“Ik deed dwangarbeid voor Topbloemen.nl en als dank werd mijn bijstandsuitkering stopgezet”

De door de dwangarbeiders zo gehate papieren mandjes.
De door de dwangarbeiders zo gehate papieren mandjes.

Rabia heeft vier kinderen, van wie er drie bij haar wonen. Ze is alleenstaand, woont in Leiden en zit in de bijstand. “Ik ben in de loop der tijd best vaak respectloos behandeld door ambtenaren van Sociale Zaken”, vertelt ze. Ze wil ook graag een boekje open doen over de dwangarbeid die ze moest verrichten en over de strafkorting op haar uitkering die haar volkomen ten onrechte werd opgelegd. Een gesprek met een Marokkaans-Nederlandse vrouw over het onrecht en de vernederingen waar ze als baanloze mee werd geconfronteerd.

“Jij moet morgen gaan werken”, kreeg Rabia eind 2016 te horen van haar consulent bij DZB, het gemeentelijke reïntegratiebedrijf. Op die dwingende toon verplichtte de consulent haar om zes weken dwangarbeid te gaan doen bij de Startwerklocatie, het dwangarbeidcentrum van DZB. “Van de ene op de andere dag werd ik ineens verplicht om voor niks te gaan werken”, merkt ze verontwaardigd op. Ze moest wekenlang gratis kartonnen mandjes in elkaar zetten voor Topbloemen.nl. Dat bedrijf is marktleider in de sector bloemen bezorgen. Rabia en andere baanlozen moesten voor het bedrijf zo’n 4.000 mandjes per dag vouwen, er twee draadjes doorheen trekken en er een foldertje in doen. Topbloemen.nl is de vaste bloemensponsor van het televisieprogramma “All you need is love” en het radioprogramma “De leukste moeder van Nederland”, maar weigert om zijn dwangarbeiders minstens het minimumloon te betalen en arbeidsrechten te geven.

Taxichauffeur

Na zes weken verplicht onbetaald werk deed Rabia dat werk nog eens zes weken “vrijwillig”, aldus het versluierende taalgebruik van DZB. “’Vrijwillig’, zo werd dat genoemd, maar dat was het helemaal niet. Als ik had kunnen kiezen, dan had ik het niet gedaan. Maar ik voelde me gedwongen. Ik had geen keuze. En ik wist ook: als ik dit niet doe, dan verplicht mijn consulent me wel weer om iets anders te gaan doen.” Ze vroeg of ze voor dat werk betaald zou kunnen worden, of ze een arbeidscontract zou kunnen krijgen. “Ze zeiden: ‘Nee, dat kan niet, want dan heb je een indicatie nodig’.” Het kwam erop neer dat ze wel kon worden gedwongen tot onbetaalde arbeid, maar als ze voor dezelfde arbeid een contract en loon wilde krijgen, dan moest ze ineens officieel zijn erkend als iemand met een arbeidsbeperking. Daar bovenop werd ze ook nog eens naar allerlei assertiviteitstrainingen en sollicitatiecursussen gestuurd. De reïntegratie-industrie had haar stevig in zijn greep en ze begon er schoon genoeg van te krijgen. “Op een dag, toen ik kartonnen dozen aan het vouwen was, kwam mijn consulent naast me staan. Hij vertelde me dat hij binnenkort ontslagen zou worden. Ik zei: ‘Nou, dan kun je hier ook komen werken. Kom maar naast me zitten en ga ook maar aan de slag, als baanloze.’”

Om haar arbeidsgeschiktheid na te gaan, werd Rabia gekeurd door een GGD-arts. Ze heeft artrose en kan moeilijk bukken en lopen. Vanwege haar gezondheidsproblemen zou het niet gemakkelijk worden om een geschikte baan te vinden. Zoals wel vaker gebeurt bij reïntegratietrajecten met rommelige begeleiding, kwam ze uiteindelijk zelf maar met een plan voor werk, een idee dat best haalbaar bleek te zijn en ook goed was toegesneden op haar situatie. “Om dat idee te laten rijpen heb ik helemaal niets gehad aan mijn consulent.”

Ze wilde taxichauffeur worden en ging daarvoor een taxi-opleiding doen. Toen ze al een eind was gevorderd met die opleiding en goede vooruitzichten had op betaald werk, kreeg ze een brief van haar nieuwe klantmanager. Ze werd door hem opgeroepen in het kader van een “rechtmatigheidsonderzoek”, een routinecontrole waarbij de baanloze een inlichtingenformulier moet invullen en bankafschriften moet meenemen. Toevallig viel de afspraak op dezelfde dag en hetzelfde tijdstip als het theoretische examen voor haar taxi-opleiding. Daarom belde ze haar klantmanager op om aan hem door te geven dat ze de afspraak met hem wilde verzetten. Telefonisch werd de afspraak een week verschoven.

De baas spelen

“Ik had deze klantmanager nog nooit gezien. Toen we elkaar de week daarop ontmoetten, gaf hij me geen hand en deed hij vanaf het begin flink bot. ‘Jij hebt het inlichtingenformulier niet ingevuld en niet meegenomen’, beet hij me toe. ‘U heeft mij helemaal geen inlichtingenformulier toegestuurd’, zei ik. ‘Dat heb ik wel gedaan’, zei hij. ‘Ik heb geen formulier ontvangen. Je moet je werk wel goed doen’, liet ik hem weten.” Rabia moest vanwege het onderzoek ook nog haar id-bewijs laten zien, nogal overbodig, want ze zit al jaren in de bijstand en is dus bekend bij Sociale Zaken. Ze vertelde haar klantmanager dat ze helaas haar paspoort was kwijtgeraakt. Ze liet hem wel haar rijbewijs zien, maar daar nam meneer geen genoegen mee. Hij moest en zou haar paspoort te zien krijgen. Hij wilde kennelijk graag de baas spelen, dat was de indruk die ze van hem kreeg. Hij gaf haar alsnog een inlichtingenformulier mee om in te vullen.

Ze spraken af dat zij hem twee dagen later zou bellen, tussen 9:00 en 11:00 uur. Dat deed ze. Verheugd meldde ze hem dat ze haar paspoort had gevonden. Maar hij toonde zich bepaald niet blij. “Jij hebt het inlichtingenformulier niet ingevuld en niet ingeleverd”, zei hij. “Maar we hebben toch ook niet afgesproken dat ik dat vanmorgen zou doen?” “Jij hebt het niet ingeleverd en daarom ga ik je uitkering stopzetten.” “Maar ik heb toch geen fraude gepleegd of zo? Ik heb toch niets verkeerd gedaan?” Hij bleef naar en arrogant doen. “U moet me niet behandelen als een dweil of een hond”, zei ze. “Ik wil met respect worden behandeld.” Maar dat hielp niet.

Elastiekje

Na een paar dagen ontving ze een nieuwe brief van de klantmanager met de oproep om de volgende dag langs te komen bij Sociale Zaken, met de formulieren en ook met haar Nederlandse én Marokkaanse paspoort. “Ik ging erheen en tot mijn stomme verbazing ontmoette ik niet de klantmanager, maar een vrouwelijke collega van hem. Hij nam blijkbaar niet de moeite om mij te woord te staan, terwijl het wel zo netjes van hem zou zijn geweest als hij het conflict met mij op een volwassen manier zou hebben uitgepraat. Ik was boos en zei tegen zijn collega: ‘Jullie hebben alleen maar werk omdat ik werkloos ben. Ik hoop van harte dat jouw collega ook eens een keer in de uitkering komt te zitten. Dan zal hij voelen wat het is.’” Rabia weet nu nog steeds niet of haar klantmanager de daad bij het woord gaat voegen en haar uitkering gaat stopzetten. “Hij laat me zo aan een elastiekje bungelen. Ik heb genoeg verantwoordelijkheden, richting mijn kinderen en anderen, en ik moet de zekerheid hebben dat ik maandelijks een inkomen heb. Maar hij laat me daarover volkomen in het onzekere.”

De behandeling door de klantmanager is Rabia niet in de koude kleren gaan zitten. Ze is overspannen geraakt. “Het was de druppel die de emmer deed overlopen. Al jarenlang doe ik mijn best en probeer ik tegenover die ambtenaren rustig en vriendelijk te blijven. Maar het respect moet wel van twee kanten komen, en dat is bij deze klantmanager niet het geval. Hij gaat met me om alsof ik een klein kind ben. Alsof ik een fraudeur ben. Dat moet ophouden.” Rabia begrijpt niet waarom een dergelijke klantmanager er zo’n drama van moet maken. “Ik zie het vooral als een soort bureaucratisch treiteren. Stom gedoe dat nergens over gaat. Ik heb wel belangrijkere dingen aan mijn hoofd. Ik doe vrijwilligerswerk, ik heb thuiswonende en schoolgaande kinderen, ik heb mantelzorgtaken, noem maar op. Dat gepest van zo’n ambtenaar kan ik missen als kiespijn.”

Erfenis

Het conflict met deze klantmanager maakt deel uit van een hele reeks vervelende ervaringen die Rabia in de loop der tijd heeft gehad met Sociale Zaken-ambtenaren. “In 2011 overleed mijn vader. Twee weken na de begrafenis ontving ik een brief van de sociale recherche van Sociale Zaken. Ik was uiteraard nog volop aan het rouwen over de dood van mijn vader, maar de sociale recherche moest mij zo nodig lastig vallen met de verdenking dat ik een erfenis zou hebben gekregen die ik had moeten melden. Nu mijn vader was overleden, meende de sociale recherche dat mijn zus en ik het huis van mijn ouders in Marokko zouden hebben gekregen. En dan zouden we geen recht meer op een bijstandsuitkering hebben. Maar mijn moeder woonde nog steeds in dat huis, dat we dus helemaal niet hadden geërfd.” Zo probeerden de ambtenaren Rabia en haar zus uit de uitkering te jagen.

Vorig jaar kreeg Rabia zelfs een strafkorting opgelegd: drie maanden geen uitkering. “Een Marokkaanse bank had een fout gemaakt met mijn bankrekening, waardoor het leek alsof ze zevenduizend euro op haar rekening had staan. “Ik moest aan Sociale Zaken met bankafschriften bewijzen dat ik bij die bank zevenduizend euro had. Maar dat kon ik niet, want ik had dat geld helemaal niet. Sociale Zaken geloofde me niet, omdat de Belastingdienst had gemeld dat ik dat geld wel had. Ik moest dus iets bewijzen dat ik niet kon bewijzen. Gek werd ik ervan. Ik nam contact op met de directeur van de Marokkaanse bank in Nederland. Hij vertelde me dat het inderdaad ging om een fout van de bank. Maar dat wilde hij niet op papier zetten. Want het hoofdkantoor in Marokko had de fout gemaakt, en blijkbaar mocht hij daar zelf schriftelijk niets over verklaren.” Rabia schakelde een advocaat in om bezwaar te maken tegen de strafkorting. “Maar die deed niks en ik verloor de zaak. Ik zat dus drie maanden zonder uitkering zonder dat ik iets verkeerds had gedaan.”

Rabia is een schuilnaam.

Harry Westerink