De uitkering als vagevuur: de irrationele logica van activering en sancties

Deel van een afbeelding van het vagevuur door Sandro Botticelli.
Deel van een afbeelding van het vagevuur door Sandro Botticelli.

Ontwerpen beleidsmakers uitkeringssystemen om hen die er recht op hebben te straffen? Baanlozen worden in toenemende mate blootgesteld aan vernederende maatregelen door de uitbetalingen afhankelijk te maken van het voldoen aan de aanwijzingen van medewerkers van uitkeringsinstanties, op straffe van boetes die kunnen leiden tot honger, armoede of erger. Het is een serieus bedoelde vraag: zijn onze beleidsmakers opzettelijk wreed? Of zijn zij slechts de pionnen van het neo-liberalisme, vastberaden om een gestage stroom van sollicitanten op gang te houden voor precaire arbeid?

Overal in de OESO zagen we in de afgelopen decennia hoe het actieve arbeidsmarktbeleid om zich heen greep en een bouwwerk van maatregelen op het gebied van toezicht, sancties en dwangarbeid tot stand bracht over het oudere naoorlogse sociale vangnet heen. Pleitbezorgers van dit type beleid stellen dat het economisch efficiënt is met zijn omscholing en druk op nietsnutten om werk te zoeken. Er zijn wat bewijzen dat de “menselijk kapitaal”-benadering goed is voor de economie vanwege het verbeteren van de competenties van arbeiders, maar druk en dreigementen lijken geen positief effect te hebben op uitkeringsgerechtigden. Critici stellen dat dit soort maatregelen wreed zijn en dat het effect van sancties niet alleen financieel van aard is, maar als constante psychologische bedreiging fungeert en daarmee negatieve gevolgen heeft voor gezondheid en welbevinden van werkzoekenden. De kans bestaat zelfs dat de staat op de lange termijn haar eigen belang schaadt door nu geld te besparen, maar toekomstige problemen te creëren.

Vertaling door Petra de Jong van “Welfare as Purgatory: The irrational rationality of activation and sanctions” op Discover Society

Hoewel er vele factoren meespelen – neo-liberale economische theorieën, technocratie, psychologische controle en meer – is onze stelling dat beleidsmakers gemotiveerd worden door diepere elementen in onze cultuur. We doelen dan op het idee van het vagevuur, het idee dat straf loutert.

Beleidsmakers, medewerkers van uitkeringsinstanties en zelfs werkzoekenden bezien hun situatie niet neutraal of objectief, maar via diepgewortelde culturele denkkaders. Zeker wanneer mensen zich geconfronteerd zien met zaken als complexe, grootschalige economische processen, of de verbijsterende ervaring van het baanloos zijn, interpreteren mensen hun wereld met behulp van diepere culturele ideeën – en dit beïnvloedt hun gedrag. Hervormingen in het uitkeringsstelsel zijn niet gebaseerd op bewijzen, maar op het idee van het vagevuur. Dit idee, hoe verborgen ook, vormt al tijden een inspiratie voor hen die toezicht houden op de baanlozen, van werkhuis tot arbeidsbureau.

Dit historische argument werd ook verwoord door Max Weber, die suggereerde dat het protestantse idee van de wereld als beproeving voor de ziel maakte dat geluk werd gezien als een teken van goddelijke voorzienigheid. Binnen dit wereldbeeld wordt een individu aangemoedigd om hard te werken in beroep of onderneming, met als doel niet enkel een hogere sociale status of de vervulling van hebzuchtige verlangens, maar vooral ten behoeve van het eigen zielenheil. Binnen deze logica kunnen de armen nog enigszins verlost worden door hard werken, maar zijn nietsnutten moreel verwerpelijk.

Het is een bekend gegeven dat Luther het geven van aalmoezen ten behoeve van hen die zich in het vagevuur bevinden, bekritiseerde. En toch zijn het desondanks juist de protestantse en calvinistische landen waar de middeleeuwse vorm van bijstand – liefdadigheid die rechtstreeks ten goede kwam aan de armen – door middel van staatsarbeidsprogramma’s en werkhuizen omgevormd werd tot een soort vagevuur.

Het vagevuur is een overgangsfase na het leven waarin een individuele ziel moet lijden voor begane zonden. De tijd gedraagt zich er anders, het gaat langzamer, zoals de vervelende dagen van het baanloos zijn. Er zijn straffen, niet zo erg als in de hel, maar kritiek punt is dat ze zijn ontworpen om de ziel te reinigen, zodat die de verlossing waard wordt. De straffen zijn op maat gemaakt voor de aard van de zondaar, die als individu hervormd moet worden, min of meer parallel aan de manier waarop baanlozen beoordeeld en ingedeeld worden voor specifieke behandelingen – werk zoeken, stages, omscholing, enzovoorts.

Naast het idee dat straffen noodzakelijk is voor zondaars, is de centrale gedachte achter het vagevuur dat lijden een positief effect heeft; het reinigt individuen van hun zondige verlangens en gebrek aan weerstand tegen verleidingen, het bouwt hen op en transformeert hen tot waardige zielen. Het beproeven van individuen, hen onderwerpen aan een versie van de bijbelse “beproevingen van Job” wordt nu het voorrecht van de bedenkers van uitkeringsprocedures.

Maar zijn uitkeringsprocedures gemodelleerd naar het vagevuur? In economisch jargon is baanloosheid een “arbeidsmarktovergang” en werk zoeken vormt een tussenfase tussen de hemel van een baan en de hel van totale armoede. Het is overduidelijk dat moderne opvattingen en de institutionele logica van uitkeringsbeleid het individu beschouwen als schuldig aan de eigen baanloosheid – velen worden onderworpen aan psychologische tests en dwang, alsof ze een karakterfout hebben. In de praktijk wordt baanloosheid gezien als een individueel probleem en niet als een structureel probleem. Een uitkering wordt niet gezien als een recht, maar als een schuld in ruil waarvoor de uitkeringsgerechtigde moet toestaan dat zijn leven nader wordt onderzocht door anderen en in ruil waarvoor hij nederig moet worden en elke aanbieding voor wat voor baan dan ook moet accepteren. Werkzoekenden moeten hun schuld aflossen door voortdurende inspanningen om een baan te zoeken. Ze zijn niet langer economische rechtspersonen met keuzevrijheid, ze worden subjecten die zonder repercussies gecommandeerd, onder druk gezet en gestraft mogen worden.

De druk richting activering is in het Verenigd Koninkrijk tientallen jaren oud, en het negatieve effect op uitkeringsgerechtigden heeft geleid tot letterlijk duizenden doden wegens slechte gezondheid en zelfmoord, hetgeen leidde tot een VN-onderzoek in 2016. Er is echter veel maatschappelijke steun voor het steeds maar strenger maken van uitkeringsprodures en voor het gebruik door de media van imaginaire “uitkeringsfraudeurs” als zondebokken. De vagevuurlogica is duidelijk in speeches van Iain Duncan Smith, toenmalig Minister voor Werk en Pensioenen, die zorgde voor een buitengewone toename in uitkeringssancties in de periode 2010-2013:

“…niemand zal over het hoofd gezien worden of zonder hulp worden achtergelaten… maar we zeggen tegen iedereen dat er geen mogelijkheid meer is om je te onttrekken aan een streng werkzoekregime. Als mensen vast zitten in een positie van afhankelijkheid van de staat, worden hun talenten te vaak verspild… enerzijds aan pogingen om meer geld van de staat te krijgen… anderzijds om de staat te ontlopen wanneer individuen geduwd worden richting de schaduweconomie of de donkere wereld van de kleine misdaad.”

Hier komen werkzoekenden uit de bus als potentiële misdadigers, als luie bedelaars, als sluwe klaplopers die misbruik maken van veel te vrijgevige uitkeringsstelsels en die op die manier hun talenten vergooien. De morele boventonen zijn duidelijk: zelfs “vergooide talenten” spiegelen de bijbelse “Parabel van de Talenten”, waarin het niet gebruiken van je gaven zondig is. Het is opvallend dat, hoewel deze speech een heel gebruikelijk onderscheid maakt tussen oprechte en dubieuze werkzoekenden, alle werkzoekenden worden onderworpen aan een “streng” regime. Straf is verplicht. Het nieuwe systeem verwacht dat werkzoekenden de nodige inspanningen hebben verricht nog voordat ze zich inschrijven, als bewijs van hun toewijding aan het proces.

In 2015 gaf premier David Cameron ook uiting aan de vagevuurlogica door uitkeringshervormingen te presenteren als een manier om problemen op te lossen die gecreëerd waren door voorgaande systemen, met name “afhankelijkheidscultuur”: “Dat het loont om niet te werken. Dat je iets verdient voor niets. Het bracht ons miljoenen mensen die thuis zaten nog voordat de recessie toesloeg. Het creëerde een cultuur van denken dat je ergens recht op hebt.”

Hier komen we de zonde hoogmoed tegen, weigeren te werken, naast de zonde ledigheid – “thuis zitten”. Deze individuen hebben een overtreding gemaakt tegen de “protestantse moraal” die werken beschouwt als de enige manier om geluk te verdienen. Hoewel Cameron dit deels poneert als de uitkomst van perverse prikkels binnen vorige uitkeringsstelsels, beschouwt hij het ook als persoonlijk moreel falen: “Eerst moeten we armoede bij de bron aanpakken, of het nu schulden zijn, een gezin dat uiteen valt, falen in het onderwijssysteem of verslaving. Daarna moeten we erkennen dat de enige lange termijn-oplossing voor armoede werk is.”

Individuen schuldig achten aan krachten in het systeem die met tussenpozen voor werkloosheid zorgen, is weliswaar bekritiseerd op ideologische gronden, maar het punt hier is om de gedachtegang achter deze uitkeringshervormingen te begrijpen. Werk wordt gepresenteerd als verlossend, een lapmiddel voor morele tekortkomingen, ook al neemt het aantal werkende armen toe. Uiteindelijk stelt Cameron voor dat werkzoekenden zonder betaling gemeenschapswerk zouden moeten verrichten, zoals het schoonmaken van parken. In plaats van het bestrijden van werkloosheid door daadwerkelijk schoonmakers of tuiniers in te huren, grijpt het uitkeringssysteem om zich heen als een vagevuurcomplex voor het tot stand brengen van straffen.

Werkzoekenden die wij hebben gesproken over hun ervaringen omschrijven baanloosheid niet zelden in termen die doen denken aan het vagevuur: bijvoorbeeld “niets doen”, “limbo”, “in de ijskast gezet”, enzovoorts. Velen zagen de interacties met medewerkers van de uitkeringsinstantie als vernederend en zinloos. En toch, wanneer ze werden gedwongen tot sollicitaties, cursussen en stages die vrijwel zinloos leken, aanvaardden velen van hen deze behandeling als goed voor hen: het “gaf structuur”, “zorgde dat ze uit bed kwamen” of “hield ze gewoon bezig”. Dus hoewel het regime onplezierig, pijnlijk en soms zelfs dodelijk is, aanvaarden veel individuen het liever dan dat ze ertegen in opstand komen, omdat zij het morele idee van het vagevuur delen: de straf zal uiteindelijk de moeite waard blijken. Veel werkzoekenden die wij spraken, stelden dat zij geen ‘echte’ werklozen waren, dat het anderen waren die sancties verdienden.

Weinig beleidsmakers of medewerkers van uitkeringsinstanties denken letterlijk aan het vagevuur, maar toch is het idee van hervormende straf het centrale idee achter sancties jegens de baanlozen. Onze theorie is bedoeld om licht te werpen op de culturele logica die zaken als activering en de bredere hervormingen van de verzorgingsstaat drijft. Natuurlijk kan de vagevuurlogica ideologisch bekritiseerd worden, maar zelf binnen dit idee is er ruimte voor een humanere en meer rationele manier om met mensen om te gaan en een wat barmhartiger soort vagevuur tot stand te brengen. In plaats van activering stellen wij een onvoorwaardelijke uitkering voor, waar individuen hun eigen transformatie vorm kunnen geven zonder de dreiging van sancties, zodat elk aanbod van ondersteuning en training optioneel is. Oftewel, het herontwerpen van uitkeringsstelsels met in gedachten een ander religieus idee – namelijk: niet oordelen over anderen.

Tom Boland en Ray Griffin
(De auteurs geven beiden les aan het Waterford Institute of Technology, waar ze leiding geven aan het Waterford Unemployment Experiences Research Collaborative (WUERC), onderdeel van het Centrum voor de Studie van de Morele Grondslagen van Economie en Maatschappij. Hun werk bestudeert de huidige ervaring van baanloosheid, uitkeringen en de arbeidsmarkt. Hun in 2015 herdrukte werk over de sociologie van baanloosheid werd gepubliceerd door Manchester University, en momenteel onderzoeken ze de morele en culturele betekenissen van arbeid en bijstand.)