Participatiewet heeft met volwaardig meedoen niets te maken

Met 'mooie' woorden als "eigen regie" probeert de overheid de afbraak van solidariteit aan ons te verkopen.
Met ‘mooie’ woorden als “eigen regie” probeert de overheid de afbraak van solidariteit aan ons te verkopen.
Met de komst van de Participatiewet in 2014 worden de Wet Werk en Bijstand (WWB), Wajong en Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) samengevoegd. De wet heeft gevolgen voor honderdduizenden mensen die in de bijstand zitten of een geestelijke dan wel lichamelijke handicap hebben. Zij moeten gedwongen aan de slag, maar hebben vrijwel alleen kans op tijdelijk, eentonig en onderbetaald werk.

De Participatiewet komt in de plaats van de nooit in werking getreden Wet Werken Naar Vermogen (WWNV). De overeenkomsten tussen beide wetten zijn groot en de Participatiewet is door sommigen dan ook betiteld als WWNV 2.0. Ook met de komst van de Participatiewet komt er één ongedeeld maar sterk verlaagd reïntegratiebudget, gericht op “iedereen die in staat is om te werken”. De huidige sociale werkplaatsen (sw), waarin 100 duizend mensen werkzaam zijn, zullen verdwijnen. Door middel van een sterfhuisconstructie zal het aantal sw-banen per jaar met ongeveer zes procent afnemen (door overlijden, pensionering, maar voor twintig procent ook door het verlopen van tijdelijke contracten). Daarvoor in de plaats komen maximaal 30 duizend “beschutte werkplekken”. De Wajong blijft alleen gelden voor de huidige gevallen en mensen die volledig arbeidsongeschikt worden bevonden. De rest van de arbeidsgehandicapten moet het volgens de nieuwe plannen zien te redden in het bedrijfsleven, dat echter lang niet altijd op hen zit te wachten. Veel arbeidsgehandicapten dreigen dan ook tussen wal en schip te vallen en net als veel bijstandsgerechtigden deel uit te gaan maken van een arbeidsreserveleger dat op flexibele basis en zonder arbeidsrechten of fatsoenlijk loon overal kan worden ingezet waar de vraag van werkgevers (of gemeenten) op dat moment het grootst is.

Achtergrond

Net als bij de WWNV gaat het bij deze plannen uiteraard om ordinaire bezuinigingen. De plannen worden de burger echter voorgeschoteld als het bieden van kansen aan mensen, als emancipatie van mensen met een handicap en het opheffen van stigmatisering. Een soortgelijk verhaal werd mensen voorgehouden bij de bezuinigingen op het ‘passend onderwijs’. Opeens waren de speciale scholen niet meer de juiste plek voor de zogenaamde zorgleerlingen. Ze zouden beter op een reguliere school terecht kunnen. Het verhaal ging gepaard met een aangekondigde bezuiniging van 300 miljoen euro, die later (na protesten) weer ten dele werd teruggedraaid. De maatregelen in het kader van de Participatiewet betekenen voor de overheid een besparing van 1,8 miljard euro per jaar. Dat geld kan de overheid goed gebruiken nadat ze tientallen miljarden euro’s heeft verspild aan het overeind houden van diverse falende banken.

Maar er zit meer achter de nieuwe plannen. Volgens de neo-liberale denktrant, die steeds dominanter is geworden en ook de linkse politieke partijen heeft geïnfecteerd, dragen mensen zelf verantwoording voor hun bestaan. Iedereen moet zoveel mogelijk voor zichzelf zorgen en de samenleving (lees: de mensen die hun schaapjes op het droge hebben) zo min mogelijk tot last zijn. Achter ‘mooie’ woorden als “eigen regie” en “verantwoordelijkheid” gaat een grenzeloos egoïsme schuil dat steeds openlijker mag worden beleden. Solidariteit wordt steeds vaker als ouderwets en conservatief weggezet. Iedereen moet zijn eigen kansen pakken. Deze denktrant gaat hand in hand met meer bevolkingspolitieke motieven. Een arbeidsreserveleger moet zelfs in de huidige tijden van crisis en werkloosheid klaar worden gestoomd om te worden ingezet voor een in de toekomst voorziene krapte op de arbeidsmarkt. Daarbij wordt steevast ingespeeld op de spookbeelden van “vergrijzing” en “ontgroening” waardoor allerlei voorzieningen niet meer betaalbaar zouden zijn. Daartoe wordt ook het arbeidsethos onder mensen aangezwengeld met kreten als “werken is gezond”. Veel werkzaamheden zijn echter helemaal niet gezond, maar leveren juist gezondheidsschade op. Dat gegeven is echter niet besteed aan de bestuurders die zelf immers werk hebben dat fysiek veel minder belastend is.

Kritiek

De kritiek op de Participatiewet van de kant van vakbonden en cliëntenorganisaties, verenigd in de Sociale Alliantie, is op een aantal punten zeker relevant, maar is in het algemeen weinig fundamenteel van aard. Teveel wordt meegegaan in de als onvermijdelijk gebrachte plannen van de overheid, terwijl hier en daar wat op de rem getrapt wordt. Wel wordt gesteld dat mensen onvoldoende worden ondersteund, omdat er te weinig geld beschikbaar komt voor jobcoaches en aangepaste werkplekken. Ook is er kritiek bij de vakbonden en cliëntenorganisaties op de vrijblijvendheid van de plannen. Daarin is sprake van een quotum van vijf procent werknemers met een arbeidshandicap. Of het quotum er ook echt komt, valt echter nog te bezien. De Participatiewet is voor begin 2014 gepland, maar het quotum wordt naar verwachting niet opgenomen in deze wet. Als het er al komt, gaat het pas vanaf 2015 gelden en wordt het geleidelijk over een periode van zes jaar ingevoerd. Er komt verder geen verplichting voor gemeenten om “beschut werk” te regelen. Het aantal van 30 duizend werkplekken is een maximum, zodat het aantal “beschutte werkplekken” wel eens veel lager zou kunnen uitvallen. Gemeenten krijgen hierin de vrije hand en ontvangen bovendien te weinig geld om veel te kunnen doen. Van veel verzet bij de gemeenten tegen de plannen is echter geen sprake. De Chronisch Zieken en Gehandicapten Raad vreest vanwege al deze zaken dat de Participatiewet een “lege huls” wordt.

Loondispensatie

Een belangrijke bron van kritiek op de Participatiewet is dat er voor alle betrokkenen (bijstandsgerechtigden en arbeidsgehandicapten) sprake is van loondispensatie. Door middel van een loonwaardebepaling door het UWV wordt bepaald welk percentage van het minimumloon iemand met een arbeidshandicap waard is. Via loonaanvulling kan het loon dan worden aangevuld tot het minimumloon. In de praktijk zullen velen langdurig minder gaan verdienen, want het minimumloon is een maximum dat slechts na jaren werken kan worden bereikt: dit kan maar liefst zeven jaar duren, en mogelijk zelfs langer want het is nog onzeker of die termijn van zeven jaar weer opnieuw zal gaan beginnen als iemand bij een andere werkgever gaat werken. Omdat vrijwel niemand van de betrokkenen een vaste baan zal kunnen krijgen, zal in dat geval vrijwel niemand ooit het minimumloon gaan verdienen. Zo worden mensen dus niet eens het minimumloon waard geacht. Hun arbeid is spotgoedkoop, tot groot voordeel van werkgevers en gemeenten. Dit geldt ook voor mensen die langdurig in de bijstand zitten. Ook hen wordt immers maar een beperkt arbeidsvermogen toegedicht. De loonwaardebepaling door het UWV is uitermate stigmatiserend en kleinerend. Mensen wordt het gevoel gegeven dat ze niet meer waard zijn dan een fractie van het minimumloon.

Officieel blijven mensen die bij het van kracht worden van de Participatiewet bij een sw-bedrijf werken, hun rechten behouden. In de praktijk zijn hun rechten echter allerminst gegarandeerd. Een financiële aderlating via loondispensatie dreigt in ieder geval voor sw-ers met een tijdelijk dienstverband. Na beëindiging van hun contract komen ook zij onder de Participatiewet te vallen. Sommige politici vinden echter dat het nog niet snel genoeg gaat met het rechteloos maken van de arbeidsgehandicapten. Het reïntegratiebudget van gemeenten wordt zo sterk teruggeschroefd dat het volgens verschillende bronnen voor tachtig procent opgaat aan kosten binnen de wsw. PvdA-wethouder Hélène Oppatja uit Alphen aan den Rijn schreef daarom het kabinet hierover een brief, waarin ze voorstelt om het cao-loon dat de sw-ers (na vijf jaar werken) verdienen te vervangen door het minimumloon. Zo wentelen lokale politici de problemen waarmee ze geconfronteerd worden op laffe wijze af op mensen die het toch al niet breed hebben, in plaats van de confrontatie met de centrale overheid aan te gaan.

Maar ook sw-ers met een vast contract moeten vrezen het slachtoffer te worden van de Participatiewet en dus van loondispensatie. Door de krimpende budgetten zijn de gemeenten niet erg happig om nieuwe cao’s af te sluiten en dreigen veel sw-bedrijven bovendien failliet te gaan. De regering heeft daar echter geen boodschap aan en noemt dit een zaak van de gemeenten.

Handelswaar

Het gehandicaptenquotum wordt door de FNV als een van de weinige lichtpuntjes binnen de plannen gezien, maar er is ook vrees dat het niet gaat werken. Werkgevers die zich niet aan het quotum houden, hangt een boete van 5 duizend euro per werknemer met arbeidshandicap boven het hoofd. De FNV en cliëntenorganisaties vrezen echter dat dit bedrag door veel werkgevers op de koop toe genomen zal worden. Werkgeversorganisaties VNO-NCW en MKB-Nederland stonden vanaf het begin negatief tegenover een quotum en benadrukten samen met de VVD vooral dat werkgevers “ontzorgd” moeten worden. Het ziet er naar uit dat de werkgevers zich bepaald geen zorgen hoeven te maken, want met het quotum kan het nog alle kanten op: de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) stelt voor om het quotum toe te passen op “iedereen die valt onder de toekomstige Participatiewet”, dus ook op bijstandsgerechtigden. Het quotum is dan helemaal geen gehandicaptenquotum meer. Dit is natuurlijk uitermate aantrekkelijk voor de werkgevers: ze kunnen zo gemakkelijk aan het quotum voldoen en hebben ondertussen tegen zeer geringe kosten (loondispensatie, geen aanpassingen werkplek) de beschikking over personeel met een hoge productiviteit.

Mogelijk wordt het quotum verhandelbaar tussen bedrijven of sectoren. In een brief van PvdA-wethouders uit heel Nederland aan staatssecretaris Jetta Klijnsma wordt deze mogelijkheid aanbevolen en een “rigide systeem van boetes” afgewezen. Bedrijven moeten volgens de brief ook aan het quotum kunnen voldoen via detachering door sw-bedrijven, zodat ze de betrokkenen niet in dienst hoeven te nemen. Zo kunnen de arbeidsgehandicapten net als de bijstandsgerechtigden van hot naar her worden gestuurd zonder dat ze daar veel over te vertellen hebben.

Maar detachering is nu al uitermate populair bij sw-bedrijven en hun klanten. Het sw-bedrijf Combiwerk detacheert maar liefst driekwart van de sw-ers. De leiding van het bedrijf heeft zich geheel aangepast aan de eisen van de politiek en de geslonken budgetten. In het jaarverslag van 2011 valt te lezen: “Het vet ging al eerder van de botten; in 2011 was het snijden in de botten.” Voor de sw-ers geldt dan ook nu al vaak dat ze zo hard moeten werken als ze kunnen, terwijl de efficiency steeds verder wordt opgevoerd. De sw-bedrijven lijken zo al helemaal klaar om tegen zo gering mogelijke kosten, dat wil zeggen met zo laag mogelijke opleidings- en begeleidingskosten, de werknemers het reguliere bedrijfsleven in te pompen.

De insteek van de PvdA-wethouders zal directeur Patrick Schneider van het bedrijf IIC in Delfgauw als muziek in de oren klinken. Hij is namelijk een fervent tegenstander van het gehandicaptenquotum en ziet het in dienst nemen van de 160 mensen van de sociale werkplaats (Combiwerk), die nu bij hem gedetacheerd zijn en verpakkingswerkzaamheden uitvoeren, bepaald niet zitten. Dan moet hij hen namelijk op de loonlijst zetten en per uur gaan betalen, terwijl ze nu per stuk worden betaald. De directeur ziet zijn lucratieve handel gebaseerd op de uitermate goedkope arbeid van de sw-ers al in duigen vallen. Schneider denkt gelukkig ook aan de sw-ers – “zeer gemotiveerde mensen, die nu spontaan al om 7:15 uur in plaats van 8:30 uur (wanneer de kantoormedewerkers verschijnen) op de stoep staan” – voor wie het plezier er dan ook af zou zijn. Kennelijk vinden de sw-ers het volgens de kromme redenaties van Schneider plezierig om uitgebuit te worden.

De uitlatingen van Rutger van Krimpen, (tot voor kort) directeur van UW Reïntegratie in Utrecht, zijn nog schaamtelozer. Hij spreekt over de sw-ers die zijn bedrijf detacheert naar onder andere PostNL, DHL en Jumbo als waren het verhandelbare producten. Volgens de directeur hebben de bedrijven veel profijt van de sw-ers vanwege de “gunstige prijs-kwaliteit-verhouding”.

Social return?

Of het gehandicaptenquotum er komt en in welke vorm moet zoals gezegd nog blijken. In dagblad Trouw daagde Klijnsma de werkgevers uit om vooral met “lumineuze ideeën” te komen. Diverse grote werkgevers, verenigd in Bouwend Nederland, pakken die handschoen blijkens een bericht in de NRC maar al te graag op. Zij introduceerden de Social Return Prestatieladder die middels een puntensysteem aangeeft in hoeverre een bedrijf voldoet aan bepaalde eisen op het gebied van integratie van arbeidsgehandicapten. Aan de hand daarvan kunnen overheden dan beslissen om goed presterende bedrijven de voorkeur te geven bij aanbestedingen. De eisen zijn echter zo algemeen van aard dat voor bedrijven een plekje op de prestatieladder al snel verdiend is. Hooguit formaliseert de prestatieladder een aantal zaken die een werkgever toch al zou moeten doen om een arbeidsgehandicapte enigszins fatsoenlijk te laten werken. Over een normale beloning van arbeidsgehandicapten heeft de prestatieladder uiteraard niets te melden. Het middel zal voor werkgevers waarschijnlijk vooral een aantrekkelijk marketinginstrument blijken te zijn dat het binnenhalen van opdrachten van de overheid vergemakkelijkt.

Toch zijn niet alle bedrijven enthousiast over social return. Sommigen zien het aannemen van mensen met een arbeidshandicap namelijk als een risico dat ze liever niet lopen. Volgens Erik Wagemaker, directeur van ingenieursbureau Wagemaker in Rosmalen, zou de definitie van social return veel breder moeten worden opgevat. In het blad “Forum” van VNO-NCW stelt hij: “We doen al aan social return. We bieden zeventig mensen werk, betalen belasting, steunen goede doelen, leiden stagiaires op, begeleiden afstudeerders, doen aan afvalscheiding.” Mensen voor je bedrijf laten werken, belasting betalen, afval scheiden: het is allemaal social return en de maatschappij moet de ondernemende weldoeners die dit allemaal mogelijk maken vooral niet lastig vallen met mensen met een arbeidshandicap, zo luidt de boodschap.

Veel mensen met een handicap hoeven dus niet te rekenen op een langdurig dienstverband. Werkgevers worden weliswaar volgens de plannen en ook nu al op allerlei manieren “ontzorgd”, via loondispensatie, no-risk polissen en mobiliteitsbonussen (premiekorting), maar die maatregelen zijn van tijdelijke aard. Voor Wajongers betekent het in de praktijk dat ze vrijwel geen kans maken op het vinden van een vaste baan. Als de subsidies stoppen, dan kunnen ze vertrekken. Een behoorlijk loon zit er ook al niet in, want de Wajongers kunnen gemakkelijk vijf jaar of zelfs langer onder het minimumloon betaald krijgen. De Participatiewet gaat aan deze dingen niets veranderen en pakt hen ook nog eens het recht op studiefaciliteiten af. En zo worden ze onder de Participatiewet verplicht om zonder enig vooruitzicht van onderbetaalde baan naar onderbetaalde baan te hobbelen met het gevoel dat ze uiteindelijk nergens welkom zijn.

Mensen in de bijstand en arbeidsgehandicapten wordt steeds dwingender voorgehouden dat ze ook maar eens voor hun geld moeten gaan werken, maar zowel de overheid als bedrijven willen vooral geen geld uitgeven aan de participatie van mensen op de arbeidsmarkt. Deze ongerijmdheid zorgt ervoor dat de betrokkenen van twee kanten gemangeld worden. Enerzijds worden ze opgejaagd richting de arbeidsmarkt, anderzijds worden ze er ook weer net zo makkelijk afgeschopt. Omdat ze vanwege hun positie geen enkele kans maken op fatsoenlijk werk, moeten ze genoegen nemen met wat hen wordt voorgeschoteld zonder arbeidsrechten en normale beloning.

Werkelijke participatie van arbeidsgehandicapten in een kapitalistische economie is een illusie die nooit werkelijkheid kan worden. De logica van het kapitalisme schrijft voor dat iedereen tegen iedereen moet concurreren en dat kan alleen maar tot ontmenselijking van de arbeid leiden, zeker in de lagere regionen van de arbeidsmarkt waar de arbeid zo goedkoop mogelijk gemaakt moet worden en de uitbuitingsgraad het hoogst is. Werkelijke participatie van arbeidsgehandicapten en anderen is alleen mogelijk in een economie die niet gebaseerd is op concurrentie en groei, maar op productie naar behoefte en gelijkwaardige inbreng van iedereen die betrokken is in het arbeidsproces.

Jacob Visser