Een interview met John Holloway (crisis-discussie deel 13)

Many-headed hydra op Londense grafsteen: de vele koppen van het verzet

De laatste twee bijdragen in onze discussie over links en de crisis gingen over de ideeën van John Holloway, de auteur van “Crack Capitalism” en “Change the World Without Taking Power”. Hieronder een door ons vertaald interview met Holloway, dat deels gelezen kan worden als voortzetting van die discussie. Het gaat over de rellen in de UK, protesten tegen de bezuinigingspolitiek, de Arabische Lente en meer.

De andere bijdragen aan dit debat vind je bij het thema “Discussie”.

Je schrijft in de traditie van het autonome marxistische denken die de anti-kapitalistische strijd lokaliseert op het niveau van het dagelijkse leven. Hoe kwamen die ideeën tot stand? Laten we beginnen met een korte schets van het debat over de oorsprong van de staat. Waar was dat een reactie op? Kun je, voor iedereen die niet bekend is met je teksten, uitleggen hoe die ideeën werden ontwikkeld door je werk met het tijdschrift “Common Sense” en later met “Change the World Without Taking Power” en “Crack Capitalism”?

Holloway: Ja, ik denk dat we moeten uitgaan van de alledaagsheid van anti-kapitalistische strijd om te kunnen zien dat de weerstand tegen het kapitalisme een integraal onderdeel is van het leven in de kapitalistische maatschappij. Als we dat niet kunnen, dan wordt de strijd tegen het kapitalisme onvermijdelijk elitair en zelfvernietigend. Deze stelling kan ver af lijken te staan van het debat uit de jaren 70 over de oorsprong van de staat, maar ik denk niet dat dat zo is. Het debat over de oorsprong van de staat – dat in West-Duitsland aan het eind van de jaren 60 ontstond en die Sol Picciotto en ik introduceerden in Engelstalige discussies met ons boek “Staat en Kapitaal” (1978) – stelde dat de beste manier om het kapitalistische karakter van de staat te begrijpen is om het te zien als een specifieke vorm van de kapitalistische verhouding, van de relatie tussen kapitaal en arbeid. Met andere woorden: op dezelfde manier waarop Marx de verschillende vormen van kapitalistische sociale verhoudingen (geld, kapitaal, rente, etc.) afleidde uit de meer fundamentele vormen (uiteindelijk, zou ik nu zeggen, van het dubbele karakter van de arbeid in de kapitalistische maatschappij), was het nodig om dat proces aan te vullen door het bestaan van de staat als een bijzondere vorm van sociale relaties af te leiden uit de meer fundamentele vormen van kapitalistische sociale verhoudingen.

Het belangrijke punt is dat dit het kapitalistische karakter van de staat niet zoekt in wat de staat doet (haar functies), maar in haar bestaan ​​als een sociale vorm, onderscheiden van andere sociale vormen. Het is haar specifieke vorm die de staat kapitalistisch maakt. Dat is eigenlijk heel duidelijk: het is precies het feit dat de staat (door haar bestaan ​​zelf) het communale van ons afneemt en in handen geeft van betaalde functionarissen, wat de staat onderdrukkend en van ons vreemd maakt, ongeacht wat hij daadwerkelijk doet. Hieruit volgt, denk ik, dat het onzinnig is om na te denken over het veranderen van de maatschappij via de staat. Dat lijkt een voor de hand liggende conclusie, maar in die tijd zei eigenlijk niemand dat, voor zover ik me herinner, en sommige mensen die het debat hadden gevolgd leken verrast toen ik dit punt expliciet maakte in “Change the World”.

Voor mij was de belangrijke stap vanuit het debat over de oorsprong van de staat om te betogen dat vorm moet worden opgevat als vorm-proces, als een proces van het vormen van sociale relaties, een proces van het kanaliseren van sociale relaties in patronen die compatibel zijn met de reproductie van kapitalistische sociale relaties. Zo bezien is de staat een voortdurend proces van statificatie, geld is een proces van het te gelde maken, abstracte arbeid is een proces van abstractie van de menselijke activiteit, en ga zo maar door. Al deze categorieën zijn conceptualiseringen van een actieve strijd die de hele tijd plaatsvindt, een actieve strijd die het leven van ons allen doordringt. Dus, te zeggen dat de staat een vorm is van kapitalistische sociale verhoudingen, en vorm te begrijpen als een proces van vorming, leidt direct tot het zien van het dagelijkse leven als een actieve strijd tussen dit proces van vorming en een weerstand die zegt: “Nee, wij weigeren, we gaan in een andere richting, doen dingen op een andere manier.” Zo bezien is het dagelijks leven een constante beweging in-tegen-en-buiten het kapitaal. (Het artikel dat de fundamentele stap maakt in de redenering van vorm naar vorm-proces was een tekst, getiteld “De staat en de dagelijkse strijd”, die ik schreef in 1979, maar die pas in 1991 in het Engels werd gepubliceerd, toen het werd opgenomen in Simon Clarkes boek over het “staatsdebat”).

Er waren natuurlijk andere stappen op de route, in het bijzonder “In en tegen de staat” van de London-Edinburgh Weekend Return Group, waar het samenwerken met Jeannette Mitchell, Cynthia Cockburn en anderen me echt heeft geduwd naar een andere manier van denken over het schrijven, en daarna de ervaring met het Edinburghse tijdschrift “Common Sense” (met Richard Gunn en Werner Bonefeld als drijvende krachten) en de latere boeken over “Open Marxism” (uitgegeven door Pluto in 1992 en 1995).

Ik verhuisde naar Mexico in 1991 en toen kwam de opstand van de Zapatistas op 1 januari 1994, met hun oproep om de wereld te vernieuwen zonder de macht te grijpen. Dat creëerde zo’n stimulerende nieuwe context voor het denken en praten over deze ideeën, steeds bezield door discussies met vrienden, collega’s en studenten hier. Daaruit vloeide “Change the World Without Taking Power” voort, en alle discussies die dat aangewakkerd heeft brachten me in aanraking met veel spannende groepen wereldwijd. En de constante vraag van “Wat gaan we doen? Wat moeten we doen als de wereld om ons heen uit elkaar valt?” – leidde tot “Crack Capitalism”.

Elders in dit nummer werpen we een kritische blik op de organisatievormen van de anti-globaliseringsbeweging, en vragen we ons met het binnentreden van deze nieuwe strijdronde af welke lessen geleerd kunnen worden. Om bij dit vergelijkend perspectief te blijven: hoe kan naar jouw mening een analyse van de stand van de mondiale verhoudingen van kapitaal (crisis) en klasse een bijdrage leveren aan ons begrip van hoe de huidige conflicten verschillen van die van de anti-globaliseringsbeweging? Zijn er praktische, organisatorische implicaties? Wat moet, gelet op de argumenten in je vorige werk, worden bewaard? En zijn er gebieden van de analyse die verder moeten worden ontwikkeld in reactie op de huidige, veranderende omstandigheden?

Holloway: Ik zie de door de verschillende Arabische bewegingen uitgeroepen “Days of Rage” van het begin van het jaar (2011) als de aankondiging van een nieuwe fase van de strijd/leven in-tegen-en-voorbij het kapitaal – een paar jaar geleden ingeluid door het Zapatista “Festival of Righteous Rage” (“Digna Rabia” – ik heb de neiging om dat onder invloed van Linton Kwesi Johnson te vertalen als “Righteous Rage”). De reproductie van het kapitaal kan in de huidige crisis alleen worden bereikt door middel van een venijnige en waarschijnlijk langdurige aanval op de manier waarop we leven, werken, spelen, en ons tot elkaar verhouden. Kapitaal kan alleen overleven door het menselijk leven op aarde te transformeren, op de middellange termijn waarschijnlijk met als consequentie dat het dat leven (en zijn eigen bestaan​​) onmogelijk maakt. De grote kapitalistische aanval (wat de Zapatistas “de Vierde Wereldoorlog” noemen, of wat vaak wordt aangeduid als neo-liberalisme, maar waarbij het belangrijk is om te zien dat het voortvloeit uit de logica van het kapitaal, niet uit de beleidsopties van overheden) richt al enorme schade aan.

Het elementaire idee van mens zijn, van het meer willen zijn dan een ding, raakt onlosmakelijk verbonden met woede tegen de heerschappij van het geld, woede tegen datgene wat de mensheid vernietigt. In een wereld van massavernietiging woedt menselijkheid, woedt rationaliteit, woedt waardigheid. Meer en meer leven we in een wereld van woede, maar niet al die woede is rationeel, of waardig, of wijst de weg naar een toekomst voor de mensheid. Misschien is het voor ons de vraag (vooral na de rellen in Engeland in de zomer van 2011) hoe we onze plaats vinden binnen die vloedgolf van woede, of en hoe we die kunnen sturen (of stukjes daarvan) in richtingen die voor de mensen een toekomst openen (en inderdaad andere vormen van leven). Dat is niet alleen een kwestie van het schrijven van boeken of het beantwoorden van interviewvragen, maar van het ontwikkelen van praktijken die wijzen tegen-en-voorbij het kapitaal. Hoop ligt in het feit dat miljoenen en miljoenen mensen dat al doen – het kapitalisme breken. Ik heb net een tekst gelezen van Kolya Abramsky die nu circuleert, waarin hij stelt dat nu de keuze zich aan ons opdringt tussen waardige en onwaardige woede: ik denk dat dat volkomen waar is.

Je praat over leven “in, tegen en voorbij” de dynamiek van het kapitalisme, leven in een constante strijd om een ​​zinvol leven te leiden tegen de gedwongen zinloosheid van het kapitalistische werk, ofwel abstracte arbeid. Maar wanneer we ons afzetten tegen het kapitaal betreden we onzeker en onbekend terrein. Ons te bevrijden van de limitaties van de arbeid, of te weigeren aan het lijntje te lopen, is dat niet een nogal bevoorrechte stap?

Holloway: Misschien is het een bevoorrechte stap – in veel gevallen is het dat – maar ik denk niet dat we privileges zo gemakkelijk aan de kant moeten schuiven. Het hebben van privileges kan een verantwoordelijkheid betekenen. Als sommigen van ons in omstandigheden leven waarin het makkelijker voor ons is om ongehoorzaam te zijn dan voor anderen, zou het absurd zijn om te beweren dat we dus gehoorzaam moeten zijn en ons moeten onderwerpen aan de disciplines van de kapitalistische arbeid.

Maar in feite is het niet (of niet alleen) zo. Voor de meeste mensen is het bevrijd worden van arbeid niet een kwestie van kiezen, maar een gevolg van het uitgestoten zijn. Werkloos te zijn, of in precaire arbeidssituaties te zitten, is over het algemeen geen bewuste keuze. De vraag is vervolgens wat we daarmee doen, en hoe we het zien. Mensen die uit het kapitalistische systeem van sociale cohesie worden gestoten, zijn over het algemeen gedwongen om andere vormen van sociale steun, andere manieren van leven te ontwikkelen. Ondanks alle moeilijkheden kunnen dat embryonale vormen van een andere maatschappij worden en de werkelijke, materiële basis van anti-kapitalistische opstand. De meer radicale Piquetero-groepen in Argentinië, bijvoorbeeld, gingen van het campagne voeren voor meer werkgelegenheid (“het recht op arbeid”!) over naar de strijd voor het creëren van zinvolle vormen van activiteit (‘doen’) buiten de kapitalistische arbeid (het duidelijkst verwoord door de MTD Solano). En het is het creëren van structuren voor wederzijdse ondersteuning door de uitgeslotenen, met name in de steden, dat de materiële basis heeft geleverd voor de meeste van de belangrijkste anti-kapitalistische opstanden in de afgelopen jaren (in Latijns-Amerika en elders).

Voor ons lijken de alledaagse voorbeelden van het antagonisme die je beschrijft in je werk, bijvoorbeeld het meisje dat een boek leest in het park in plaats van naar het werk te gaan, nogal kleine overwinningen te zijn. Gelet op de wijdverbreide weerstand tegen abstracte arbeid die je beschrijft, en die we momenteel meemaken met de toenemende strijdbaarheid van arbeiders en studenten, heeft je focus op deze individuele handelingen dan niet te weinig ambitie?

Holloway: Helemaal niet. Het belangrijkste zijn de lijnen van continuïteit, de lijnen van potentieel, de paden van het buskruit, die leiden van het meisje in het park tot de 15e juni op het Syntagma-plein of de Zapatista-opstand. Als we deze lijnen van continuïteit niet zien en koesteren, sluiten we onszelf op in een getto van wanhoop.

We vinden het moeilijk om ons voor te stellen hoe deze wijdverspreide alledaagse weerstand tegen abstracte arbeid, “de schreeuw”, zich kan manifesteren als iets meer dan een vorm van morele of ethische lifestyle. Loopt je argumentatie zonder een strategie voor collectieve actie niet het risico om, in het beste geval, te worden geïnterpreteerd als een vorm van lifestylepolitiek, of nog erger, een die ons leidt naar een vals gevoel van kameraadschap of gemeenschap op basis van een onduidelijke en abstracte notie van afwijzing?

Holloway: Ik begrijp het niet. Is de opstand in Griekenland geen schreeuw, of de “Ya Basta!” van de Zapatistas, of de “que se vayan todos” (“ze moeten allemaal gaan”: noot van de uitgever) in Argentinië, of de bezetting van de pleinen door de indignados in Spanje, of zelfs de Russische revolutie, of welke opstand ook die je wilt noemen? En waar zijn al die massale sociale kreten van afkomstig, als ze niet uit de dagelijkse onopgemerkte strijd en onvrede van duizenden en duizenden mensen komen? En hoe kunnen we de verbanden begrijpen als we niet focussen op de lijnen van continuïteit? Het punt van praten over scheuren in plaats van over autonomie is dat scheuren bewegen, vaak onvoorspelbaar en razendsnel.

De overlap in waarden tussen enerzijds het discours van de Britse coalitieregering rond de empowerment van de gemeenschap onder het motto “Big Society”, en anderzijds anarchistische, autonome politiek (zie Percy’s artikel in nummer 12 van Shift) is een goed voorbeeld van hoe ons handelen en hoe “alternatieven” kunnen worden ingelijfd door de staat. Hoe kan het “tegen-en-voorbij” van jouw begrip van “in-en-tegen-en-voorbij” benadrukt worden door degenen die betrokken zijn bij het ​​organiseren van de gemeenschap in dit politieke klimaat? Hoe laat zich dat vertalen in concrete acties, als we de bezuinigingen op overheidsdiensten aanvechten met alternatieve visies van sociale voorzieningen?

Holloway: De staat is de beweging van de inlijving van alternatieven – dat is wat het betekent om over de staat te praten als een vorm van kapitaal. Hoe kunnen we ons tegen dat proces teweerstellen? Waarschijnlijk alleen door in de tegenovergestelde richting te gaan, door communising. Door het kapitaal te zien als een vorm van sociale relaties zeg je dat de macht geen kwestie is van “wie doet wat tegen wie?” (de briljant ellendige formulering van Lenin), maar van hoe. Kapitaal is een hoe, een manier om dingen te doen, en de enige manier waarop wij het kunnen bevechten is door het te confronteren met andere manieren van doen. Onze manieren van doen zijn de bewegingen van communising, een samenkomen en het van beneden naar boven bepalen. En als dat beweging is, botst het met de leugens van de gemeenschaps-empowerment. Elk van onderaf bepaald proces zal snel in conflict komen met bezit en geld, terwijl de van bovenaf gepromote gemeenschaps-empowerment is gebaseerd op respect voor die vormen die gemeenschaps-empowerment onmogelijk maken.

Er zijn al veel pogingen gedaan om dit soort ideeën te vertalen in praktische actie tegen de bezuinigingen. Ik denk dat het belangrijk is om in de praktijk te laten zien wat de alternatieven betekenen. Voor zover mogelijk moeten we onszelf niet verdedigen op hun voorwaarden, maar datgene duidelijk laten gelden wat we (vaak al) doen. In het onderwijs, bijvoorbeeld, nemen velen van ons nu al als uitgangspunt de opvatting dat het enige onderwijs dat zin heeft er een is dat wijst naar een toekomst voor de mensheid, en dus gericht is op de vernietiging van het kapitalisme. Soms voelen we ons angstig om te zeggen wat waarschijnlijk voor de meeste mensen glashelder is, maar vaak is het belangrijk om het voor de hand liggende te benoemen. De beste verdediging is meestal de aanval: een aanval op de scholen, een aanval op de universiteiten, een aanval op de ziekenhuizen.

Met betrekking tot dat laatste punt, hoe denk je dat deze analyse van toepassing is op de recente ‘rellen’ die ontstonden na het neerschieten van Mark Duggan? Die waren duidelijk een reactie op de staatsonderdrukking en de uitsluiting van gemeenschappen van de kapitalistische welvaart, maar er waren wellicht ook regressieve elementen in veel van de acties die werden ondernomen. Die acties kunnen worden opgevat als antagonistisch aan de wurggreep van het kapitalisme over ons leven en onze steden, maar kunnen we de rellen van de laatste weken opvatten als onderdeel van een progressieve, anti-kapitalistische strijd?

Holloway: Wat de Engelse rellen duidelijk maken is het verschrikkelijke gevaar van een wereld waarin woede meer en meer duidelijk centraal staat. Het is alleen door middel van woede (de schreeuw) dat sociale verandering op gang kan komen, maar woede is verschrikkelijk gevaarlijk. Het kan zich heel gemakkelijk tegen ons keren, in verschrikkelijk destructieve vormen. Aan de ene kant ben ik blij met de explosie van woede en de plundering van de plunderaars, maar aan de andere kant maken de rellen het destructieve potentieel van de sociale woede duidelijk. Ik denk dat Kolya Abramsky terecht wijst op het feit dat onze mogelijkheden voor het creëren van een betere wereld tijdelijk kunnen zijn. Er is een besef dat de meer negatieve aspecten van de rellen een uiting zijn van het falen van de Britse studenten om te doen wat de Chileense studenten nu aan het doen zijn, net zoals zou kunnen worden betoogd dat het verschrikkelijke geweld in Mexico vandaag de dag mede te danken is aan ons onvermogen om de kans te pakken die door de Zapatista-opstand was gecreëerd. De oorlog die we moeten winnen is de oorlog van woede, en ik vermoed dat de enige manier waarop we dat kunnen doen is door de basisbeweging van communising. Met andere woorden, “Crack Capitalism”.

In een recent interview met Variant gingen de interviewers in op je kritiek op de politieke betrokkenheid bij democratisering, als die betrokkenheid los blijft staan van een inzet om “geld-kapitaal-staat-abstracte arbeid” af te schaffen. Toch is democratisering de kern van de radicale politieke breuken waarvan wij nu getuige zijn – met een crisis van de staatsmacht (gevallen dictators in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, en crisis van de liberale democratie in Griekenland en Spanje) in combinatie met experimenten van participatieve democratie binnen de politieke bewegingen die deze crisis hebben aangeslingerd. Voor ons zijn ze spannend omdat ze een massa-element bevatten dat ontbrak aan de politieke bewegingen in ons leven. Denk je dat de beweging voor echte democratie in Spanje, of de democratiseringsbewegingen in de Arabische wereld dat element van afwijzing van “geld-kapitaal-staat-abstracte arbeid” bevatten? Wat kunnen we leren van die ervaringen in het ontwikkelen van de radicale politiek die je in gedachten hebt?

Holloway: Ik ben het er helemaal mee eens dat dit erg spannende bewegingen zijn. Echte democratie is een drempelconcept (zoals dat inderdaad voor alle grote concepten van strijd geldt). Het opent een deur en nodigt ons uit om verder te gaan. We kunnen de uitnodiging weigeren en blijven waar we zijn, met de lege abstractie van democratie, zoals sommigen ongetwijfeld willen. Of we kunnen de uitnodiging aannemen (net als vele anderen) en nadenken over hoe echte democratie eruit zou kunnen zien. En daar zien we dat de ervaringen van het Tahrir-plein, van de Puerta del Sol en Syntagma en vele andere pleinen in Spanje en Griekenland ons duidelijk wijzen in de richting van een collectief proces van het bepalen van onderop, een proces van communising. En die beweging van communising wordt meteen een aanval op de decreten van de rijken, van het kapitaal, van het geld. Het is onvermijdelijk, denk ik, dat het in botsing komt met de heerschappij van geld-kapitaal-staat-abstracte arbeid. Ik neem aan dat mensen die de voorkeur geven om alleen te praten over democratie (Hardt en Negri, bijvoorbeeld) zich dat realiseren, maar de beweging liever zelf laten ontdekken dat het geld in de weg staat van echte democratie. Ik kan daar wel een argument voor bedenken, maar ik zie het proces van theoretische reflectie als onderdeel van de strijd om zo ver mogelijk langs de weg te gaan die is geopend. Onderdeel van de strijd tegen de reïntegratie van de beweging is om duidelijk te zeggen dat echte democratie een frontale aanval is, en moet zijn, op de macht van het geld.

De grote kracht van de beweging in Griekenland is dat ze, zo helder als maar kan, de frontale tegenstelling tussen echte democratie en de macht van het geld duidelijk maakt. Je hebt waarschijnlijk de video gezien, die aan de ene kant de duizenden demonstranten op het Syntagma-plein laat zien, en aan de andere kant, op slechts een paar meter afstand, de democratisch gekozen vertegenwoordigers van de staat, kruipend voor de macht van het geld. Waardige woede, rechtvaardige woede, een helder licht van hoop in een donkere nacht.