“Scheepjongens van Bontekoe”-romantiek waart rond in Hoorn

Scheepjongens van Bontekoe in Hoorn

In 2011, het jaar waarin de strijd rond het standbeeld van de massamoordenaar Jan Pieterszoon Coen in volle hevigheid losbarstte, plaatste de gemeente Hoorn zonder blikken of blozen een nieuw beeld ter verheerlijking van het Nederlandse kolonialisme: een buste van Willem IJsbrantszoon Bontekoe. Deze in 1587 in Hoorn geboren schipper, koopman en loopjongen van Coen staat al eeuwenlang te boek als een van de populairste “Indië-vaarders”. Om hem heen hangt de stoere jongensboekenromantiek van “De scheepjongens van Bontekoe”, een in 2007 verfilmd verhaal van Johan Fabricius op basis van het oorspronkelijke scheepsjournaal van Bontekoe zelf.

“Hoorn kan putten uit een rijke zeevaarthistorie, met als hoogtepunt de zestiende en zeventiende eeuw”, aldus de gemeente Hoorn, die eerder de genocide op de Banda-eilanden onder leiding van Coen ontkende. Het ophemelen van het koloniale verleden van de stad blijkt tot onbekommerd chauvinisme te leiden. “Hoornse schippers en kooplieden staan in die tijd bekend om hun vindingrijkheid, hun doorzettingsvermogen, hun ondernemingslust en hun slimme koopmanschap. Onder het motto ‘de kost gaat voor de baat uit’ zijn ze bereid risico’s te nemen. Hun avonturen spreken nog altijd tot de verbeelding.” In de haven van Hoorn, op de kademuur van de Hoofdtoren, werd Bontekoe al sinds 1968 herdacht met een beeldengroep van drie levensgrote bronzen “scheepsjongens”. De gemeente heeft vorig jaar de lofzang op de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) nog eens extra versterkt door in de buurt van “de scheepjongens” een borstbeeld van Bontekoe neer te zetten. Dat lid van de VOC-roversbende heeft daarmee volgens de gemeente “een prominente plaats” gekregen. Bontekoe vormt een van de trekpleisters waarmee de gemeente het toerisme wil bevorderen en een goed in de markt liggend imago van Hoorn kan uitdragen.

De gemeente vertelt het verhaal over Bontekoe langs de lijnen van het nog steeds heersende koloniale vertoog. “Aan land maakt Bontekoe opnieuw angstige ogenblikken mee. Op een gegeven moment wordt hij belaagd door inboorlingen die weinig goeds met hem voorhebben. Het ziet ernaar uit dat Bontekoe en de zijnen in de pan worden gehakt. De schipper meent dit althans op te merken uit het agressieve gedrag van de plaatselijke bevolking. Hij wordt doodsbang, prevelt een gebed en krijgt een ingeving: ‘Als ik heel hard ga zingen, merken de inboorlingen niet dat ik het bijna in mijn broek doe van angst en laten ze ons misschien met rust’.” Zo zet de gemeente het racistische perspectief neer van de slimme en beschaving brengende Europeaan die op vreemde bodem lastig wordt gevallen door simpele en agressieve wilden.

In werkelijkheid waren het juist Bontekoe en de rest van de VOC die “de plaatselijke bevolking” lastig vielen. Aan boord van zijn schip Nieuw Hoorn bevonden zich 350 vaten buskruit, die ertoe dienden om de eerste koloniale oorlog van Nederland in Azië tot een succes te maken. Onderweg, in de Indische Oceaan, ontplofte het schip echter. Bontekoe wist maar ternauwernood aan de dood te ontkomen. Dat spectaculaire schipbreuk- en reddingsverhaal kwam centraal te staan in de nationalistische geschiedschrijving. De rol van Bontekoe als trouw hulpje van de dictatoriale Coen werd verdonkeremaand. De gouverneur-generaal van de VOC stuurde hem naar de Zuid-Chinese Zee om met militair geweld de Chinezen te dwingen tot handel en Chinese arbeiders te ronselen of zelfs te ontvoeren om op de plantages en aan de forten te werken. De scheepsreis met 800 soldaten liep uit op een plundertocht, waarbij de Nederlanders dorpen in brand staken, goederen roofden en zo’n duizend Chinezen gevangen namen. Uit de toonzetting van Bontekoes scheepsjournaal blijkt dat hij het doodnormaal vond om met het mes op de keel monopolieposities voor de VOC af te dwingen. In dat kader werkte hij er volop aan mee om Spaanse en Portugese kolonisatoren het leven zuur te maken. Die concurrenten op de zich ontwikkelende kapitalistische wereldmarkt moesten volgens de VOC-machthebbers met alle ter beschikking staande middelen worden bestreden.

Harry Westerink