Turkije: het einde van de fundamentalistische opmars

Erdem Gunduz kijkend naar het AKM.
Erdem Gunduz kijkend naar het AKM.

Taksim staat stil, letterlijk stil. Na de heftige gevechten met de politie, talloze doden en gewonden en een arrestatiegolf na de ontruiming van Gezi-park staan de mensen op het Taksim-plein stil, letterlijk stil. Een goed moment voor ons om ook even stil te staan bij de opmars van de moslimfundamentalisten van de AKP, die het protest aangewakkerd heeft.

De situatie op het plein doet momenteel surrealistisch aan. Het begon als een eenmansactie. Het viel op een gegeven moment op dat een man de hele tijd stil bleef staan. Hij bewoog niet en bleef de hele tijd kijken naar het Atatürk Cultuurcentrum (AKM). Hij zou gezegd hebben: “De gouverneur van Istanboel heeft gezegd dat we moeten stoppen, en dus stop ik”. Hij zei niets, deed niets, en zijn tas lag naast hem op de grond. Hij gaf geen antwoord op de vragen van journalisten. Mensen legden biscuits en water voor hem neer. Hij heeft daar acht uur gestaan. Na verloop van tijd kwamen er steeds meer mensen om hem heen staan, allemaal kijkend richting het AKM-gebouw. De politie controleerde zijn tas, checkte zijn ID. Het aantal stilstaande mensen groeide naar bijna driehonderd, en toen begon de politie onrustig te worden. Nadat de politie de stilstaande mensen om hem heen begon te arresteren, is hij vertrokken. Hij wilde niet dat andere mensen door zijn daad aangehouden zouden worden. Later kwamen er uit Istanboel meer berichten van stilstaande mensen, en ook uit Ankara. Daar stond een vrouw stil op het Kizilay-plein, op de plek waar activist Ethem Sarisuluk is vermoord.

Gisteren stond het verhaal van een journalist van BBC Turk in de krant. Hij zou met de stilstaande man gesproken hebben. Hij heet Erdem Gunduz en vertelde dat hij zelf tijdens de protesten niet de straat was opgegaan. Maar hij is trots op de jongeren die dat wel gedaan hebben. Hij zei dat het eventuele aftreden van Erdogan niet genoeg was en dat het hele systeem moet veranderen. Je kunt het ook anarchisme noemen, zei hij. En we zullen ons blijven verzetten, en dan winnen. Hij vertelde verder over Fernando Pessoa en over de terechtstelling van Sacco en Vanzetti. Volgens hem zijn er veel overeenkomsten tussen de tijd waarin die mensen leefden, en de tegenwoordige tijd.

Goed voorbeeld doet goed volgen.
Goed voorbeeld doet goed volgen.

Nu Turkije stil staat, na de heftige acties tegen de AKP, is het misschien tijd om terug te blikken naar de lange geschiedenis van het ontstaan van die partij. Waar komt hun succes vandaan? Aan wie of wat hebben ze hun bestaan überhaupt te danken? En hoe konden ze zoveel macht opbouwen?

Religieuze propaganda

In de jaren zestig en zeventig was links in Turkije, zoals in veel landen in de wereld, in een strijd gewikkeld met de kapitalistische machthebbers om een radicaal andere samenleving op te kunnen bouwen. De linkse beweging in Turkije werd in die tijd vooral gedomineerd door studenten. Begin jaren zeventig werd de beweging een flinke nederlaag toegebracht. Jonge kaderleden van de Linkse Jongerenbeweging, inclusief de leidende figuren, werden óf opgepakt en naar de martelkamers gebracht óf opgehangen. Aan het einde van de jaren zeventig wist links zich te hergroeperen om de strijd weer aan te gaan, maar de coup van 1980 maakte daar een einde aan. Zelfs legale linkse organisaties werden verboden. Niet alleen activisten, maar ook links denkende schrijvers, journalisten en kunstenaars werden opgepakt, gemarteld of gedood.

De huidige leiders van de AKP waren in die tijd ook student, maar die ondervonden geen problemen met de toenmalige machthebbers. Ze profiteerden juist flink van alle vrijheden die ze aangeboden kregen. Ze kwamen dan ook ongeschonden uit deze roerige periode. De Militaire Raad die de coup had gepleegd, begon meteen met het neo-liberaal herstructureren van de economie. Er kwam een nieuwe grondwet en er werden programma’s opgezet om de hele samenleving te herinrichten naar maatstaven die totaal anders waren dan die links voor ogen had gehad. De Raad wilde religie inzetten als buffer tegen een mogelijke heropleving van links. Daarom werden religieuze normen en waarden van bovenaf opgelegd aan de bevolking:

  • Op scholen werd religieuze leerstof ingevoerd, en koranles werd op alle scholen verplicht gesteld.
  • Het opzetten van korancursussen voor volwassenen en kinderen werd vrij toegestaan. De staatscontrole daarop werd versoepeld. Daardoor konden ook fundamentalistische moslimgroeperingen vrijelijk hun propaganda gaan verspreiden. Dat maakte het mogelijk voor onder meer Fethullah Gülen om een machtspositie op te bouwen.
  • Overal werden moskeeën gebouwd, ook in de alevitische dorpen (alevitische moslims doen zelf niet aan moskeeën).
  • Diyanet, het ministerie van Religieuze Zaken, kreeg op Defensie na van alle ministeries het grootste budget. Diyanet vertegenwoordigde toen, en vandaag de dag nog steeds, alleen de Hanefi-stroming van de soennitische tak van de islam. Op het ID-bewijs van alle Turkse staatsburgers staat in dat kader ook bij de godsdienst vermeld: “islam”, tak: “Hanefi”.

Hierdoor kwam er enorm veel ruimte voor fundamentalisten, oftewel de politieke islam, om zich vrijelijk te organiseren, kaderleden op te leiden en belangrijke posities in het staatsapparaat te veroveren, zowel in het parlement als daarbuiten.

Demonstrant brengt de soundtrack van het verzet ten gehore.
Demonstrant brengt de soundtrack van het verzet ten gehore.

Religieuze kapitalisten

In 1983, na de eerste vrije verkiezingen na de militaire coup, kwamen Turgut Özal en zijn Partij ANAP aan de macht. ANAP was een verzameling van nationalisten van de MHP (Grijze Wolven), Milli Görüs (een voorganger van de AKP), liberalen en sociaal-democraten. Özal had vrij spel, want er was geen oppositie. Andere partijen hadden een puur symbolische taak. Een daarvan was de partij van de militaire junta zelf. Met Özal begonnen het neo-liberalisme en de privatisering. Alle staatseigendommen en -bedrijven werden verkocht aan grote multinationals. De solidariteit van de jaren zestig en zeventig maakte plaats voor individualisme en eigen gewin. Alles was geoorloofd om aan geld te komen. Toen er kritiek kwam op de wijdverbreide corruptie, zei Özal dat zijn ambtenaren precies wisten wat hun taak was. Zo normaliseerde hij corruptie.

Er ontstond een klasse van groene kapitalisten (groen is de kleur van de islam). In korte tijd richtten die enorme holdings en multinationals op die hier in Europa van de “gastarbeiders” miljarden hebben afgetroggeld. Hun geld zou belegd worden, maar ze hebben er geen cent van teruggezien. Oplichting speelde ook rond “Deniz Feneri”, een grote religieuze liefdadigheidsclub met kantoren in Duitsland die zogenaamd armen hielp met tv-programma’s vol zielige mensen. De Duitse justitie heeft de bestuursleden opgepakt die via deze organisatie veel geld hebben verduisterd. Turkije is daarover op de hoogte gebracht, maar de Turkse hoofdbestuurders lopen nog vrij rond. Ze worden in bescherming genomen door de AKP.

Religieuze partijen

In 1987 stonden de militaire machthebbers toe dat politici van voor de coup weer in de politiek actief werden. Direct nam Necmettin Erbakan de leiding van de nieuwe Refah Partij over. Dat was een partij opgericht vanuit Milli Görüs, en in 1994 en 1995 won hij met overweldigende meerderheid de verkiezingen. Zo plukten de fundamentalisten de vruchten van de jarenlange religieuze propaganda. Erbakan zei dat hij een religieus programma ging invoeren, met of zonder bloedvergieten. Maar de militairen hadden nog steeds veel te zeggen in Turkije, en misschien was Erbakan een beetje te euforisch geweest. Want op een ochtend reden er weer tanks door de straten van Ankara. De Turks- nationalistische militairen (kemalisten, naar Kemal Atatürk) lieten hun spierballen zien. Met hen was niet te sollen, was de boodschap. Erbakan werd onder druk gezet, onder meer via de religieuze staatspropaganda-machine Irtica. Na lange processen werd de Refah Partij in 1997 verboden en kregen haar leiders een verbod op alle politieke activiteiten.

In het verlengde van de Refah Partij werd de Fazilet Partij opgericht. Veel van de parlementsleden en kaderleden gingen over naar die partij. Maar in 2001 werd ook deze nieuwe partij weer verboden. Men zou banden hebben onderhouden met Erbakan, en een van de parlementsleden van de partij zou het parlement zijn binnengegaan met een hoofddoek. En dat zou ingaan tegen het strikte kemalistische seculiere karakter van de staat.

Daarop werd de Saadet Partij opgericht, de derde Milli Görüs-partij alweer sinds 1980. Maar een aantal jonge kaderleden, waaronder ‘de vernieuwers’ Abdullah Gül en Recep Erdogan, verbraken hun banden met die partij en richtten een nieuwe op, onder de naam AKP. De leiders zeiden definitief te hebben gebroken met de Milli Görüs-traditie. Later bleek dat die uitspraken vooral voor de bühne waren.

Nog een indruk van de eerdere protesten.
Nog een indruk van de eerdere protesten.

Huidige periode

De AKP is inmiddels tien jaar aan de macht. Nadat het leger de samenleving en de politiek jarenlang overheerst had, was er een brede consensus gegroeid over de noodzaak van de inperking van die macht. Turkije moest democratiseren en er moest een nieuwe wetgeving komen. Koerden, alevieten en andere minderheden moesten hun culturele rechten krijgen. Premier Erdogan probeerde vanaf het begin van zijn regeerperiode de indruk te wekken dat hij zo’n democratisch proces in gang zou zetten. Hij voerde talloze gesprekken met vertegenwoordigers van minderheden en andere groeperingen.

Turkije wordt feitelijk nog steeds geregeerd via een grondwet die is opgesteld door het militaire regime van de jaren tachtig. Erdogan hield weliswaar een referendum voor een nieuwe grondwet, waarbij hij ook veel steun kreeg van kiezers van buiten zijn AKP. Maar in de kern veranderde er weinig. Op sommige punten was er zelfs sprake van een achteruitgang wat de grondrechten betreft. Het werd langzaam duidelijk dat het Erdogan er vooral om ging zijn eigen macht te verstevigen. Ondanks alle toezeggingen zag de bevolking haar democratische rechten de laatste tijd dus meer en meer verdwijnen.

Zo verloren journalisten die kritiek hadden op Erdogans beleid plots hun baan, of ze belandden in de cel. Inmiddels zitten er in Turkije meer journalisten gevangen dan in China. Ook de rechten van alevieten en Koerden worden nog steeds niet erkend. Verder is er momenteel weliswaar overleg gaande over “de Koerdische kwestie” en hebben PKK-strijders zich teruggetrokken richting Irak, maar de regering heeft nog steeds geen concrete stappen gezet of toezeggingen gedaan.

Einde opmars

Erdogan zou zich moeten realiseren dat er een einde is gekomen aan zijn politieke opmars. Met de protesten van de laatste weken – ook al zou hij de eisen van de demonstranten niet inwilligen – heeft hij een belangrijke slag verloren. Maar democratische hervormingen zullen een langdurig proces vormen met hoogte- en dieptepunten. In het veiligheidsapparaat hebben zich overal Erdogans trouwe Fethullah Gülen-vrienden genesteld. Ook de politie op straat zit bij Gülen in de zak. Erdogan heeft daarnaast inmiddels ook de inlichtingendienst en andere staatsinstellingen strak onder controle. Alleen de straat wil niet meewerken. Erdogans toekomst zal ervan afhangen hoe snel en hoe goed de straat zich weet te organiseren richting een nieuwe buitenparlementaire macht. Zijn lot zal ook afhangen van hoe het onderhandelingsproces met de Koerden zich gaat ontwikkelen. Tot nu toe hebben de Koerden zich niet actief gemengd in het protest, en in Koerdistan is het vrij rustig gebleven. Turkije gaat hoe dan ook interessante tijden tegemoet.

Bülent Yilmaz