Kleine boerinnen en boeren op de Westelijke Jordaanoever verzetten zich op hun manier

Palestijnse kas en akker, omgeven door een illegale Israëlische nederzetting. (Foto: oorspronkelijke bewoners van Umm al-Khayr./CC: BY-AS.)

De poging om het traditionele zaad van Palestina te behouden begon meer dan twintig jaar geleden, in 2003, in de tijd van belegering en avondklokken, terwijl de Palestijnse landbouw steeds meer afhankelijk werd van commerciële zaden, kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen. Boerinnen en boeren begonnen toen te merken dat traditionele variëteiten van tarwe, gerst, linzen, uien en noem maar op aan het verdwijnen waren. Daarom begon de Union of Agricultural Work Committees (UAWC) inheemse zaden te verzamelen, te onderzoeken en te beschrijven die de Palestijnen eeuwenlang van voedsel hadden voorzien. Het ging de onderzoekers niet om wetenschappelijke kennis, maar om het overleven van de traditionele Palestijnse landbouw.

In de jaren 2000 overspoelden Israëlische en buitenlandse zaadbedrijven Palestina met nieuwe soorten zaden die vaak genetisch gemanipuleerd waren en afhankelijk waren van kunstmest en bestrijdingsmiddelen uit het buitenland. Bedrijven promootten de nieuwe typen gewassen agressief en beloofden hoge opbrengsten. De zaden van deze planten waren echter steriel, zodat de boeren gedwongen waren elk seizoen nieuwe zaden te kopen. Op deze manier kwam de toekomst van de Palestijnse landbouw in de handen te liggen van buitenlandse concerns. Halverwege de jaren 2000 merkten medewerkers van de UAWC dat de kleine boerinnen en boeren steeds minder gebruik maakten van de traditionele zaden. De genetische en culturele basis van de Palestijnse landbouw, die zij via eeuwenlange lokale selectie zorgvuldig ontwikkeld hadden, dreigde te verdwijnen.

Tegen deze achtergrond begonnen de landbouwdeskundigen samen met een aantal kleine boeren met wie zij goede contacten hadden traditionele zaden van oudere boerinnen te verzamelen, deze jaar na jaar te planten en de eigenschappen van deze gewassen zorgvuldig te onderzoeken en te noteren. Elk zakje zaad met de naam van een dorp erop hielp een puzzelstukje van de Palestijnse landbouwgeschiedenis te bewaren. Want wie het zaad weet te behouden door het jaarlijks te vernieuwen, behoudt het traditionele voedsel, dat niet aangetast is door chemicaliën en afhankelijk is van laboratorium experimenten.

Na zeven jaar veldwerk konden we in 2010 een officiële Palestijnse Zaadbank in Hebron oprichten voor het behoud en de vermeerdering van lokale variëteiten die aangepast zijn aan het klimaat en de bodem van Palestina. Omdat oude soorten zaad die weinig water nodig hebben weer beschikbaar kwamen, konden heel wat kleine boeren terugkeren naar velden die zij hadden verlaten vanwege de hoge irrigatiekosten. Zo kunnen zij veertig procent van hun kosten besparen. Hoewel de opbrengst minder is, kunnen zij er nu toch voldoende aan verdienen. Vandaag, meer dan twintig jaar na dat bescheiden begin, kunnen we vol trots zeggen dat de zaadbank aantoont hoe een bevolking die onder bezetting leeft een belangrijk aspect van haar onafhankelijkheid weet te verdedigen, zaadje voor zaadje.

Na elke oogst bewaren de boerinnen het beste gedeelte van hun opbrengst om het volgend jaar opnieuw te planten. Maar een aantal van hen brengt ook wat van hun oogst naar de zaadbank voor documentatie en om ze door te kunnen geven aan andere kleine boeren. Deze uitwisseling vormt de basis van de gemeenschappelijke zaadbank, waarbij boerinnen geen passieve ontvangers zijn, maar actieve beheerders van de biodiversiteit. In de loop der jaren is dit systeem uitgegroeid tot een heel netwerk op de Westelijke Jordaanoever, dat vrouwen- en jongerenorganisaties met elkaar verbindt die lokale gewassen verbouwen en op de markt verkopen voor de traditionele gerechten.

De zaadbank is ook een studiecentrum geworden, waar kleine boerinnen, studenten en aankomende landbouwdeskundigen kennis maken met traditionele manieren om zaad te bewaren, en de juiste zaden uit te kiezen nu het klimaat verandert. Tussen de rijen potten met hun etiketten en op de proefvelden leert een nieuwe generatie dat ontwikkeling niet begint met subsidieaanvragen, maar met lokale kennis van zaden, de kwaliteit van de aarde, het weer en de watervoorziening. De zaadbank is een ontmoetingsplaats geworden van vrouwen die zaden bewaren in hun keukens en deskundigen die ze bestuderen onder hun microscopen – een ontmoeting tussen herinnering en wetenschap, tussen erfgoed en vernieuwing, tussen heimwee naar vroegere tijden en het gevoel van een recht op de toekomst, tussen afhankelijkheid van buitenlandse donoren en zelfredzaamheid. Elk zakje lokaal bewaard zaad staat voor zelfvoorziening, voor geld dat niet naar buitenlandse bedrijven vloeit, voor werk op het platteland dat niet verloren gaat, voor iemand die niet baanloos wordt of zich gedwongen voelt te emigreren.

“Bond van Landbouw Werkgroepen” (Foto: Mohammad Hijjawi/CC: BY-SA)

Israëlische aanval en een nieuw begin

Op de ochtend van 31 juli 2025 omsingelden Israëlische soldaten de Palestijnse zaadbank in Hebron. Zij bedreigden de medewerkers en dwongen hen weg te gaan. Zij vernielden de apparatuur, de archieven en het irrigatiesysteem. Internationale milieu- en mensenrechtenorganisaties veroordeelden de aanval als een aanslag op de landbouw van kleine boeren, op het recht van de Palestijnse bevolking op voedsel en biodiversiteit. Binnen enkele dagen begon de medewerkers van de zaadbank, ondersteund door tientallen kleine boerinnen met wie zij altijd samenwerken, het noodplan uit te voeren dat zij al jaren geleden in alle stilte voorbereid hadden. Namelijk: decentralisatie.

Sinds haar oprichting had de zaadbank juist voor een dergelijke Israëlische aanval kleine gemeenschappelijke velden met bijbehorende opslagplaatsen aangelegd op verschillende plekken op de Westelijke Jordaanoever. Toen Israël de centrale zaadbank in Hebron verwoestte, werden deze verspreide akkers reddingsboeien. De medewerkers verzamelden snel een gedeelte van de zaden die vrouwencoöperaties in kleine koelcellen bewaarden en plantten ze opnieuw. Ruim een maand na de Israëlische overval ontkiemden de zaden alweer op nieuwe, voor de bezetters onbekende velden.

De zaadbank werkt nu met een nieuw, gedecentraliseerd model van kleine, onafhankelijke vermeerderingsgroepen, die met elkaar verbonden zijn via een gezamenlijk digitaal archief en regelmatige uitwisselingen van zaad. Deze aanpak vermindert niet alleen het risico, maar stelt ook gemeenschappen in staat om de echte hoeders van hun lokale biodiversiteit te worden. Het is het verhaal van een bevolking die het recht opeist om zelf te beslissen wat men verbouwt en eet, en hoe men leeft.

Fuad Abu Saif

Dit is een ingekorte versie van “The Seed That Outlived the Bulldozer”, dat eind november verscheen in “This week in Palestine”. Vertaling en bewerking: Jan Paul Smit.