigade te vermommen was onderuitgehaald; zijn poging om zich voor te doen als democratiseringsbeweging werd ook getackeld, en niet zonder succes. Een Iraakse ‘democratie’ zonder demonstratievrijheid, zonder stakingsrecht, en met tienduizend gevangenen was weinig geloofwaardig. Ook hier behaalden tegenstanders een discussiesucces door met dat ene been in het frame van Bush te stappen, en onwaarheden erin bloot te leggen.

Dictaturen

Interessant is overigens de aard van Bush’ frames. Oorlog moest gerechtvaardigd worden als strijd tegen wapens, en strijd voor democratie. Daarmee kaapte hij echter argumenten van links! Afkeer van massavernietigingswapens was een hoofdpunt van links, dat bijvoorbeeld bijdroeg tot een grootschalige vredesbeweging in de jaren tachtig. Afkeer van dictaturen – gecombineerd met het verwijt dat de VS dictaturen steunt – is eveneens een argument dat links graag en terecht hanteert. Wat Bush hier feitelijk deed was: twee linkse frames kapen, en voor eigen gewin gebruiken. Hij stapte kortom in onze frames! Wij deden niets anders dan weigeren deze frames op te geven, aantonen dat het hanteren ervan door Bush alleen door leugens en bedrog overeind gehouden kon worden. Ontwapening en democratie kunnen in verwrongen vorm door imperiale machten worden gemanipuleerd – maar het zijn zaken die bij uitstek door links worden bepleit en geambieerd.

Dat de oorlog doorging, is waar. Dat er “overweldigende steun” voor was, is overdreven. Meerderheidssteun was er in september 2002, maar droogde op. Nadat de VS Saddam had verdreven, groeide er een triomfstemming en nam de steun toe. Ambities om na Irak ook Iran aan te vallen werden niet doorgezet, en volgens mij had de breedte van anti-oorlogssstemmingen daar wel degelijk iets mee te maken. En toen er een bloedige guerrilla op gang kwam, toen de VS verliezen begon te incasseren, toen bleek hoe bruut het bezettingsregime huishield, met het beleg van Fallujah en het schandaal rond foltering in de Abu Ghraib-gevangenis, toen brokkelde die steun weer af. Toen in 2005 Cindy Sheehan, moeder van een omgekomen soldaat, haar vraag aan Bush stelde: “Waarom moest mijn zoon sterven?”, en dat met een vredeskamp, dat veel aandacht kreeg, kracht bijzette, bleef Bush het antwoord schuldig – een soort symbolische erkenning dat hij niet alleen de oorlog niet kon winnen, maar het debat erover niet eens meer aanging. Ja, hij scoorde een tweede ambtstermijn. Met tegenstander Kerry die de oorlog ook steunde, maar slechts aanmerkingen had op de uitvoering, zegt dat weinig. Vanaf uiterlijk 2004 waren er in zowel de VS als Europa meerderheden die de oorlog afwezen en de argumenten ervoor beantwoordden met de lacherigheid die ze ook verdienden.

Maar brede afwijzing van de oorlog leidde niet tot effectief verzet ertegen. Daar lag een probleem. De oorlog was een fact of life – and death – geworden, iets waar weinig tegen te doen leek. De vraag waar dat falen in wortelde, is belangrijk. Daarbij is zicht op succesvolle en minder succesvolle framingsstrategieeën zinnig. Terecht wijst Mathijs op het succes van ons frame: “geen bloed voor olie”, waarmee economische belangen achter de oorlog werd blootgelegd. Terecht zegt hij ook dat “de combinatie van een beperkte eigen agenda en framingsstrategie enerzijds, en een poging de tegenstander inhoudelijk te weerleggen anderzijds, niet afdoende” was. Of dat voornamelijk kwam doordat we ons “te weinig geheel buiten de rechtse frame wagen”, en “te weinig de eigen agenda centraal” stelden? Ik vraag het me af. Er waren aldoor ook radicale pacifisten, anti-militaristen, en anarchisten actief die gewoon hun eigen anti-oorlogsding deden, het hele systeem achter de oorlog afwezen, en zo buiten het rechtse frame opereerden. Ook zij slaagden er echter niet in om een enigszins effectief obstakel tegen de oorlog op te werpen, niet vooraf en ook niet gedurende de oorlog.

PVV

Ik denk dat in de argumentatiestrategie maar een deel van het mislukken van de strijd tegen de oorlog gevonden kan worden. Zelfs met het beste inhoudelijke verhaal is er nog de vraag: hoe leidt dat tot effectieve druk? Hoe verhogen we de prijs voor de oorlog zodanig dat het Witte Huis er een einde aan maakt? Steeds herhaalde, betrekkelijk keurige, demonstraties tegen de oorlog verloren hun weerklank. De honderdduizend demonstranten van 2003 waren in 2004 tot hooguit enkele duizenden teruggebracht. Was de rest opeens pro-oorlog? Welnee, maar mensen zagen in dat het in optocht een rondje lopen door een hoofdstad geen regering tot stopzetten van oorlogsdeelname bracht. Aan het opbouwen van hardere druk werkte vrijwel niemand. Het werd zelfs door vrijwel niemand luid en duidelijk bepleit. Hier zien we de zwakte van een harder links, een links dat een revolutionaire daadkracht weet te koppelen aan een bijbehorende analyse. Iets soortgelijks zien we momenteel in de strijd tegen bezuinigingen, en tegen de PVV. Allerlei analyses, allerlei argumentaties in en buiten allerhande frames zijn voorhanden. Maar hoe zetten we een en ander om in vormen van activiteit die mensen aanspreken, waarvan ze weten, voelen, ervaren dat het zoden aan de dijk zet?

Peter Storm